en tot twee maal toe had opgemerkt, dat het toch wel een enorme opoffering voor Theo betekende een broer te onderhouden, die niets verdiende.
Vincent had hem eerst niet willen antwoorden, maar toen C.M. voor de tweede keer op dat brood verdienen teruggekomen was, viel hij hem in de rede: ‘Wat bedoelt u eigenlijk, oom? Er zijn twee soorten verdienen, en de Fransman heeft er heel redelijk twee woorden voor: gagner en mériter. Est-ce que je ne mérite pas mon pain, parce que je ne peux pas encore le gagner?’ Zijn vraag had grommelend geklonken; C.M. had ervan opgekeken, maar was er niet op ingegaan, hij had zelfs enige tijd zo hardnekkig gezwegen, dat Vincent bang was geworden vanwege zijn uitgestoten protest. En zelfs toen C.M. na enige tijd weer was bijgedraaid, had er nog een kortstondige botsing gedreigd, zodra oom iets zei over het zedeloze privéleven van De Groux en Gavarni; weer was Vincent opgesprongen uit zijn rust om te betogen, dat het intieme leven en de zielestrijd van grote meesters de buitenwereld niet aangingen, al waren zij dan noodlotsgewijs gekoppeld aan de produktie van hun werken. Hij had zijn protest dat keer wat zachtzinniger doen klinken en C.M. had er zich blijkbaar bij neergelegd, dat er tussen hem en zijn neef nu eenmaal een kloof gaapte...
Het mirakel was gekomen, toen C.M. het tekeningetje van het Paddemoes uit de portefeuille gevist had, dat Vincent eens in Breitners gezelschap had gemaakt, later thuis met inkt had doorwerkt en met witte verf opgehoogd. ‘Dat is een duivels aardig ding, Vincent, dat koop ik van je... Het is montertjes, het heeft sfeer, het mist dat ruw en somber sentiment van je andere werk... Van dit soort wil ik zelfs wel een dozijntje, als je me dat kunt leveren. Ik zal zelf de prijs vaststellen, dan verdien je er wat mee.’
Vincent had er stom bij gestaan, om goed te beseffen wat C.M. daar had gezegd; en vlak daarna had hij bijna geschreeuwd: Zien jullie nu, Mauve, Tersteeg, Mesdag, jullie allemaal die twijfelen, dat het toch nog een geldverdienen worden zal? Hij had de bestelling van dat dozijntje aangegrepen, ze kwam hem om duizend redenen begeerlijk voor: en toen C.M. met de ingepakte tekening vertrokken was, had hij door het atelier gelopen, potloden, penselen, kachelpook en bezem her en der geschopt, om een pad te banen voor zijn doordravende geestdrift. Geld verdienen! Ja, hij zou een dozijn, twee dozijn, honderd van zulke tekeningen maken, hij kreeg het ‘in handen en ogen’, als Tersteeg per se wilde dat men geen betekenis toekende aan het perspectiefraam: die bestelling zou een school