het dier weigerde toe te geven, dat het écht oud begon te worden.
De cesuur was het eerste teken van berusting.
Maar tevens was het het eerste teken van wijze zelfkennis.
Vervolgens had het beest nog last van een klein, jong olifantje. THESAURUS geheten. Een eigenwijs jong mormel, waar het oude dier heel wat mee te stellen bleek te hebben.
Er was een grote hoeveelheid geformaliseerd Belgisch-Nederlands overleg nodig, om ondubbelzinnig vast te stellen dat het oudste beest voorlopig de sterkste rechten had: het WNT kreeg prioriteit, zoals dat heet, en zou nog twintig jaar in de overkapping kunnen huizen.
Niet werd uitgesproken - hoewel de intenties aanwezig waren - dat het jonge dier nadien ruimschoots kans op ontplooiing zou moeten krijgen.
Intussen werd bezien hoe het oude dier het maakte.
En hier nu komt de ware aard van de olifant naar boven.
In plaats van een sikkeneurig gemor en gebonk te vertonen, beleeft het dier in felle gloed zijn laatste jeugd.
Niet twee of vier afleveringen komen er nu ieder jaar los, maar op het ogenblik zelfs acht tot tien.
Het oude dier zal spoedig geheel zijn opgebrand en zijn reserves hebben opgeteerd.
Het jonge dier, dat nog steeds in de hoek zit om - naar het schijnt - zijn kans af te wachten, kan niet ontkennen, dat het oude dier een prestatie levert waar hij nog niet aan toe is.
U ziet dat het beeld uit de hand is gelopen.
Die achterpoot ben ik al héél gauw kwijtgeraakt.
En in plaats van één olifant, zit ik er nu met twee.
Maar misschien mag na deze Homerische vergelijking niet alleen een wellicht Homerisch gelach blijven hangen.
Misschien blijft bij u de gedachte hangen, dat binnen de samenwerking een OUD WOORDENBOEK op goede wijze moet worden voltooid, terwijl tegelijkertijd gewerkt moet worden aan al die zinvolle taken die al zo vaak in uw midden en daarbuiten naar voren zijn gebracht.
Nu de voltooiing van het WNT in zicht komt, moeten we ons bezinnen op de vraag hoe we aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in de toekomst vorm en inhoud kunnen geven.
In de laatste jaren is het werk aan het woordenboek goed op de rails gezet. Eindelijk is er tempo, maar tegelijkertijd betekent dit, dat het WNT binnen afzienbare tijd redacteuren beschikbaar zal kunnen hebben voor de zo gewenste andere woordenboekprojecten.
Er is behoefte aan andere, moderner opgezette woordenboeken die meer beantwoorden aan hedendaagse wetenschappelijke eisen.
De Taalunie zal zeker het kader vormen waarbinnen deze nieuwe plannen zullen worden besproken.
Daarbij staat vast, dat niet kan worden uitgegaan van een produktieperiode van