wendde, werd hij opnieuw uiterst behoedzaam. Maar ditkeer liet David hem niet los. De zucht om alles te weten die hij voor het eerst bemerkt had, toen hij Massou en Scipion met de vreemdelingen betrapte, maakte hem plotseling koppig en zelfs fel. Hij wilde nu eindelijk op de hoogte zijn van wat er op de plantage voorviel; hij wilde niet langer blind, doof en stom tussen de samenzweringen door wandelen! Hatuey liet zich na Davids smeken en dreigen een uitleg afpersen: wist David dan werkelijk nog niet dat de negers op San Domingo zichzelf bevrijd hadden en heer en meester waren op hun eiland? Hun aanvoerder was Toussaint die zich Louverture noemde, en hij had de rang van generaal.
‘En de planters dan?’ vroeg David, geschokt door de bondige mededelingen van de koetsier.
Hatuey maakte een gebaar van keel-afsnijden.
‘Geen blanke, geen Fransman, geen Brit, geen Spanjool heeft er meer iets te zeggen!’
Toen David na dit gesprek buiten kwam, schrok hij. Descluzes stond voor het koetshuis en monsterde hem met een schuinse afkerige blik. Had de opzichter geluisterd? Hij groette de bleke, opgeblazen man nederig en ging vlug en geruisloos achter hem om naar het herenhuis. Hij voelde de blik van de drinker in de rug als een gevaar. En weer besefte hij wat Hatuey bedoeld had met het ‘einde van de vrijheid’.
Er kwamen dagen, waarin David moeizaam begon na te denken en de dingen hem in een nieuwe samenhang voor ogen traden. Daar waren Justin en zijn vrienden, de aristocraten, geholpen door hun opzichters en de Britse soldaten; aan de andere kant stonden Massou, Scipion, allen die door de blanken gecommandeerd werden, de levende meubels van de plantage... Hij dacht aan het meisje in de rietmat... Vrijheid? Wat was dat: een bestaan zonder meester, een leven zonder de zweep van Braines of de bespijkerde zolen van Descluzes? De vrijheid behoorde bij de revolutie, ze had behoord bij de nu afgeschafte republiek. Hoe? Hij wist alleen dat de mulatten en vrijgelaten kleurlingen hun burgerrechten sinds korte tijd weer kwijt waren. Met de komst van de Britten was de driekleur weer door de leliën vervangen. De planters regeerden als van ouds in de Assemblée. Kapitein Lacroix en zijn mannen waren gesneuveld voor de Conventie en Robespierre, voor de republiek en de driekleur. En wat was er van aan dat men op San Domingo een zwarte generaal had? Was dat mogelijk... géén planters, wel een zwarte generaal? Het denkbeeld verwarde hem. Het begrip van de vrijheid verschrikte hem door zijn naaktheid, zoals de naaktheid van lichamen het de blanken deed. De be-