Verzen(1932)–Theun de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] [De schelp] Aan A. Plasschaert DE SCHELP: nog heeft zij bewaard stemmen van den oceaan, maar in een suizen, zoo onbezwaard, of golven stervend tegen elkander slaan. En in haar scheemrend ingewand bergt zij herinnering aan het onpeilbaar kleurig land waarin zij wiegend hing - rood van het rood der koralen, smaragd van het wuivend rijke groen waar wieren en algen ademhalen in een eeuwig jong seizoen; doorschijnend blauw van zomermiddagen spelende uit den aether gevangen, en het bleek zilver dat visschen dragen en de geschubde waterslangen; dan: onbeschrijflijk teer blies een god door haar heen de legende van 't water: scheppingssagen van eeuwen her en alle wondren van nu en later. Vorige Volgende