Verzen(1932)–Theun de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] De vlinder Ik lag en droomde en in mijn uiterst droomen werd ik een vlinder, dansend op zijn rondvlucht, trillende in den warmen wind, voluit naar vlinderluim en lust, niet anders dan een vlinder is: wat vleugels, licht en stuifmeel. Maar plots ontwaakte ik tot mijn vorig zelf. En mijmering neemt overhand op mij: ben ik een vlinder die zich mensch verbeeldde? ben ik een mensch, die zich als vlinder dacht? Dit echter weet ik: tusschen vorm en vorm is onderscheid, en tusschen mensch en vlinder afstand en grens. - Die heb ik overschreden. Vorige Volgende