Het rad der fortuin
(1948)–Theun de Vries– Auteursrecht onbekend
[pagina 201]
| |
Johannes, en Ruth voelde zich vernederd en beschaamd door al deze goedheid. Oom Julien stuurde een postwissel van vijfentwintig gulden, waarmee ze doen mocht, wat ze wilde, en voor ze er erg in had, dacht ze aan een lange changeant-japon, die ze tegen wil en dank had moeten bekijken in een etalage aan het Grotekerksplein, maar ze vaagde het lichte, lokkende beeld onmiddellijk vol zelfbestraffing weg, en nam zich voor het geld weg te geven aan een fonds voor arme kraamvrouwen. Iedereen was lief voor haar, en erg trots op haar goede cijfers, en Ruth was diep verward en geroerd, en zag eensklaps, hoe vijandig ze zich tegen allen had gedragen. Ze bedoelden het goed met haar, ze kon er niet aan twijfelen; maar natuurlijk zagen ze het op hun wijze. Ze nam zich voor, minder opstandig te zijn; en er was die zomer een harmonie tussen haar en Carla, die iedereen, Carla misschien wel het meest, verwonderde. Ze hadden een huisje aan zee gehuurd. Ruth werd zachtgebruind, maar het kon haar niet schelen, terwijl alle andere meisjes van haar leeftijd in donkere hooggeknoopte strandpakken onder geweldige parasols wegscholen, om hun teint niet te bederven. Ze maakte grote wandelingen in de duinen, de zon was in haar hele lichaam; ze rolde in het zand, dat glad en rul en liefkozend tegen je leden vleide, en lag met dichte ogen te luisteren naar de branding en wilde nergens aan denken, vooral aan de toekomst niet, nu alles zo vredig was. Ze had immers de tijd, ze was nog zo jong; iedereen zei het, en ze geloofde het nu zelf ook. - Ernest kwam bijna elke dag over, en hij en Carla verdwenen vaak gearmd en dicht aaneen geprest in de duinen, en dat was het enige, wat een grote donkere onrust in Ruth's lijf te weeg bracht. Carla was ook lid geworden van ‘Ivy’, de deftige tennisclub naar de kant van Bloemendaal, zo deftig dat de meeste meisjes van Ruth's jaren in ‘Cap’ waren, en daar hoorden toch ook kinderen van dokters en leraren bij. - Carla had veel nieuwe kennissen; ze was stralend en verloor zelfs haar hooghartige onplooibaarheid. Maar Ruth benijdde haar niet, evenmin als de zwierige battisten en mousseline | |
[pagina 202]
| |
japonnen en matelothoeden, waarmee Carla's garderobe eensklaps overstelpt leek. In de zomer vol zeemuziek, met de wind in je haar en de ongerepte kracht van het levensgevoel in je lichaam was het geluk van anderen niet zo uitdagend meer.
Er bleef een lome en daadloze mijmerstemming in haar hangen, toen ze al lang weer thuis waren en de herfst zachtjes achter de ramen regende en er webben van waterstof tussen de bomen glinsterden. Mama scheen alleen te denken aan Carla's ophanden bruiloft, en dat maakte, dat Ruth veel meer dan ooit haar eigen wegen kon gaan, en in trage weldadigheid van de nieuwe vrijheid genoot. Ze wandelde en las de laatste maanden van '98 veel, liet zich verleiden mee naar de schouwburg te gaan, maakte kleine visite's, die de middagen aangenaam braken, en bemerkte daarmee, dat dit alles niet zo verschrikkelijk was, als ze zich steeds gedacht had. Ze drong elke morgen opnieuw de verwijtende gedachte weg, dat ze zo niet kon blijven leven, als ze laat opstond, en Sieboldje haar thee en geroosterd brood boven bracht. Toen ze nog op school was, had het haar altijd geleken, dat niets zo verrukkend zou zijn als deze vrijheid - dan zou ze eindelijk iets kunnen dóen; dan was ze geen schoolkind meer, maar een vrouw, die het leven in beide handen nam... Maar de rebelse denkbeelden van eertijds dreigden weer, nu ze verwerkelijkt moesten worden, met een al te drukkende verantwoordelijkheid. - Ruth wist geen raad met zichzelf; ze wist alleen, dat ze zich niet opgewassen voelde tegen de onafhankelijkheid, waarnaar ze altijd had gesnakt. Met wrevelige gemakzucht vermeed ze tante Flora; ieder gesprek met háár stelde voor een keus, al drong tante Flora nooit aan, ja, al sprak ze met zooveel woorden niet eens uit, wat ze verwachtte. Ruth zag het vol schuldbesef en ontevredenheid. Vroeger had ze vaak met tante gesproken over het kiezen van een beroep, misschien zelfs over de ongelijkheid om te studeren, en tante was stilopgetogen geweest. In die dagen had Ruth tranen van spijt gestort, omdat mama wel nooit haar toestemming zou geven. | |
[pagina 203]
| |
Ofschoon ze het nog nooit rechtstreeks gevraagd had, legde ze zich nu maar al te snel neer bij de veronderstelling, dat 't toch niet geven zou. Naarmate de nieuwe vrede thuis langer aanhield, verzwakte Ruth's verzet tegen de twee vrouwen, wier tegenstandster ze zich altijd gewaand had. Ze deed zelfs, eerst gedwongen, later meer en meer vrijwillig, wat ze vroeger een schande zou hebben gevonden: ze kleedde zich zorgzamer, om Carla's hoon bij voorbaat weg te nemen, en des winters maakte ze handwerkjes voor de bazar van de diakonie en de zending, toen mama aarzelend vroeg, of ze daarvoor ook niet iets van haar vrije tijd zou willen afstaan... Het werd een jaar van halfslachtigheid en tegenstrijdigheden, van beschaamde slingering tussen het moeilijke ideaal en de kleine verwendheden van de werkelijkheid thuis. Ruth's terughoudendheid jegens de vooruitstrevende vrouwen werd enkel groter, toen ze bij een van haar schaarsere bezoeken aan tante Flora een propagandiste van de Bond voor Vrouwenkiesrecht ontmoette, die uitvoerig vertelde van haar reizen in de provincie. Ze sprak er eenvoudig en goedmoedig over, alsof het een onvermijdelijkheid betrof, die men nu een keer had te aanvaarden: de dorpshotelletjes, waar het optreden der feministen een vermakelijkheid was, zoals de komst van een goochelaar of een duitse hoempa-troep; de tochtige logiezen, het ongedierte, de vuile bedden op lekkende zolders. - Tante Flora en de propagandiste lachten er zelfs om; het deed geen afbreuk aan hun overtuiging. En Ruth glimlachte zwakjes mee; maar er wies een panische angst in haar. Was de spot en de grijns van de niet-begrijpenden dan al niet erg genoeg? Nooit had de levenskeuze haar zo wanhopig geleken; inwendig verschrikt en ontmoedigd huiverde ze nu voor de vrijheid, die ze zich had toe willen eigenen, als ze de weg van tante Flora insloeg. Ze zou ze niet verdragen. Ze werd lid van ‘Cap’ - des winters waren er slee- en ijspartijen, waaraan ze opgewonden meedeed -, en van een dilettanten-toneel, waar een deel der jongelui comediestukjes opvoerde, terwijl een ander literaire avondjes belegde | |
[pagina 204]
| |
en Kloos en Gorter en Van Eeden las, en waar men uitvoerig debatteerde over het naturalisme. Ruth kwam zeer onder de indruk van ‘Mei’, en werd verliefd op den langharigen jongen man, die het 't eerst had gedeclameerd, en huilde heel erg, toen hij onverhoeds verhuisde. Ze gaven elkaar een fotografie, maar hij kuste haar niet, toen hij haar de laatste avond naar huis mocht vergezellen. Eerst schreven ze elkaar nog lange brieven; in Februari hield dat ook op. Ruth was gekwetst door deze ontrouw, en liet zich uit wraak door verschillende jongelui thuis brengen en zoenen in de gang, maar het maakte haar enkel nieuwsgieriger en verwarder, vooral van een van hen, die veroveringszuchtiger en volhardender was dan de rest en alles probeerde te krijgen. Als hij haar lang en wild geliefkoosd had, lag ze de halve nacht wakker, overal waren armen en strelende handen, en haar mond zwol in het donker na om de kussen, die ze ontvangen had, en in haar dromen verwilderden alle voorstellingen, ze zag Carla en Ernest eng-omstrengeld de duinen inwandelen, en ontwaakte met een schok. Ze hield niet van den hartstochtelijken vereerder, al liet ze zich dat hele voorjaar door hem nalopen en in de schemering van het park - de grote omweg naar huis - met een ongestilde honger naar een diepere liefde betasten. In haar verbeeldingen was het geen scherpgetekend mannenbeeld, dat ze aan die gedroomde gelukkiger omarmingen koppelde - en de jachtige onrust der laatste onervarenheid bleef van al die meisjes-avonturen over. - Sinds Nieuwejaar had ze zich niet meer bij tante Flora vertoond; ze had het te druk met vriendinnen, bezoeken, orgelconcerten, verjaardagen. Tante Flora scheen er mistroostig onder te zijn; Ruth voelde in haar zwijgen een sombere erkenning, dat de vertrouwelijkheid en de hoop van eens niet meer gerechtigd waren. Ze was licht ontdaan en beklemd, toen tante Flora onverwacht bij haar op bezoek verscheen; ze had haar ontvangen in mama's kamer. Tante Flora zag er moe uit, het haar lag strakker en grijzer over het hoofd, de schouders stonden mager in de vale japon. Ruth had een gevoel | |
[pagina 205]
| |
van schuld en schroom bij deze aanblik van zorgelijke treurnis. Ze dorst de ogen niet recht naar tante opslaan; en in de stem van tante Flora was een breuk, zodat alles, wat ze zei, doffer en doellozer klonk. Ten slotte schudde tante in trieste vertwijfeling het hoofd, en streek zich langs de slapen: - Ach nee, zei ze, ... ik kan maar niet rustig nadenken, niet zeggen, wat ik op het hart heb... Ik kom mezelf zo opdringerig voor, weet je... misschien word ik geremd door de omgeving hier... Wat doet het er ook toe, dat ik iets anders van je verwacht had? Ruth kleurde, en sprak het argument der anderen na: - Ik weet, wat u bedoelt... maar ik ben zo jong, tante... ik kan zo moeilijk kiezen. Tante Flora glimlachte gelaten. - Je schijnt toch op een of andere manier tot deze omgeving te horen, lieve kind. En eigenlijk heb je gelijk: je bènt jong. Je hebt recht op je jeugd. Je hebt de laatste jaren flink gewerkt; geniet nu van je vrijheid, en vergeet mijn feministische hebbelijkheden... Ruth werd een ogenblik week en beschaamd. - Tante, zeg toch niet zulke nare dingen van uzelf! Maar Ruth was opgelucht, toen tante Flora wegging, al kon ze dagen lang de vermoeide, vragende blik van haar ogen niet vergeten. In de voorzomer trouwden Carla en Ernest. Zij en Ernest's zusje waren bruidsmeisjes. Ze strooiden rozen op het kerkpad, toen het paar door den dominé was ingezegend. Bij het souper zat ze tussen twee jongelui in, die haar allerlei gewaagde dingen zegden, en haar vertelden, dat ze zo bekoorlijk bloosde, en des avonds danste ze wel met tien vrienden van Ernest, en allemaal maakten ze haar complimentjes, en zeiden, dat ze nog mooier was dan de bruid; - ze hadteruggeschertst, zacht gepurperd door de wijn en de opwindende woorden ‘Laat Ernest het maar niet horen!’ - en zich voorgenomen, om nu voorgoed met de laatste onachtzaamheid op haar uiterlijk te breken. | |
[pagina 206]
| |
Toen ze des avonds weer met mama thuis kwam en mama in tranen uitbrak, omdat Carla voor altijd uit huis was verdwenen, sloeg ze in oprechte vertedering de armen om mama's machteloos figuur en suste haar: - Maar u hebt mij toch nog! Ik blijf toch bij u! Ze bracht mama naar bed, en verzorgde haar als een hulpeloos, lastig kind. Toen ze zich langzaam ontkleedde op haar eigen kamer, drong het tot haar door, wat haar laatste gezegde betekende. Ze schrok er een oogwenk van. Ze had de weg van tante Flora, de moeizame en verantwoordelijke weg der vrijheid, verworpen! Ze had haar keuze gedaan! - Ze talmde met de borstel op het golvende, bruine haar: was ze dan reeds het tegendeel van wat ze altijd had willen worden? Het laken hulde haar met weldadige koelte in. Ze lag even wakker, de armen gekruist onder het hoofd. Niet elke vrouw kon toch een Mina Kruseman zijn! Ze stak de hand naar het nachtlampje uit en doofde het. In het diepe azuurdonker van de Juninacht ademde ze diep en regelmatig. De omstandigheden zelf hadden het zo beslecht. Hadden ze niet uitgewezen, dat zij, Ruth d'Aby, niet de kracht en de volharding bezat, die het ideaal vereiste? Ze zuchtte en sloot haastig haar ogen dicht. |
|