zij waren met honderden. Zij renden met gedrilde speren op Jutten en Angelen af die als een levende uittarting roerloos achter het zuigzand van de dood op hen wachten, de bijlen ter hand, de muur van schilden voor zich, vele ervan met takken bekleed zodat het leek of zij achter heesters hurkten.
Ik hield de adem in toen de Pikten hun langgerekte oorlogskreten slaakten. De driftigsten konden zich zelfs niet weerhouden hun speren te slingeren al kwamen die voor de voeten van de onzen neer. Er waren grote, gespierde en snelle kerels bij; hen greep het drijfzand het eerst. Wij zagen hen zinken, zij roeiden woest met de armen, plotseling was er dan het besef van de dood die hen wegzoog; zij brulden van woede en vertwijfeling. De anderen herkenden op slag het doodsgevaar. Zij deelden zich zonder aarzeling in twee slagorden die wijd zwermend om het drijfzand heen draafden waarin hun verzonken makkers de laatste stuipen trokken.
De twee legers stieten op elkaar. Wij zagen vanuit het bos de Pikten ordeloos en verbeten vechten; Jutten en Angelen smeten hen na het eerste handgemeen terug. De naakten wendden zich en zwoegden om het drijfzand heen terug, naar de heuvel vanwaar zij gekomen waren. De pijlen van onze schutters aan de bosrand suisden hun in de flank. Zij tuimelden bij dozijnen. Friezen en Saksen verlieten de hinderlaag en sloten de heuvel met dubbele rijen af voor de Pikten de helling hadden bereikt. Vooraan in onze gevechtslijn stonden Hengist, Horsa en hertog Brede. De Pikten vochten voor hun leven, met te laat inzicht in de val-