kon Theo hem niet in aanraking brengen met de redacties van Parijse tijdschriften, die tekeningen en litho's publiceerden? Waren de grote composities niet iets voor Cottier, of voor Goupil zelf? Hij, Vincent, hoopte nog steeds zich als illustrator te kunnen bekwamen, maar zelfs de eenvoudigste houtskooltekening kostte geld. En als men, denkend aan de Engelse gravures, de blik naar Engeland richtte: wat zou Theo ervan vinden als hij eens naar Londen ging - er was natuurlijk reisgeld mee gemoeid - en bij de mannen van ‘Graphic’ of ‘London News’ aanklopte om geregelde opdrachten, zo mogelijk tegen een vast maandbedrag? Hij zou bij voorbeeld een reeks ‘Views of Holland’ kunnen maken, de visserskoppen en het weesvolk, de stads- en zeegezichten zouden hem er geweldig bij te pas komen. Was het misschien raadzaam zelfs om Sien te trouwen - want, zo schreef hij met dubbelzinnige nadruk, een vaste verbintenis met één vrouw is ten slotte het natuurlijke, er moeten kinderen komen, de harmonie van het leven vereist dat -, het Haagse huishouden op te breken, en kort en goed naar Londen te verhuizen?
Theo gaf geen bemoedigende antwoorden. Op de toespelingen aangaande die vaste verbintenis ging hij helemaal niet in. In Parijs was bij de tijdschriftlezers en dus bij de redacties de rage voor tekenwerk en gravure over. Men verlangde nu door de bank naar dingen met kleur, impressie, liefst gemengd met enige wereldsheid. In Londen - Vincent wist het toch - beleefde het black-and-white een tijd van neergang. En een verhuizing, wat zou die niet kosten? Dan kon men beter op het plaatsje blijven, waar men zat, en daar naar oplossingen uitzien... Vincent schreef nog nederiger terug. Het was nu hoge zomer, eerstdaags kwam Theo weer in het land - wilde hij dan niet eens bij Tersteeg pleiten, zodat Tersteeg tenminste een paar van de laatste krijtschetsen nam? Zou Theo niet alvast aan Tersteeg kunnen schrijven, dat Vincent grote composities maakte, typisch Hollandse dingen? Er moest voor zo iets, n'en déplaise de Haagse school, toch wel één koper zijn te vinden...? En waren er nog andere mogelijkheden in Den Haag, particulieren misschien, waar Theo voor hem zou kunnen optreden? Hij had van Van Rappard de naam Lantsheer horen noemen, het was Anthons oom, de man moest een puissant rijke suikerlord zijn, die ook oog had voor kunst; hij scheen overigens alleen te kopen wat hij zelf mooi vond... Kon men bij zo'n grootheid aanbellen?
Theo's antwoord viel weer voorzichtig uit. De naam Lantsheer was hem niet onbekend, maar hij had er geen notie van, waar de belangstelling van de rijkaard naar uitging. Hij zou, als hij in Den Haag was, graag voor Vincent doen wat hij kon, maar Vincent mocht wat Tersteeg betrof