Herre lichtte openhartig het doopceel van Tjisse Landman: een koopman, die er wezen mocht, een fabrikant, die van een dubbeltje een gulden wist te maken; maar hard als een spijker en vrekkig als een hamster. - Er volgde een nieuwe, lange bespreking, voordat de avond luidruchtig werd en zelfs Herre in de drinkgelegenheid met de dure vrouwen, waarvan de buitenlanders steevaste klanten waren, zijn verbittering vergat. Maar de volgende morgen kwam men opnieuw bijeen; als het er nu toch begonnen om was, de particuliere zuivel-productie in Friesland onder toezicht van de melktrust te brengen, mocht men dien hebberigen Landman niet verwaarlozen, maar moest men hem zijn zin geven. Herre had somber zitten peinzen: - Wat, als we zelf eens in de buurt van Harlingen een stremselfabriek bouwen en hem dood maken? - Men overwoog het voorstel. Sommigen vielen Herre bij: dwarsdrijvers verdienden een lesje, en het leek niet kwaad, dien stijfkop voor eens en altijd op zijn nummer te zetten. Maar de meer bedrevenen bleven voorzichtig. - Een fabriek bouwen, louter om te concurreren? Het lijkt mooier dan het is! zeiden ze. - Zo iets kan de markt bederven, dat loopt uit op prijsgeknoei en kost meer geld dan het oplevert. - Nee, men moest dien Landman eenvoudig kopen; de kerel bedelde er immers om, net als een meisje, dat zich preuts houdt om de begeerte van de wervende party nog hongeriger te maken. -
Terwijl de gesprekken zich rekten, stond Herre op en liep naar buiten. Hij kon dit vragen en antwoorden, dit zoeken en trachten van over en weer, niet langer verdragen; het was, of het de lucht van de kamer dik en loodzwaar en verstikkend maakte. Hij zag alleen Tjisse Landman voor zich, sluw en gierig in het besef, dat men hem nodig had, en het beeld scherpte slechts zijn haat jegens den kerel. - De anderen mochten dan het besluit nemen, het was hem thans om het even, hij zou zich gewillig voegen! -
Toen hij des middags naar het hotel terugkeerde, ontving men hem met algemeen stilzwijgen, maar hij zag een welwillende glans in de ogen vonken; de gezichten stonden vol toeneiging geplooid; een der buitenlanders verborg een brede glimlach