Tafelspeech uitgesproken door de heer P. Claus
bestuursdirecteur van het Bestuur voor Internationale Culturele Betrekkingen, namens mevrouw R. de Backer-van Ocken bij het diner dat zij op 17 november 1981 aanbood ter gelegenheid van het 130-jarig bestaan van het Woordenboek der Nederlandsche Taal.
Mijnheer de voorzitter, geachte bestuursleden, dames en heren,
Het verheugt mij dat U mijn uitnodiging hebt aanvaard en ik U, na het plechtig academisch gedeelte van deze viering, samen met Uw dames bij deze feesttafel mag begroeten.
In een select gezelschap van taaldeskundigen en met het ‘Woordenboek’ als feitelijke aanleiding voor het hele feestelijke gebeuren hoeft het belang van ‘woord’ en ‘taal’ geen verder betoog.
Hoé evenwel aan de verleiding weerstaan? Het is zo'n dankbaar onderwerp:
- | het woord is immers ook vandaag nog altijd het hoofdinstrument van alle communicatie; |
- | de taal is zulk complex en belangrijk fenomeen dat het alle domeinen van de menselijke activiteiten beslaat. |
Er valt uren over te praten. Geen paniek, geachte genodigden, ik ben dat niet zinnens. U verwacht hier geen lezing, wel een gezellig samenzijn.
Graag wil ik toch een ding kwijt. In 1977 zei de schrijver Herman de Coninck in een interview: ‘De voorliefde voor exactheid, het woord als kortste afstand tussen betekenis en betekenis, hebben wij Vlamingen niet. Wij hebben niet voldoende taalgevoel geloof ik om te weten: dat ene woord is exact en al del rest zit er net iets naast. Dus gebruiken wij liever vijf woorden om zeker te spelen.’
Welnu, ik meen dat vooral onze jeugd betracht het Algemeen Nederlands werkelijk te beheersen, niet als een enigszins vreemde boekental maar als de taal waarin ze ademen en leven.
Er groeit een steeds sterkere stroming in alle kringen; een bewustwording dat alleen een degelijke en grondige kennis van de taal kan leiden naar het verwerven van zelfzekerheid en een correcte taalbeheersing; naar het vermogen tot een zekere speelsheid in ‘zeggen en schrijven’.
Zelfs onze parlementariërs klimmen in hun pen om ons in de Cultuurraad te wijzen op de onvolkomenheid van de terminologie van de officiële teksten. Vaak terecht. We mogen stellen dat er een breed verspreide interesse leeft voor een keurig taalgebruik.
Een rigoureus-wetenschappelijk werkdocument als het ‘Woordenboek der Nederlandsche Taal’ is voor onze taalexperten een waardevolle bron bij het verstrekken van een oordeelkundig advies. De versnelde afwerking ervan is derhalve een noodzaak. Morgen dus met nieuwe ijver aan de slag.
Zoals het eens zo mooi door een Franse staatsman werd uitgedrukt ‘Ceux qui sont à la tache ont bien le droit d'être à l'honneur’ meen ik het vandaag passend, allen die bij dit gigantisch werk hoe dan ook betrokken zijn, voor hun reële verdiensten te eren en te feliciteren.
Ik doe het van harte en wens U allen smakelijk eten.