Vincent had willen grauwen, dat Pa zich niet hoefde uit te sloven, maar de aanblik van de al dunnere, al brozere figuur die hem ongerust, zelfs met enige bevreemding opnam, als herkende hij zijn oudste zoon nauwelijks nog, had hem een slot op de mond gelegd. Hij had de oude man nog nagewuifd toen hij wegspoorde, niet wetend, dat hij enkele dagen later werkelijk furieus op hem zou zijn, en wel terwille van Theo. Theo schreef, dat hij de oude mensen in Nuenen evenzo van zijn Parijse vondelinge had verteld, en daarbij gerept van de mogelijkheid haar te trouwen. Pa en Moe hadden hem scherp geantwoord, ze konden zich bij dat vooruitzicht absoluut niet neerleggen, Theo's positie - zo hadden ze geschreven - stond hem zulke buitensporigheden niet toe... Vincent wierp zich na dat ontvangen bericht zonder bedenken in een lange brief aan zijn broer. Hoe haalden zij daar in Nuenen het in hun hoofd, wie gaf hun de autoriteit ook al in Theo's bestaan te willen ingrijpen als het Lot zelf? Dominees, godbetert, waren eigenlijk de meest goddeloze lieden op aarde, de hardste materialisten jegens hun medemensen - terwijl ze nederig zouden moeten zijn als de oudste Christenen, alles begrijpen, een plaatsje in hun gemoed inruimen voor het evangelisch gebod der liefde, vooral een dorpspredikant als Pa! Als de Goupils nu nog zo hoog van de toren bliezen - maar Pa! Het toornen op papier had Vincent korte tijd ontladen en bevredigd, maar ook moe gemaakt; daarna kreeg hij, als altijd wanneer de briefbliksem al onderweg was, spijt dat hij hem had weggeslingerd...
Hij kreeg te meer spijt, en dacht al na weinig weken met hernieuwde verdraagzaamheid aan zijn ouders en zuster, toen hij van Moe een postwissel van vijfentwintig gulden gestuurd kreeg: geen twijfel, of Pa had dat vermoed verslag over zijn armoede uitgebracht... Vincent zag zijn familieleden voor zich in het Brabantse dorp; een heimwee, dat hij ook had gekend bij Pa's eerste beschrijving van Nuenen, besloop hem en doorspeelde zijn vermoeidheid. Bij tijd en wijle kregen de beelden van het dorp, dat hij nooit gezien had, een sterkere nadruk dan die van de mensen welke hij levenslang had gekend. Brabant, moeilijke maar troostrijke aarde, hurkende hoeven, de stroeve geur van hei en de donkere, opwindende van eikeloof; bijenzwermen dansen door het zonlicht. Het scheen een ander zonlicht, dan wat hem hier in Den Haag bescheen en dat leger en harder leek, naarmate hem vaker de angst overviel dat hij weer achterop raakte, dat hij ook al zwoegde hij boven zijn krachten, nog steeds te weinig deed om door de ijzeren muur te breken.