26
Wij verschansten ons op Thanet en herkregen langzaam onze krachten. Onze verliezen waren bloedig; ondanks dat bereidden wij ons voor op de volgende slag.
Hengist behield de hardvochtige drijfkracht waarmee hij ons en zichzelf geen rust gunde, maar richtte ons op dat ene doel: vergelding en herovering van het verlorene, tot elke prijs. Zijn zoon Aesko was geen haar beter. Hij deed mij vaak denken aan Byrge, hij was alleen niet zo lang en blond, eerder potig gedrongen als Hengist en rossig als vrouw Blida, maar hij had het onvervaarde, blufferige over zich dat de Jutse koningszoon gekenmerkt had; hij bruiste snel en handtastelijk op tegen mensen die hem de waarheid zeiden, zoals velen van ons dat nog steeds tegen de hertogen gewend waren. En net als Hengist had Aesko het halsstarrig denkbeeld in vlees en bloed opgenomen dat wij de Britse bodem nooit meer vaarwel mochten zeggen, integendeel, dat wij er ons in moesten vastkrampen als de wolf aan zijn buit, en de kroon op het werk zetten door blijvend terug te keren in het rijk van Rankgonus dat wij verspeeld hadden.
Wij hadden eindelijk - per schip - verbinding herkregen met