de blik voorstellen. Theo had zijn sigarenkoker te voorschijn gehaald en er een van zijn lange, lichtbruine panatella's uitgenomen, nadat Vincent de aangeboden koker zwijgend had teruggewezen. Vincent was nog niet uitgesproken.
‘Hoe kom ik van deze uitmergeling af, die me naar lijf en ziel ontmant? Mijn maag doet pijn, als hij me niet een gevoel van zieke walging bezorgt. Niemand hier raakt ooit goed zat. Als jouw geld komt, eten we twee, drie dagen behoorlijk, daarna begint de misère opnieuw. Ik kan alleen nog zure appels verdragen en ik vind 't zonde daar geld voor uit te geven. En de zwakten en duizelingen komen weer... maar nu niet van die rotkwaal, die ben ik te boven - geloof me, het is de honger!’
Hij zat alweer op zijn stoel, moe en ineengezakt.
‘Waarom eromheen draaien? Er is één fatale scharnier, waarop mijn bestaan wentelt: het geld. Wat ik het meest veracht, waar ik geen zintuig voor heb, dat is de sleutel tot geluk, het vuistrecht van deze eeuw, waarmee de overmachtigen mij vellen... Het geld, Theo, is mijn tiran!’
Theo mompelde iets, dat Vincent niet verstond.
‘Ik maak maar een schim van wat me voorzweeft waar,’ begon Vincent weer; hij had zijn klacht willen staken, maar het was sterker dan hij. ‘Ik leef in een woestenij. Ik heb niemand meer dan jou - en jij zelf bent gebonden. En toch is het alleen het geld, jouw geld, dat mij kan behoeden voor bezwijken. Ik kan niet verder, Theo, zonder jouw sympathie!’
Hij zweeg en leunde diep met het hoofd op de handen; de duizeling waarvan hij net gesproken had, dreigde eensklaps. Het zweet brak hem uit; hij trilde, veegde zich het gezicht en voorhoofd met de mouw af. Theo kwam naast hem staan, een tengere stille hand op Vincents schouder.
‘Vincent.’
De naam klonk in Theo's mond als een smeekbede om niet verder te gaan; de druk van de hand op Vincents schouder betekende tevens: Moed! Vincent vermande zich tot een glimlach, maar hij zag ook hoe zijn broer de blik voor dat lachje neersloeg.
‘Weet je, Theo,’ zei hij, met opzettelijke traagheid, ‘ik heb er vaak over gedacht om het huishouden hier op te breken en te verhuizen, waar het goedkoper is... de zeekant - behalve Scheveningen dan, dat kunnen alleen de De Bocks en Blommersen betalen... -, of naar Voorburg, of nog verder naar een klein landnest. Sien moest in feite uit Den Haag weg, Theo - ik verzwijg je niet, dat haar familie tussen haar en mij stookt dat het stinkt...’
Theo knikte, als kende hij de hele toestand, hij hield Vincents schouder