het dorp bleef dralen, de ‘raad’ vergaderde - dat was de spotnaam voor de praatgrage manskerels, die op de bruggen plegen bijeen te staan en wijdlopige gesprekken te houden? voegde Ekke zich er steeds bij, nog achterdochtig schuw, om met vragen te worden verrast. Maar het kwam zelden voor, dat iemand zich traag uit de kring naar hem toe keerde en vorste:
- Zo Ekke,... en hoe beviel het in de Wouden?
Dan kleurde het verlegen bloed Ekke's wangen; hij draaide op zijn klompen, en sprak moeizaam, alsof het geluid in zijn keel hard en ademloos werd:
- O, dááar... bouw en zo, 't werk is er héél anders... 't is hier geloof ik maar het beste.
Dat antwoord was genoeg. Meestal was de vraag ook enkel gesteld, om een stilte te breken, of een wending te geven aan het gesprek; de nieuwsgierigheid ging niet in kleinigheden, en Ekke was, temidden van mannen en opgeschoten lummels, weer veilig in zijn afgezonderd luisteren naar het wijze en onbetamelijke der redeneringen. -
Veel vertier was er in deze avondbijeenkomsten niet; en dikwijls begon Ekke de andere kant van de weg uit te lopen - de korte afstand naar het vaarwater, waar het bruine roeibootje voor de voetgangers naast de ruwe pont voor vee en wagens dobberde, en wolken en verten spiegelend braken in gedurige stroom en keerstroom. Daar stond hij stil en staarde; de stilte van het buitenveld grazig en diep; de driehoekskappen der spaarzame boerderijen overhuifden laag de groene aarde; er klaagden waterhoenders en grutto's; een reiger zweefde met verachtelijk brede wiekslag tegen het hoge licht van de lentehemel. -
In het begin van de Juni-maand kwam een der dichtbijwonende boeren na het avondwerk het erf van Regina opslenteren, Ekke zat tegen de zijgevel en las de kranten van de vorige dag. Het bezoek was voor hem: of hij mee kon helpen in de hooiing? - Hij nam het bod aan: dertien gulden weekgeld en de kost, zolang er werk was.