Herre schoof op de stoel heen en weer, ontrust over de felle schranderheid van den vrager.
- Hm... hoe kom je daar zo bij? Wat voor Hollanders moeten dat dan zijn?
Tjisse's grauwpapieren gezicht kneep even bijeen, rimpels sneden om mond, neus en ogen, alsof onder het straffe oppervlak een ander wezen leefde.
- Ik vraag het jòù, man... jij moet 't weten. Ik vermoed 't al lang, om je de waarheid te zeggen. En daarom, eerlijk tegen eerlijk: voor wie werk jij?
Herre spoelde de laatste teug van de bruingroene koffie naar binnen.
- Ja, kijk 'ns hier, ik weet niet, Tjisse, of ik alles d'r zo maar uit moet flappen... Geraden heb je in elk geval, dat 't een vennootschap is, waar Hollanders in zitten. -
Tjisse verlegde de bottige, kromstaande knieën.
- Nou komen we dichter bij de waarheid - ik zie het al, Herre, die lui willen natuurlijk de friese zuivelindustrie in handen hebben... Geen raar idee! - Hij keek Herre aan en lachte voor 't eerst, schraaltjes en onnatuurlijk. - En nou moet Herre Wiarda d'r op af, om het klaar te spelen, hè? Liefst zonder dat het dien Hollanders en hemzelf een cent kost, is het niet?
Herre zat bedremmeld te kijken; hij verfoeide den bleken, gierigen kerel op dit ogenblik onverzoenlijker dan ooit. Het had hem koud en warm langs de rug gelopen, terwijl Tjisse sprak. Wat moest hij doen? Tjisse de volle waarheid vertellen? Hem een troefkaart in handen geven, die de listeling makkelijk weer tegen hem uit zou kunnen gooien? Hij trachtte te lachen, alsof het een kostelijke grap gold.
- Ver mis ben je niet, Tjisse, ho-ho! Maar d'r mankeert aan je redenering toch nog het een en ander. Kijk, ik wil je zonder omwegen zeggen, waar het op staat, en ik zal dan maar vergeten, wat je gezegd hebt over dat ‘het niks kosten moet’.
Hij boog zich dichter naar Tjisse toe, met bravering van