‘Daar kun je alles op zien, waar de mensen wonen, heuvels en heidegrond en bos en watertjes...’
‘Maar ik zie geen huizen en geen water...’
‘Nee, dat hebben de mensen zo afgesproken: een rondje is een dorp, en een geel kriebeltje is een heuvel, net een rups door het groen, en dat roze is veen, maar het lijkt wel marsepein, he?’
Maria wees verrukt op de tekens van hunebedden.
‘En dat zijn precies de mieren die onder uit de stoep kruipen!’
Ze keken opnieuw en zochten naar vergelijkingen, tot er een schaduw over de kaart viel. Sien stond achter hen. Ze zei niets, keek alleen over Vincents schouder. Vincent rolde de kaart op.
Des avonds vroeg Sien op ontevreden toon: ‘Wat mot die kaart van Drente? Wou je verhuizen soms?’
De beslissing kwam nader en nader. Hij knikte: ‘Je hebt 't geraden.’ Sien snoof gemelijk en verachtelijk. Hij vroeg: ‘Zou jij dan niet graag in zo'n rustig boerendorp neerstrijken, Christien, bomen voor je deur, een eigen tuin, bloemen en groenten...?’ Sien staarde hem aan, een ogenblik verbluft alsof hij schertste; de slappe pokdalige huid van haar wangen begon te trillen. ‘Naar zo'n negorij, daarboven, waar de boel met zweethemden zit dichtgeplakt...?’ Haar tegenvraag was antwoord genoeg; Vincent voelde zich op slag hulpeloos; hij kon alleen herhalen: ‘Een rustig dorp, een eigen tuin?’ Sien legde het hoofd in de nek en lachte smadelijk; hij wendde de ogen weg voor de aanblik van die bleekrode open mond. ‘En niemand meer zien,’ viel ze daarna uit, ‘dan een paar heikneuters, die je niet eens kan verstaan? Je wilt me zeker malende hebben in de kortste tijd.’ Hij zei, zachter: ‘Maar zoals we hier leven, gaat het niet langer, Sien - we moeten bekrimpen, we moeten het anders aanleggen... Verhuizen naar waar het goedkoper is.’ Sien schokte met de schouders; haar magere borsten slingerden onwillig. ‘Verhuis jij maar. Ik ga niet uit Den Haag vandaan. Ik hoor hier thuis. Hier heb ik me moeder.’ ‘En de rest,’ grauwde Vincent, plotseling driftig. Sien lachte weer met onverholen hoon. ‘En de rest, je raadt 't precies... Ik zeg nog eens: verhuis jij gerust als je daar behoefte aan hebt.’
Vincent greep haar bij de pols en trok haar naar zich toe. Ze kromp een ogenblik, als bang voor zijn handtastelijke woede. ‘Jij zou me rustig alleen laten gaan, he?’ vroeg hij. Sien sloeg de ogen neer en zei nukkig: ‘Als het moest.’ ‘En zonder pijn, wat?’ Sien rukte een keer; hij liet haar pols niet los. Haar toon was niet veranderd. ‘Zonder pijn ook - is het nou goed?’ Hij liet haar op slag gaan, ze haastte zich het atelier uit, haar pols