Verzen(1932)–Theun de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] [De lucht waait open] DE LUCHT waait open en wit wordt van de glans van een uchtend boven vlagen van regen die neerhangen traag en bevruchtend. Pauwestaartkleurige morgen bewaaiert de horizonnen. Achter de heuvelen zijn stemmen op 't water begonnen: tweespraak van morgen en nacht. - O de wind die de groet van de kim bracht waar een verwonderde zon zich verheft, ons bijeen vindt en glimlacht. Bries in de populieren wekt glinstering van vogels die vluchten; de adem der aarde wordt dauw om het rijpen van bloemen en vruchten. Tusschen de zwarte velden glooit een zacht eiland van gras; berken als meisjes bevreesd staan wit en beschroomd om den plas; maar daarboven begint het geweld van den zomerdag; wolken steevnen voorbij met hooge geheschen vlag. Vorige Volgende