welcke eenige bewoond, andere woest sijn; wijl de laatste soo laagh leggen, datse, by hoogh Water gantschlijck van de Zee overspoeldt worden.
Sy sijn voornamentlijck beroemt, wegens de menighte van Cocos Noten, die hier wasschen; in sulck een overvloed, dat gantsch Indien genoegsaam daar mee voorzien kan werden.
'tIs aanmerckens weerdigh, dat (wanneermen de gedaghte Cocos Noten uyt dese Eylanden na andere plaetsen vervoerd) 'tgheheele Schip, met al wat daar in en aan gevonden werd (uytghesonderdt de Menschen) niet anders als alleen Cocos is. Want het Schip selfs werd van't Hout der Cocos-Bomen ghemaakt. De Plancken werden met de Basten der Boomen aan malkander geheght De Seylen bereydmen van de Bladeren. De Ladingh is de Vrught selfs; sijnde oock te ghelijck de Spijs en Dranck der Schiplieden. Soo dat Schip, Mast, Roer, Seylen, Touwen, Laedingh, Mondkost en Dranck niet als Cocos is: Iae misschien sijn de Menschen selfs wel half Cocos, als hun daaglyks voedsel byna alleen van dese vrugt treckende.