Verzen(1932)–Theun de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Verzen van een witten magiër [pagina 21] [p. 21] De volkomenen Voor wie elk hemelsch weten is onthuld, wie van alle aardsche kennis zijn vervuld weten hun oorsprong en begaan DEN WEG zonder verbittring, zonder ongeduld. Den tijd van lijfsbehoud ten eind doorstaan, niet in het midden van den tocht vergaan is de volkomen wijsheid waarin allen reizende met zichzelf te rade gaan. Zij hebben vreesloos bergen overschreden, zij doken en geen vocht bleef op hun leden; zij zijn bedreigd door menig woedend vuur maar hebben pijn van vlam noch gloed geleden. Geen minnaars van het leven en den lach noch hunkrend naar hun laatsten aardschen dag aanvaardden zij hun tijdsdeel zonder vreugde, lieten zij 't zonder worstling of beklag. Geen haat heeft hen verteerd, geen drift doorbeefd; met herfsten koel en lenten luw, zoo heeft op de verborgen maat van 't onbegrensde hun leven zich als 't jaar ten eind geleefd. Deze is volkomen; die voor het gemeen liefdloos en haatloos allen diende en géén; die niet naar leven en naar dood gevraagd heeft, zichzelf verwierp en heerscher werd, alleen. Vorige Volgende