Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
60. Keuromnibus (1967)

Informatie terzijde

Titelpagina van 60. Keuromnibus
Afbeelding van 60. KeuromnibusToon afbeelding van titelpagina van 60. Keuromnibus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.77 MB)

Scans (25.89 MB)

ebook (3.28 MB)

XML (1.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

60. Keuromnibus

(1967)–Theun de Vries–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

VIII

Fjodor Kirillowitsj werd laat wakker. Hij wist dat het laat moest zijn ofschoon de regendag buiten in zijn afwerende grijsheid tijd noch uur verried. Hij had de halve nacht gedronken, dat was het; hij had gedronken tot hij naar zijn bed had moeten kruipen. Hij staarde om zich heen in de kamer waar de dranklucht als een weerzin hing, brak en spijtig als de

[pagina 221]
[p. 221]

katersmaak die hem in mond en strot zat. Waarom had hij gedronken? Herinnering roerde zich traag onder zijn schedel, ze werd een smadelijke pijn. Door het zachte huilen van de regen klonk het tikken van de Franse pendule onder de stolp als een geluid uit een verre kamer. Herinnering... Had hij maar kunnen doorslapen! Hij was veroordeeld wakker te zijn.

Hij vermande zich om Tonka te roepen. Het besluit om de tafelschel te grijpen - het ding lag vlak onder zijn bereik - draalde lang eer het uit zijn hersens in zijn hand belandde. Hij hees zich op toen de magere, strogele jongen voor hem stond. Het kwam hem voor of er een belust meewaren was in die schichtige boerenblik. Kankrin keek langs hem heen naar de ikoon in de hoek wier kleuren hem zeldzaam ontkracht voorkwamen. Hij vroeg als kon hij niet meer op de klok kijken: ‘Hoe laat?’

De jongen zei haastig in zijn boerse trant: ‘Tussen het vierde en het vijfde middaguur, barin... Wilt u niet wat eten, barin? Awdotja heeft een koolsoep op het vuur staan...’ Kankrin keerde het hoofd zonder een woord in walging af. De lijfeigene bewoog zich niet van de plek. Hij kuchte vreesachtig. Kankrin bromde korzelig: ‘Wat nu nog?’ Tonka's stem daalde bijna tot een fluisteren: ‘Zou Uwe Genade iemand kunnen ontvangen?’

De vraag deed Kankrin onmiddellijk aan Skawronski denken. In godsnaam! Hij keek Tonka aan, korzelig en kortaf. ‘Iemand? Wie?’

Tonka sloeg de ogen neer. ‘De Horzel, barin, ik bedoel Agafon Matwejitsj... Hij wacht al sinds de vroegte...’ Kankrin sloot de ogen. Hij bestreed een kortstondige opwelling om Tonka, deze steiloor, de huid vol te schelden omdat hij de dorpsoudste niet meteen had afgepoeierd. Hij vroeg na enige tijd: ‘Wat wil de kerel?’ Tonka stotterde dat hij het niet wist, hij stotterde zo schuldig dat Fjodor Kirillowitsj op slag achterdochtig werd en hem weer aankeek: ‘Jij weet het niet, he? Ik hóór je liegen, jij driedubbel overgehaalde schurk!’ Hij hees zich hoger op, zijn stem raspte: ‘Wat is dat voor complot hier rondom mij? Voor de dag er mee, muilezel, wat is er gaande?’ Tonka was rood geweest, nu werd hij bleek; hij hobbelde op de plek. ‘Het gaat, als ik het wel heb, over A-A-A-...,’ begon hij. Bij het gestotter van de lakei die de naam van Anna Timofejewna kennelijk niet over de lippen krijgen kon bezonk Kankrins hittige gramschap in schaamtevolle, onheilspellende kalmte. Hij bleef stil zitten en bewoog alleen de hand. ‘Verdwijn, jij. Matwejitsj hier.’ Tonka denderde haastig de kamer uit.

Fjodor Kirillowitsj zat nog in dezelfde onrustbarend kalme houding toen de dorpsoudste binnenkwam, plechtstatig, omzichtig en nat van de

[pagina 222]
[p. 222]

regen, een brok logge en deemoedige boerenlist. Hij stond met zijn doorweekte muts in de hand en boog en raakte het somber tapijt aan; hij verrees weer zwijgend zonder zijn ogen op te slaan, wachtend tot de landheer hem het bevel zou geven om te spreken. Kankrin zette zijn hielen ongemerkt schrap tegen de grond; ook zijn stem zette zich schrap:

‘Jij hebt nieuws voor me, zeggen ze?’ Hij beet zich op de lippen voor hij de verfoeide naam kon uitspreken. ‘Nieuws van Anna Timofejewna, naar ik aanneem?’

De dorpsoudste boog het hoofd. Hij opende de mond en sprak met gedragen sonoriteit; nagenoeg een grafstem. ‘Anna Timofejewna. Uwe Genade heeft 't geraden. Ze is sinds gisteravond terug in het dorp, bij haar tante.’

Kankrin liet de woorden van de dorpsoudste in zich bezinken. Annoesjka was dus gevlucht; zij had zich aan hem en zijn macht onttrokken. Het hoorde er bij, o ja, het was Anna Timofejewna ten voeten uit - maar het was strafbaar ook. Kankrin staarde naar zijn voeten die in de oude pantoffels onder het nachthemd uitstaken, naar de uitgesleten plek in het tapijt waar hij als hij op de divan zat altijd met de laarzen over schuurde. Heel de onmogelijke situatie waarin hij zichzelf met zijn greep naar deze ketellapster gebracht had stond hem voor ogen. Een troep ginnegappend huispersoneel, een horde dorpsvolk vol goed verborgen leedvermaak, en tussen hem, de barin, en die bange en slaafse horigen: zij die hem, zo zag hij nu, geschoffeerd had van hun eerste ontmoeting af aan.

Het bloed steeg hem traag naar het hoofd. Het was of zijn ergernis de pijn verdreef. Hij keerde zich met een rukje naar de dorpsoudste.

‘Matwejitsj! Jij hebt zelf haar mijn bevel overgebracht om zich op het herenhuis te melden. Ik heb haar hier in dienst genomen. Jij zorgt dat ze hier terugkomt... vandaag nog! Met of zonder geweld!’

Agafon Matwejitsj was een stap teruggedeinsd, zacht en behoedzaam, het hoofd tussen de schouders getrokken, de blik hardnekkig naar de grond. Kankrin had hem om de oren willen slaan, er nog veel meer uitgooien, woorden die beten en beledigden, beschuldiging en bedreiging. Toen dacht hij: waarom mijn nederlaag zo nadrukkelijk ten toon spreiden? Voor een dorpsgek die zich alleen maar verheugt omdat hij mij buiten zichzelf ziet en niet weet hoe gauw hij dat moet rondvertellen? Hij liet zich op het bed terugvallen en grauwde: ‘Naar huis, Matwejitsj... en meteen!’

Hij keek niet meer op terwijl de dorpsoudste met boerse heusheid, die voor een deel uit aangeleerde manieren en voor een groter deel uit angst

[pagina 223]
[p. 223]

bestond, achterwaarts lopend en buigend de deur bereikte en zich onzicht baar en - dank zij zijn viltlaarzen - onhoorbaar maakte voor zijn meester.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken