II
Hij bleef ook de eerstkomende etmalen denken aan Irina, vooral aan dat sluwe, vluchtige en provocerende lachje waarvoor hij steeds bang geweest was.
Hij herinnerde zich de trots waarmee hij haar, de erfdochter, tengere, intelligente en veelbegeerde bruid, destijds naar het altaar geleid had. De mededingers hadden het nakijken gehad! Of zij achteraf niet blij waren geweest met robustere en minder geraffineerde echtgenotes te zijn afgescheept? Hij, Fjodor Kirillowitsj, had gedacht met Irina een bestaan te leiden vol nobele plannen, een leven van arbeidzaamheid, ideeën en fysiek geluk. Het was hem al vrij gauw duidelijk geworden, dat hij zich niet kon optrekken tot Irina's niveau. De barbaar! Het had hem met verloop van tijd alleen maar het besef bijgebracht van eigen tekortkomingen, zo goed als hij zich met schaamte bewust geweest was van zijn ruwe gezondheid en levenshonger naast haar toenemend ziekelijk verval.
Zij had zich toen dat lachen aangewend alsof ze meer van hem wist dan hij zelf, met de scherpzinnigheid van de zieke die ligt en het leven waarneemt tot op zijn geheim patroon en de dingen ziet gebeuren zoals zij ze voorzien heeft. In de eerste plaats waren dat zijn grondige inzinkingen (zoals hij ze noemde) die hem enkele malen per jaar uit het huis joegen op zoek naar emoties die hem nooit tegemoet kwamen, zo min als hij ze ooit wist op te sporen: er bestonden enkel de surrogaten voor velerlei gemis, zijn trek naar de jaarmarkten, zijn verfomfaaid opduiken na dagen van somber, bestiaal drinken, sombere muziek, sombere companen, voor een deel parasieten van beiderlei kunne naar wie hij met geld smeet, deels ook landjonkers als hij, nutteloos en verknipt, nog altijd sentimenteel hunkerend naar het nooit bereikte, nooit ervarene.
Hij had Irina nooit een reden opgegeven voor zijn tijdelijke vluchten uit het herenhuis, nog minder redenen verzonnen. Zij wist alles al bij voorbaat, zoals ze geweten had dat ze vroegtijdig zou doodgaan en hem alleen laten met zijn onvervuld bestaan, zijn paarden, zijn vulgaire bereidheid om zich lange, saaie maanden aaneen tot grond en landwerk te bepalen en daarmee goed geld uit zijn bezittingen (en de hare) te slaan, alleen in die platte sleur onderbroken en gekweld door de ziekelijke obsessies die hem - ook nu hij ouder werd - onverminderd overvielen en pas weer loslieten als hij ze ver van huis in hitsigheid en alcoholische furie verdronken had. Het nooit bereikte, het nooit ervarene...? Fjodor Kirillowitsj Kankrin bemerkte dat het heimwee in zijn bloed en lendenen niet alleen