Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zwaard, de zee en het valse hart (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart
Afbeelding van Het zwaard, de zee en het valse hartToon afbeelding van titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zwaard, de zee en het valse hart

(1966)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

17



illustratie

Nog vóór Vortigern met zijn gevolg Oxhem in de witte morgen verliet, vroeg hij hertog Hengist de hand van Reonix. Het werd ons de volgende dag - bij een hernieuwde, spottende onzichtbaarheid van het hertogskind zelf - bekend. Het riep veel en verward gepraat op, hier en daar verontwaardiging; bij onze mannen die een zwak hadden opgevat voor Britse vrouwen een stille voldoening. Ik wist niet wat te denken. Ik durfde niet aannemen dat het hele geval met de heildronk uit de berekenende geest van Reonix zelf was voortgekomen; daarachter moest een andere opzet schuil gaan.

Er waren er heel wat die mijn vermoeden deelden; het wekte onbehagen dat onze hertogen al meer voor ons verborgen wat in hen omging, tenzij dan dat het in een bevel zonder vooroverleg aan het licht kwam. De loop der dingen bevestigde dat Reonix' bloedverwanten de beramers geweest waren van haar verschijnen in de zaalhof. Hengist had niet alleen geweten dat koning Vortigern op dat tijdstip in Lundunwike verbleef, hij had - door zijn zonen of eerder nog door de slimme Ebissa die elke reis naar de Britse haven gebruikte om ogen en oren de kost te geven en die de

[pagina 70]
[p. 70]

Britse taal verwonderlijk snel aanleerde - de zekerheid gekregen dat Vortigerns koningin, de moeder van de prinsen Guorthemir en Cantigern, sinds lang gestorven was en dat Vortigern in wilde echt geleefd had met ettelijke Brittinnen, zelfs waarvan één een slavin, verhandeld op de markt, maar dat hij nooit een van haar tot koningin had willen verheffen.

Het najaar begon met een jachtig heen en weer rijden van boden en onderhandelaars tussen Lundunwike en Oxhem. Mijn bitterheid groeide evenredig met de veelvuldigheid waarin zij kwamen en gingen. Hertog Hengist en vrouw Blida hadden kennelijk het voornemen hun dochter duur te verkopen. Ik deed niet meer mee aan de gesprekken en gissingen van de makkers, maar zocht de eenzaamheid zoals vroeger als mij het benauwde hart bijna uit de voegen barstte. Mijn wrok en mistroostigheid waren groter dan mijn vrees voor de wildernis van het krakend en grijnzend herfsthout waarin ik mij verbergen kon: maar ik was toch zwaar verwonderd toen ik op een van de rode, hol wapperende najaarsdagen langs een van de bospaden voor mij uit de gedaanten zag lopen van Hengist en Ulbran Ulensneb. De hertog liep met gebogen hoofd, klein, machtig, een hard brok geschapenheid; de priester scheen als naar gewoonte te spreken in schaarse en langzame termen. Hun aanblik maakte mij beschaamd; ik schoot terug in het onderhout ofschoon ze mij gehoord noch gezien hadden.

Ik zocht kort daarop het gezelschap van de priester. Hij zat zwijgend tegenover mij in de schemer en de beschutting van de

[pagina 71]
[p. 71]

aarden wal, terwijl grijze kou ons inwikkelde. Ik deed mijzelf geweld aan door het eerst te spreken. ‘Vertel mij, Ulbran, van het onvermijdelijke,’ zei ik. ‘Maak het mij aanvaardbaar.’ De priester mat mij met een lange, wantrouwig-trieste blik. ‘Het onvermijdelijke,’ zei hij toen. ‘De adem in je borstkas en het bloed in je aderen die hun kringloop beschrijven, alles wat ons maakt of wij het willen of niet... De onmogelijkheid om het laatste raadsel op te lossen dat Wodan zijn verslagen zoon Balder op de brandstapel influistert. De onlesbare dorst van Donar die hem nu en dan de zee laat leegdrinken. De blindheid van Hoder waardoor Loki de speer van de maretak in Balders borst plant. De grote grondeloos-gruwelijke avondschemering die het geschapene tegemoet gaat.’

Hij hulde zijn hoofd in met een slip van zijn mantel als tegen de herfstkou, maar mij leek het een rechterlijk gebaar. ‘Het onaanvaardbare dat men rechtopstaand ontvangt als het mes in de strot. Eén korte hevige pijn voor de moedigen. Een langgerekte foltering voor de weifelaars die niets aanvaarden.’ Ik wroette lange tijd met mijn zwaard in het zand zonder dat ik de schrijfsels nog zien kon die ik maakte. ‘Maar dat is de tegenspraak!’ zei ik toen schor van verzet. Ulbran Ulensneb lachte vreugdeloos. ‘Het leven is de tegenspraak!’ zei hij. ‘Men neemt het aan en gedraagt zich als een man of men slaat de hielen algedurig tegen de prikkels - en lijdt dagelijkse pijn.’

Wij zaten weer roerloos tegenover elkaar. Toen zei ik: ‘Waarom verkoopt hertog Hengist zijn dochter? Is de prijs zo hoog dat

[pagina 72]
[p. 72]

hij vergeet vader te zijn? Of is dat ook het onvermijdelijke?’ Ulbran Ulensneb stond op. ‘De hertog Hengist,’ zei hij, ‘weet iets van het onaanvaardbare dat niet ontlopen wordt. En de hertog heeft een broer die ver en genadeloos dóórdenkt. Goedenacht.’ Ik knaagde in de daarop volgende dagen lang na op Ulbran Ulensnebs woorden. Ik kon ze niet anders uitleggen dan wanneer ik eindelijk hertog Horsa, de zwijgzame en achterdochtige die nooit lachte, als ontwerper beschouwde van het koppelplan en in hertog Hengist de desnoods onwillige uitvoerder. Ik had de priester gevraagd welke prijs wel voor Reonix bedongen was; de hertogen konden de onderhandelingen met Vortigerns zendboden niet langer voor ons verheimelijken. Het zou een koninkrijk zijn; kort en goed, het hele gebied van Rankgonus met de stad Kantelberg en alle nederzettingen en bossen tot aan de witte, steile kliffenkust waarachter de Jutten hun toevlucht hadden gezocht. Een koninkrijk voor een bruid! Het ontstellende was dat de bruid, als zij zich vertoonde in bleke, zedige hooghartigheid, de belichaamde instemming leek met de honger naar land en gezag van onze leidsmannen. Ik had de vage twijfel aan Reonix' schuldeloosheid in de hele opzet niet hoeven hebben: zij wist dat zij de hoge inzet was van een kansspel; zij leek in haar onverstoorbaar meespelen verder, kouder, begeerlijker voor ons allen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken