XXXV
Vincent zat alleen in het atelier, waar bij de tafel nog één stoel was blijven staan. Hij had de landkaart van Drente voor zich uitgebreid. Hij bekeek ze voor de zoveelste maal, terwijl hij wachtte op het geld uit Parijs waarmee Theo hem zou loskopen: uit de onmogelijkheid en de schuld, liefde en haat, los van al wat Mauve en De Bock, Tersteeg en Carolus heette. Achter de kleuren en stippelingen van de kaart had hij Drente voor zich. Boenderharde aarde; de reuk van armoe en verbrande plaggen; boenderhard volk. Een gladde koude herfsthemel, waar een ganzenkluft wegpuntert in gele leegte. Ten langen leste overblijven met niets dan de eigen waarheid. Na onontwarbare leugen en verachting de eerlijkheid van het elementaire. En in zijn hartstreek - hij wist het - de lichte angst, of er op zijn vragen en nederlagen een antwoord zou volgen en een herstel.
Misschien was het Drente...