| |
V
Egmont kwam eerst bijna elke week thuis; toen slonken de bezoeken tot maandelijkse, en ten slotte was hij er alleen met Pasen, Pinksteren en de andere feestdagen. Hij was onaanrandbaar van mannelijke zelfingenomenheid in zijn nu goed zittende, altijd nieuwe pakken en hoge boorden. Bij zijn bezoeken aan Haarlem was hij zo weinig mogelijk thuis; hij zocht zijn oude vrienden op, en ging met hen in de paardetram naar Bloemendaal of de zee.
Ruth was zwak teleurgesteld over zijn gedrag, maar ze trok het zich niet bijster aan, want het leven had vele beteke- | |
| |
nissen gekregen sinds de grote verandering. Carla zat weer als van ouds veel in de salon, als mama in Kaar kamer was, en speelde onvermoeibaar Weber en de Mondschein-sonate en zong liederen van Mendelssohn. Drie maal per week ging ze naar een oude dame, die ze voor moest lezen; en Ruth begreep, dat ze daar het geld mee verdiende, waarvoor ze zich kleden kon, net als bij de Gheels. Carla keek Ruth evenals vroeger weinig aan en sprak alleen het hoognodige; maar Ruth had alle angst voor deze hoogmoed verloren, en Carla moest het merken, daaraan twijfelde Ruth niet. Het maakte haar eigen zelfbewustzijn enkel sterker.
De dames van de kerk begonnen die winter met gasthuisbezoeken; met bloemen en vruchten, die de diaconie bestelde en betaalde, liepen ze van bed naar bed in de troosteloze zalen; ook bonden ze boeken voor de zieken in. Carla deed er druk aan mee; het bracht haar in aanraking met de grote sultanes der haarlemse gemeente, en mama deed alles, om haar op te laten vallen en een goede partij voor haar te winnen; en Carla met haar lang, gesnoerd figuur, verfijnde manieren en muzikale talenten viel op, al kwam de goede partij niet stormenderhand opdagen. -
Ruth vond de gedachte, dat ook zij dit alles eens zou moeten doen, vreselijk. Meer en meer glipte ze naar tante Flora, des avonds, als ze met de hond, die Carla van de Gheels had gekregen, een straatje om moest; na schooltijd was ze er veel; en een enkele Zondagmorgen zat ze er ook, als mama en Carla naar de kerk waren; dan vertelde ze thuis, dat ze op de kraak had gezeten, omdat het daar zoveel frisser was; en mama zei, dat je niet naar de kerk ging, om frisse lucht te ademen, maar om van binnen zuiver te worden, en dat alleen mensen van mindere rang op de kraak zaten, en jongens van het gesticht, en dat zij beneden hoorde te blijven. -
Elk uur, dat Ruth kon roven, was ze bij de veelgesmade lieve vrouw, die geen aanmerkingen had op je wel eens onverzorgde nagels, en die net deed, of je óók een groot mens was, en je allerlei dwaze meisiesangsten uit je hoofd praatte en
| |
| |
lachte om Carla's zondagsschool. Het werd Ruth duidelijk, dat mama en tante Carla logen, als ze de Vrije Vrouwen van slechte dingen beschuldigden, en eenkeer barstte ze aan tafel uit, dat het niet waar was, dat de vrije vrouwen de mannen haatten, maar dat ze alleen wilden vechten voor dezelfde rechten, en ze slikte snel de rest in, om niet te verraden, dat ze bij tante Flora kwam, toen mama streng vroeg, hoe of ze aan die wijsheid kwam, en Carla zei met een vernietigend lachje en een veelzeggende blik naar mama: - Zeker uit een of ander socialistenboekje.
Het socialisme was iets, dat Ruth nog veel minder begreep. Ze had gezien, dat tante Flora en oom Lex het heel arm hadden; tante Flora had een klein kapitaaltje, maar oom Lex' advocatenkantoor liep slecht, omdat iedereen nu wist, dat hij rood was, en dat hij voor het gerecht arbeiders verdedigde, die hun baas hadden geslagen of een brood gestolen, en dat hij cursussen gaf aan jonge werklui, en scherpe artikelen in de krant plaatste, als er in het buitenland iets was gebeurd, dat de pers verkeerd voorstelde, en dat hij eenkeer openlijk tot staking had aangespoord. Tante Flora had haar ook verteld, dat oom Lex boeken vertaalde, om geld te verdienen, en dat er nog enkele familie's waren in Haarlem, voor wie hij de zaken beheerde, ofschoon hij er een hekel aan had, voor hen te werken. Ruth begreep nu ook, waarom tante Flora en oom Lex uit het grote huis met de dubbele ramen aan de Kampersingel steeds kleiner waren gaan wonen, en waarom oom Lex die toch nog jong was en nu al zo grijs uitzag. Ze had zich verwonderd dat hij altijd zo geestig was, en zo hoffelijk jegens haar en iedereen, want thuis had ze na de stille onenigheid niet anders gehoord, dan dat socialisten eigenlijk moordenaarsbloed in zich hadden, in ieder geval gevaarlijke en mensheidsvijandige sujetten waren; ze had oom Lex sindsdien altijd een beetje schuw opgenomen, en stil medelijden met tante Flora gehad. Maar ze bemerkte, dat tante Flora en oom Lex erg veel van elkaar hielden, en dat er niets verraderlijks aan het gedrag van oom Lex was, zoals mama maar steeds bleef beweren. En het
| |
| |
besef, dat men haar thuis geregeld voorloog, vulde haar met een verontwaardigd verlangen naar een gerechtigheid, die, ze wist niet hoe, toch ergens en eens moest blijken. - En als ze op straat arbeiders tegenkwam en de kinderen van de steeg en het hofje in de modder en steentjes zag spelen, dan betrapte ze zich er op, dat ze die mensen met nieuwe, nieuwsgierige blikken opnam, al bleef ze altijd een aarzelende angst behouden voor de opgeschoten jongens in fladderjassen en haveloze broeken, die van de fabrieken gingen en kwamen. -
In het voorjaar van '94, toen ze na schooltijd weer bij tante Flora was, kwam oom Lex binnen met een brief, die hij van een vriend uit Den Haag had ontvangen. Hij was ontdaan, de bovenlip met de blonde kleine knevel trilde, en hij streek de hand zonder ophouden door het hooggekamde haar. Hij vertelde, dat er iets vreselijks was gebeurd. Er zou een haagse socialist begraven worden en de politie had de stoet op weg naar het kerkhof overvallen, omdat iemand bij het passeren van de staatsie over het Westeinde een rode vlag uit het dakraam stak; daarop was er een kloppartij ontstaan, waarbij de lijkkoets onderstboven was gerold, zodat de kist met den doden arbeider op straat neersmakte. -
Ruth voelde haar eigen kin beven, het bloed trok uit haar gezicht.
Ze kon het niet geloven. - De politie is er toch, om de mensen te beschermen, oom, zei ze. Oom Lex keek haar aan, zijn mond was neergetrokken, in zijn diep liggende ogen somberde een schril grijs licht. - Dit moet je onthouden, kind, - zei hij, zo tergend nadrukkelijk, dat ze de wanhopige spanning zag, waarmee hij tegen de woede vocht, - de politie beschermt de mensen, jawèl, maar zolang arbeiders hier geen mensen zijn... -!
Hij liep de kamer uit, onder een zware, grommende vloek, en tante Flora liep hem haastig na, zodat Ruth alleen bleef in het vertrek, waar de zon eensklaps vaal en vals naar binnen scheen, en de hoge tik van de klok met iets akeligs leek te dreigen. Ze hoorde oom en tante boven praten, en sloop
| |
| |
stilletjes weg, in een soort angstige verbazing, wat die arbeiders dan toch wel voor mensen moesten zijn, dat oom Lex zich zoveel van hen aantrok. -
Tante Flora wekte die winter een nieuw schandaal, dat mama en Carla met haatdragende verbittering vulde: ze begon een winkeltje in Schotse handwerken. De grootmoeder van oom Lex kwam uit Schotland, en toen oom en tante in de zomer naar Kilmarnock waren geweest, was tante Flora op de gedachte gekomen, om de snuisterijtjes, die ze er maakten - garnituurtjes en breibakjes en naaidoosjes - in Haarlem te verkopen. Oom Lex verdiende steeds minder, en nu had ze tenminste een middel, om óók iets bij te dragen. Ruth vond het dapper en bewonderenswaardig van tante Flora, en had een heftige woordenwisseling van Carla, die zich snikkend beklaagde, dat iedereen er hen nu op aan zou kijken, dat ze een koopvrouw in de familie hadden. Mama was het met Carla eens: er waren dingen, die men niet doen kòn... Ruth was met alle verbeten verontwaardiging van haar zestien jaar tegen moeder en zuster uitgevallen:
- Het is echt gemeen, zoals jullie over tante Flora spreken -! Ze mag zeker niet zorgen, dat ze geld verdient, om in het leven te blijven? Nou, en ik vind de manier, waarop ze 't doet, heel wat moediger dan die van Carla. Die speelt nu zo goed piano, maar jullie vinden, dat meisjes geen beroep mogen hebben, en ze had een reuzegoeie pianolerares kunnen zijn. En inplaats daarvan mocht ze passen op de kinderen van mevrouw Gheel - voor geld; en ze leest die ouwe mevrouw Walle voor - ook voor geld; maar daar spreekt niemand schande van, dat gaat allemaal onder voorwendsels, stiekum en netjes! Ba, ba, ba! Ik wil zo'n fatsoen niet!... wachten zeker, of er tenslotte een man wil komen, die zich over je ontfermt, omdat je zo goed in je stand gebleven bent! -
Toen ze des avonds alleen liep te wandelen, leek het wel, of ze zichzelf voor een beslissing gesteld had: de keuze tussen het leven, dat mama en Carla leidden, en dat van tante Flora, onafhankelijk, met verachting van alles wat ‘de mensen’ zou- | |
| |
den zeggen. Het feit maakte haar innerlijk beducht; zou ze de moed hebben, trouw te blijven aan de bewonderde, onversaagde vrouwen, aan haar afkeer van wat mama en Carla als hoogste wet erkenden?... Ze huiverde terug voor het klare antwoord op de vraag, die scheen te dringen; ze was immers nog zo jong. En ze wist op dat ogenblik werkelijk niet, of het een oprechte vrijheidsdrang of de afkeer jegens Carla was, die haar zo onweerstaanbaar naar tante Flora dreef en haar dwong, dingen te zeggen, waarover ze zich later zelf verbaasde...
|
|