XXVIII
De tweestrijd was begonnen en Vincent wist het. Het had geen zin zichzelf te bedriegen, en hij was boos op zichzelf, omdat hij het nog probeerde.
Hij had Sien trouw beloofd. Zij had gezegd, dat zij alles zou doen om hem trouw te zijn. Zij had gefaald, zij kende trouw noch vertrouwen. Moest hij falen vanwege haar?
Maar de kunst? Zij was - hoe goed herinnerde hij zich wat Breitner gezegd had - voor hem een soort religie. Zij was zijn religie. Voor George Breitner was kunst hartstocht, hij omhelsde haar even begerig naar lust en bevrediging als hij het zijn wijfjes deed. Voor hem, Vincent, kon zij nooit een genot zijn, zij was eenvoudig het hoogste waar men met talent en geweten naar reikte. Hij was bereid zich aan haar op te offeren, te verbranden of uit te mergelen, ter wille van haar grootheid. Zes, acht, tien jaar. Hij was dertig jaar en oud. Wat hij niet meer kon inhalen in de tijd, zou hij samenvatten in één korte, machtige overgave. Onmenselijk zijn jegens zichzelf, ter wille van het mens zijn.
Maar men jaagt niet naar de straat terug, wat men van de straat heeft gered. Brabant was er nog - het Brabant van Theo en dat van zijn eigen kinderdroom... Sien en Brabant? Hij zag zich in een dorp lopen, dat in