Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zwaard, de zee en het valse hart (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart
Afbeelding van Het zwaard, de zee en het valse hartToon afbeelding van titelpagina van Het zwaard, de zee en het valse hart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.19 MB)

ebook (3.60 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zwaard, de zee en het valse hart

(1966)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 35]
[p. 35]

8



illustratie

Wij bleven waakzaam naar het noorden optrekken omdat wij er zeker van waren dat er nog meer invallers rondstroopten. Wij waren lichtelijk bedwelmd door onze overwinning en daarbij niet zonder wraakgevoelens. Toen wij nog twee of drie grote benden naaktlopers op het spoor kwamen viel ons hun vernietiging net zo min moeilijk als de eerste keer. Wij lieten met opzet enkelingen ontvluchten om de mare van onze aanwezigheid en nadering aan hun soortgenoten te kunnen vertellen die nog argeloos waren omtrent ons. Na een opmars van enkele dagen toen wij een golvende, lege, tanige vlakte bereikten, zagen wij aan de kim nog een horde die snel naar het noorden wegtrok. De Pikten en wat er maar met hen meeliep hadden hun grote rooftocht zichtbaar opgegeven.

Wij keerden terug, onze hertogen op veroverde paarden; te paard vervoerden wij ook onze zwaargewonden. De karren van de invallers lieten wij staan als nutteloze buit. Wij gingen langs de heerbaan in versnelde tred. Overal waar wij de vijand hadden geslagen was het nog zwart van raven en grauw van karkassen. Het weer betrok mistiger: de zon vergrijsde voor onze ogen aan

[pagina 36]
[p. 36]

de lucht. Wij waren al weer in de omstreken van Verulam en zagen de eerste nederzettingen achter hun aarden wallen, toen ons een groep gewapend ruitervolk tegemoet rukte. Wij bleven staan en onze hertogen zeiden: ‘Daar komen de prinsen Guorthemir en Cantigern - als het zout na het wildbraad!’ De zonen van koning Vortigern en al de jonge ruiters die zij bij zich hadden sprongen van de rijdieren en begroetten onze leidslieden; zij riepen: ‘Hier zijn we! Het heeft tijd en moeite gekost de mannen bij elkaar te brengen, maar wij zijn gereed voor de veldtocht!’ Onze aanvoerders en wij zelf konden het lachen niet houden; Hengist bedwong zich het eerst en zei: ‘Edele prinsen, uw bereidheid tot vechten komt te laat, de vijand is teruggeslagen.’ En hij begon zo goed en zo kwaad het ging, geholpen door de andere hoofdlingen, de Britse koningszonen te vertellen van onze ontmoetingen met de Pikten en hun uiteindelijke terugtocht. Ik weet niet of de Britten teleurgesteld waren of opgelucht; Cantigern omarmde Hengist en zei: ‘Dat is nieuws waarvoor de trompetten zullen worden gestoken! Wij rijden terug en maken de overwinning onderweg bekend!’ Met die woorden keerden zij om en verdwenen snel voor ons uit, en wij hadden er het vermaak van.

Overal waar wij langs reden vertoonden zich nu mensen, zij juichten behoedzaam en boden ons te eten en te drinken aan, en wij proefden eindelijk weer de Britse mede die glansrijk in onze hoofden zong. Maar ons eigenlijk feestmaal kregen wij toch pas in Lundunwike, waar de hofzaal van koning Vortigern te klein

[pagina 37]
[p. 37]

was om ons te bevatten; zodoende richtte men voor ons op een weide buiten de burcht geweldige tafels aan. Vortigern was ons, nu met Guorthemir en Cantigern aan zijn zijde, tegemoet gereden buiten de wallen, de trompetten waarvan de prinsen hadden gesproken werden gestoken, een geluid waarbij het bloed van vreugde opspringt, en wij werden op slag naar het feest geleid. Men had vaten vol drank aangerold en aan ijzeren braadspitten wentelden de rompen van jonge, vette runderen; wij sneden er ons gerak uit met de Piktische messen die wij onderling hadden verdeeld en verdobbeld, en Heten elke Brit die overwinningstekens zien, opdat zij niet zouden denken dat onze verhalen over de afstraffing van de beschilderde rovers snoeverij waren.

De koning luisterde naar onze verhalen met een opgetogen glinstering in zijn kleine zwarte blik, nu wij de verschrikking van zijn steden en herenhoeven hadden afgewend; hij reikte al onze aanvoerders zware sieraden uit, gespen en polsbanden en gordels met edelstenen zoals hij ze zelf droeg, en ook een aantal van ons geringere volgelingen kreeg geschenken. Ik ontving een kleurige mantel waarmee ik trouwens geen raad wist zodat ik hem diezelfde avond nog inzette bij het kansspel en gelukkig verloor.

Zo aten en dronken wij machtig en mateloos na onze ontberingen en inspanningen; wij waren allemaal mager en hol, maar welgemoed; de Britse krachtdrank raasde lieflijk en daarna doldriftig door onze aderen, wij verloren onze laatste schroomvalligheid en begonnen om vrouwen te roepen. Ik zag dat Hengist, Horsa en Sigulf de mannen trachtten te sussen, maar Byrge en

[pagina 38]
[p. 38]

Brede zelf gingen hun voor in het eisen van vrouwelijke speelgenoten. De koning en zijn zonen en edelingen lachten zuurzoet om onze dreunende koren, wij sloegen met de drinkschalen op de tafels dat het rammelde. Vortigern liet vlak daarop een aantal slavinnen uit zijn eigen werkschuren en huishouding ontbieden, maar haar aantal was niet voldoende voor de begeerte naar goed gezelschap die als een vuur onder onze mannen Mep; zodoende kregen alle aanzienlijken in de stad opdracht hun jeugdig en onderhorig vrouwvolk naar de feestweide te sturen. Zij waren na de eerste bange deemoed toeschietlijker en vrolijker dan ik verwacht had. Toen zij een keer met ons gedronken hadden stond niets onze vreugde in de weg. De enige die met een donker oog had gekeken - hij verdween voor het minnespel ernst werd - was de Christenpriester in zijn witte wollen mantel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken