op geen steenworps afstand meer lag. Thuis in het oude land waren weide en bos en in slechte tijden ook de akkers gemeenschappelijk eigendom geweest van de stam; zo hadden wij ook het eiland Thanet beschouwd en wij waren niet van plan het geboomte op Britse bodem met andere ogen te zien. Er kwamen aldoor mensen van Rankgonus kijken, openlijk en verstolen, toen wij al begonnen waren met de bouw van een Friese hofzaal, van hout weliswaar, de reten tussen de balken met leem gedicht, maar het was ons eerste grote bouwwerk op de vreemde bodem, afgezien van de onderkomens op Thanet. Wij omringden het met een gaanderij voor de gewapenden, slaapsteden, vuurhaarden, ovens en bierketel. Wij zwoegden er aan tot de winter werkelijk inviel; toen was het bruikbaar als burcht en toevlucht voor een geduchte hoop volks.
Onze hertogen deelden de Friese manschap in twee groepen; een ervan bleef onder Horsa bij de Jutten op Thanet, want wij wilden een oog op die goede vrienden houden, ook bij de verdeling van de leeftocht die men vanuit Lundunwike naar het eiland bracht. Een ander deel onder Hengist betrok de nieuwe hofzaal die wij Oxhem genoemd hadden; Skene sloeg driemaal met de hamer tegen de poort, op de haardsteden en de wapenkamer en wij goten het bloed van een slachtos in de voorden om het huis. De eerste natte sneeuw viel al, de winterevening naderde, de stormen scheerden langs de kust, toen wij ons nestelden op de vaste Britse wal.