ging het, jawel, we zongen allemaal, hier... De Engelsen kregen op hun tabernakel...
Tjalling begon te vertellen. Zijn zachtgebogen rug spande zich, zijn blik werd licht en streng. Ekke nam hem verwonderd op.
- ...Modderrivier en Magersfontein en Stormberg en Col... Colenso...
Tjalling's hand maakte een leeg gebaar.
- Maar toen...! Ellende, allemaal ellende. Die verdomde Britten, zie, die hebben de meerderheid. Die sturen daar maar soldaten heen, en paarden, en kanonnen en van alles. Daar kan geen mens tegen op. Van Februari af gaat dat nou al. Klappen krijgen ze niet meer. De Boeren... ja, die bloeden, zeg ik je, moorddadig...
Ekke zag, hoe Tjalling, de zachtmoedige, de vuisten balde, het grijsblonde hoofd schoot bijna dreigend vooruit op de brede schouders. Ekke zweeg.
- Van Paul Kruger heb je toch gehoord? Nee? Van oom Paul niet...?
Ekke schudde het hoofd, en Tjalling trok de wenkbrauwen op.
- Maar wáárover praatten ze dan bij Sybranda?
Ekke keek Tjalling aan; verlegenheid in de ogen.
- Bij Sybranda... over het weer, denk ik, en het werk... maar ik was er niet zo vaak bij...
Hij dacht aan zijn vertwijfelde avonden. Tjalling begreep het en keek bedremmeld bij Ekke's eenzame woorden. Hij streek zich langs de stoppelkin, iets zachters sloop in zijn stem.
- Paul Kruger, nou, dat was zoveel als de president daar, het hoofd, zal ik maar zeggen... Een ouwe man, Ekke, die niet tegen de slagen kon. En nou heeft onze koningin 'm hier geroepen, in Holland. Met de Gelderland is ie gekomen, voor een week of vijf... Maar o - die Engelsen!
Tjalling verloor zich weer in gemompelde wraakzuchtige zinsneden, slikte de helft in, om de getroebelde herinneringen van den jongen niet te kwetsen en keek opnieuw met gescherpte blik de weg af. -