| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XX
- Sssssssst!!! Ik hoor 'm, den vos, heel duidelijk nu! Laat me maar even draaien. Toe, vouw jij je kaart eens open! zei Leo, terwijl hij met grote aandacht en spanning begon te draaien. Dick vouwde zijn kaart open, hield deze volgens de aanwijzingen van zijn kompas precies noord-zuid en verdiepte zich in de vele streepjes, lijntjes, cirkeltjes, stippellijntjes en gearceerde vlakken, die de schone, bosrijke omgeving van Soest, Soesterberg en Bilthoven aangaven.
Het was Hemelvaartsdag en tegen alle regels in regende het nu eens niet. Het leek wel zomer, zo warm en zonnig was het. Met zijn twintigen waren de leden van de afdeling Radio van de Hobby Club die morgen over het fietspad naast de autostrada Amsterdam - Bussum - Amersfoort naar Hotel Trier, schuin tegenover het witte sprookjespaleis van Soestdijk, gereden. Daar hadden ze met tal van andere radio-amateurs het moment afgewacht, waarop de vos in de lucht zou komen.
PAoASD, de zo gastvrije heer Jacot, had de Hobby Club niet alleen de tip gegeven om aan de vossenjacht deel te nemen, hij had de afdeling Radio tevens uitgelegd hoe je een peilontvanger maakte om den vos op te sporen. Op de Zaterdagavond, die aan de vossenjacht voorafging, hadden de jongens van de Hobby Club zich als deelnemers laten inschrijven, hadden ze het inschrijfgeld betaald en waren ze in de gelegenheid gesteld om hun in alle haast gebouwde peil-ontvangers te proberen. Verder hadden de jongens een kaart van het jachtterrein en een verzegelde envelop ontvangen. Als je het zegel verbrak, vond je een papiertje, waarop de positie van den vos nauwkeurig was aangegeven, maar dan was natuurlijk de kans op een prijs verkeken. Tevens had de Hobby Club kennis gemaakt met den vos, een nog jongen zend-amateur, Peiters geheten, wiens roepletters PAoETS te verklaren waren uit het feit dat hij de E.T.S., de Electro-Technische School in Amsterdam bezocht had. Hij zou op Hemelsvaartdag van 12
| |
| |
uur 's middags tot vier uur op een golflengte van 81.2 meter marsmuziek uitzenden en elke drie minuten zou hij omroepen: ‘Hier is de vos, hier is XPAoETS.’ De ‘X’ gaf, zoals gebruikelijk was, aan, dat de zender tijdelijk verplaatst was.
De Hobby Club beschikte over drie peil-ontvangers en had zich gesplitst in drie groepen, die afzonderlijk zouden opereren om de kans, dat de Hobby Club een prijs won, des te groter te maken. Om kwart voor twaalf hadden de drie groepen zich verspreid en één minuut over twaalf hoorde de groep, die uit Leo, Dick en Fred bestond, voor 't eerst in de koptelefoon ‘Hier is de vos, hier is XPAoETS!’
Het was een opwindende gewaarwording: de jacht was begonnen en nu al voelden de jongens de spannende bekoring, die van zo'n vossenjacht uitging. Ze hoorden den vos, maar waar was zijn hol? Om dat op te sporen, daarbij kon de beste jachthond je niet van dienst zijn, dat was alleen maar mogelijk met de peil-ontvanger, de electronische jachthond van den modernen vossenjager. Het was een eenvoudige gelijkstroomontvanger, die door een gloeistroom-element en een anodebatterij van 60 volt gevoed werd. De peil-ontvanger, die in een betrekkelijk klein aluminium blik was ingebouwd, werd niet aangesloten op aarde en antenne, maar op een raam-antenne, die er bovenop was gemonteerd. Leo had zijn peil-ontvanger op bijzonder ingenieuze wijze aan zijn fiets bevestigd, waardoor zijn peilstation wel zeer mobiel en snel-verplaatsbaar werd. Aan het frame van zijn fiets zaten twee stangen en daarop rustte via een verend plankje de peil-ontvanger. Deze was omgeven door een stuur van hout, dat de vorm van een autostuur had en daarmee kon de peil-ontvanger met raam-antenne in het rond worden gedraaid.
Het opsporen van den vos, van de zender, berustte op het richt-effect, dat elke raam-antenne vertoont. Wanneer Leo ontvanger en raam-antenne draaide, werd de marsmuziek van PAoETS harder en zachter. De geluidssterkte bereikte een maximum, wanneer de richting van het raam samenviel met de richting van de zender en daalde tot een minimum zodra het raam loodrecht op deze richting stond. Het was onpractisch en onnauwkeurig om op de maximale geluidssterkte te peilen. Leo draaide het raam tot de muziek op zijn zachtst was. Onder aan de ontvanger, loodrecht op het raam, was een stevige breipen bevestigd en deze wees nu in de richting van de zender. Onder de breipen was een plankje, waarop draaibaar met een punaise de kaart was bevestigd. Ook zat op het
| |
| |
plankje een kompas gemonteerd. Leo draaide de kaart zó, dat de noord-zuid-pijl er van precies samenviel met de aanwijzing van het kompas, waarbij hij natuurlijk rekening moest houden met het verschil van ongeveer zeven graden tussen de magnetische en de geografische noordpool. Het bleek, dat de vos zich in Zuid Zuid-Oostelijke richting bevond. Er bestond ook een kleine mogelijkheid, dat de vos zich in juist tegenovergestelde richting bevond, maar omdat de jongens zich in de nabijheid van de noordelijke grens van het jachtterrein ophielden, was dit niet waarschijnlijk. Leo maakte de kaart los en hield deze zo, dat de breipen precies over hun standplaats ging. Bij het uiteinde van de breipen zette hij een potloodstreepje op de kaart en trok met een liniaal een lijn van zijn standplaats over het potloodstreepje. Op deze lijn moest de zender zich zo ongeveer bevinden.
- Nu een tweede peiling, Dick zei Leo. En wel van een plaats, die 7 of 8 kilometer ten oosten of ten westen van ons is. Ik geloof dat het 't beste is als we in de richting van Amersfoort fietsen.
De jongens fietsten zo hard ze konden. Het ging er om wie het eerste den vos had opgespoord en daarom was elke minuut kostbaar. Fred had zijn filmcamera meegenomen om van de vossenjacht een reportage te maken. Alle voor de club belangrijke gebeurtenissen werden tegenwoordig gefilmd en deze opnamen werden verenigd in het ‘Hobby Club Journaal’. Poldervaart had achter zijn fiets de reportage-wagen naar Soest gesleept om gramofoon-opnamen van de vossenjacht te maken. Hij begreep, dat de peilgroepen steeds met topsnelheid zouden fietsen en omdat hij dat toch niet kon bijhouden, had hij van zijn envelop het zegel verbroken en was hij langs de kortste weg naar het vossenhol gereden.
Toen de jongens ongeveer een derde van de weg Soest - Amersfoort hadden afgelegd, nam Leo een tweede peiling. De eerste peiling had hem de richting van den vos opgeleverd, maar aan de richting alleen had je niets. Je moest ook nog afstand weten. Door van een ander standpunt een tweede peiling te nemen, kreeg je een tweede richtingslijn en waar beide richtingslijnen elkaar sneden, daar ongeveer kon je de zender verwachten.
- De tweede peiling, constateerde Leo na enig draaien, loopt in de richting van Bilthoven. Even een potloodstreepje.. de lijn doortrekken.... hmmmm, de twee lijnen snijden elkaar in de buurt van het natuurbad Soestduinen, ten zuid-westen
| |
| |
daarvan. Ooh, dat lijkt me een pracht plaats voor den vos om zich schuil te houden, daar is dat prachtige landgoed de Pals: laten we d'r als de bliksem naar toe rijden. Neen, we hoeven niet over Soest te gaan: ik weet een weggetje, waardoor we bij de spoorweg Amersfoort - Utrecht komen. Daarlangs is een fietspad naar Soestduinen. Zet 'm op!
Met gekromde ruggen raceden de jongens langs de weg. Leo prees zich gelukkig dat hij als jongen zo vaak met vacantie in Soest was geweest, waardoor hij de wegen op zijn duimpje kende. Natuurlijk beschikte hij ook over de kaart, maar zo was het toch nog beter. Daar had je de spoorlijn al en nu in rechte lijn naar Soestduinen. Hier en daar kwamen de jongens een eenzamen vossenjager tegen, die, met zijn fiets aan de kant, omslachtig stond te peilen. Makkelijk toch, dat Leo zijn ontvanger op zijn fiets had gemonteerd. Ooi, daar sprong een spoorweg-signaal van onveilig op veilig. Dat was niet zo mooi, want dat betekende dat de bomen van de spoorweg-overgang zo dadelijk gesloten zouden worden. Zie je, daar had je 't al, daar gingen ze omlaag: nu moesten ze wachten en zouden de minuten ongebruikt voorbijgaan. ‘Ongebruikt’? Neen, hij moest snel een peiling nemen, ondanks de aanwezigheid van de rails, die wel eens een afwijking zouden kunnen veroorzaken. Bij het draaien zakte het geluid niet met zo'n scherpe knik weg als eerst.... zeker de rails.... of wacht 's.... de zender kwam veel harder door dan eerst, dus.... naderden ze de zender! In welke richting wees de breinaald? Wat? In de richting van Soest??? Maar dat kon toch n.... ach, neen, hij moest precies de tegenovergestelde richting nemen en die was.... de Pals! En hoera, daar kwam gelukkig de trein.
Verdraaid nog aan toe! Daar sprong aan de andere kant van de lijn het signaal ook omhoog, ook op veilig! Uit de andere richting naderde dus ook een trein. Wat een pech! De eerste trein daverde voorbij en.... even gingen de spoorbomen omhoog. Als een raket schoot het drietal onder de afsluitbomen door de overweg over. Ze zagen nog net hoe uit de richting Soest drie vossenjagers met hun ontvangers op hun rug kwamen aanzetten. Die reden wat ze konden, maar de bomen gingen net voor hun neus dicht. Bravo, al weer drie concurrenten minder!
Bij het natuurbad nam Leo voor alle zekerheid nog een peiling. Je kon niet weten of de rails je misschien op een dwaalspoor brachten. Maar nee, hoor, het was en bleef de Pals. Na
| |
| |
enkele honderden meters verlieten de jongens de autoweg naar Soesterberg en sloegen ze rechts af. Het fietspad bracht hen door de hei naar de uitgestrekte dennen- en sparrenbossen. Met diepe teugen ademden ze de geurige, gezonde dennenlucht in en als ze niet op vossenjacht geweest waren, hadden ze zich stellig op een zacht en zonnig plekje uitgestrekt om rustig van de natuur te kunnen genieten. Nu jakkerden ze zich af om toch vooral geen minuut verloren te laten gaan. Twee keer ontmoetten ze concurrenten, maar deze reden, vreemd genoeg, beiden in tegenovergestelde richting. Leo vertrouwde het niet erg en nam nog een peiling, maar de ontvangst was zo sterk, dat het vrijwel niet mogelijk was een minimum aan geluidssterkte te vinden.
- We moeten vlak bij zitten! zei Leo enthousiast tegen Dick. Hoe ik 't raam ook draai, de muziek blijft hard! Ik zal de grote antenne er af nemen en dat kleine raampje op de ontvanger zetten.... ja, nu kan ik weer peilen.... hier.... neen, hier is 't minimum.... richting Soesterberg! 's Kijken wat de kaart er van zegt.... richting vliegveld, tenminste.... als onze vorige peiling goed was, want volgens deze peiling alleen kan het net zo goed de tegenovergestelde richting zijn. Even de peiling op de kaart afzetten.... 's even kijken.... ja, we moeten zo dadelijk links af! Spurten, mensen!
Leo hield zijn koptelefoon op, om onder het rijden door ook nog te kunnen peilen. De kaart was nu eigenlijk niet meer nodig, want Leo kende elk paadje van de Pals en de breinaald van de peil-ontvanger zou hem de juiste richting aanwijzen. Enkele honderden meters verder sloegen de jongens links af: een smal fietspad, dat naar het vliegveld leidde. Al rijdende bleef Leo peilen: met zijn rechterhand stuurde hij zijn fiets, met zijn linker draaide hij het stuurrad van de electronische snuffelneus. Bij minimale geluidssterkte wees de breinaald in de richting van het fietspad. En bovendien werd de ontvangst steeds krachtiger. Wie weet, kwamen ze direct langs 't vossehol. Goed uitkijken, was nu de boodschap, goed uitkijken naar een cafétje of een huisje. Hemeltje.... nu boog dat fietspad naar links! Dat bracht de jongens even in verwarring, maar er zat niets anders op dan mee naar links te gaan, ook al was dat niet in de richting van de peiling!
De vos had zich goed verscholen, dat stond vast. Meestal bevond hij zich in een cafétje en reden de vossejagers van het ene kroegje naar het andere, waar ze even hun neus naar
| |
| |
binnen staken om den ijlings weer verder te rijden. Hier had je weinig van dergelijke bier- en limonade-oases.
Daar ging een paadje naar rechts en ook de peiling was rechts.... ‘Rechts af!’ brulde Leo, maar zover kwam hij niet, want plotseling sloeg een tak, die over de weg lag, tussen de spaken van zijn voorwiel, waardoor Leo, die zijn linker hand nog aan het stuur van de peil-ontvanger had, de macht over het stuur van zijn fiets verloor en met geweld tegen de grond gesmakt werden. De anderen remden wat ze konden en konden nog net een botsing vermijden. Leo krabbelde weer overeind, bekommerde zich niet om zijn linker voet, die erge pijn deed, lette niet op zijn vuil-geworden kleren, maar inspecteerde snel zijn fiets en probeerde zijn ontvanger. Enkele spaken waren kapot en die boog hij vlug om de andere spaken, maar de ontvanger.... hoe hij ook probeerde, die zweeg in alle talen, die was en bleef kapot. Wat een ramp! Aan repareren viel niet te denken. Uit radiotechnisch oogpunt waren ze lam geslagen en dat zo dicht bij het doel! Wat nu? Ja, wat nu??
- Full speed rechts af! Volgens de peilingen moet en zal daar 't vossehol zijn! zei Leo. Maar eenmaal rechts-af geslagen kwamen de jongens weer andere paadjes tegen en dat gaf verwarring. Wat was dat? Dat witte daar tussen de bomen? Konden ze daar maar komen? Er leidde geen pad heen. Doorrijden zo hard ze konden en kijken of ze dat witte geval konden bereiken. Met een vervaarlijke slip vlogen de jongens door een bocht.... weer een paadje.... neen, dat niet.... ja, hier links af.... zet 'm op jongens.... daar rijden er waarachtig nog twee.... die waren hun voor.... die konden ze vast niet inhalen, hoe hard ze ook reden.... de achterstand was te groot, het witte huisje, want dat was 't, te dicht bij.... maar wat was dat, hun voorgangers gingen rechts af, terwijl het huisje links lag....
De jongens smeten hun fiets neer, renden naar een deur en waarachtig, daarop stond een vossekop getekend! Ze stormden naar binnen en vielen meteen in de armen van Poldervaart, die hen onmiddellijk voor de Hobby-Club-microfoon sleepte en hun toen vertelde dat ze waarschijnlijk de derde prijs hadden gewonnen. ‘En nu als de bliksem die fietsen voor de deur weghalen en achter het huisje onder de struiken leggen! En stil zijn!!’ zei de vos met een grimmige stem. Maar natuurlijk, dat ze daaraan niet gedacht hadden, hun fietsen zouden voor andere jagers een aanwijzing kunnen zijn. Toen
| |
[pagina t.o. 336]
[p. t.o. 336] | |
.... waardoor Leo de macht over het stuur van zijn fiets verloor.... pag. 336
| |
| |
hun karretjes goed gecamoufleerd waren, gingen ze weer naar binnen en werden door PAoETS gefeliciteerd. Poldervaart moest voor het club-archief natuurlijk een kort verslag, dat ‘heet van de naald’ was hebben, maar zover kwamen de jongens niet, want plotseling fluisterde de vos: ‘Ssssst! Kom 's kijken jongens, achter de gordijntjes!’
Voorzichtig, zodat ze niet gezien konden worden, gluurden de jongens naar buiten. Daar kwam, heel voorzichtig, een mannetje met een kist achterop zijn fiets aangereden. Op die kist zat een raam-antenne van bijna een meter hoogte. Op enkele tientallen meters van het vossehol stapte het mannetje van zijn fiets en het bleek, dat hij tijdens het rijden, evenals Leo had gedaan, z'n koptelefoon had opgehouden. Alsof het een kist met porselein gold, zette hij de kist op de grond, ging hij eerst uitvoerig aan een heel stel knoppen draaien, draaide vervolgens uiterst langzaam de hele ontvanger rond en nog eens rond, schudde mistroostig met zijn hoofd en ging weer draaien. ‘Hallo, hier is XPAoETS! Híér is de vos, hier is XPAoETS’, zei de vos met nadruk door de microfoon, terwijl hij het jagertje van achter de gordijntjes toewuifde. Het manneke greep met zijn handen naar zijn hoofd, luisterde aandachtig, ging weer draaien, draaide beurtelings aan de knoppen en aan de hele ontvanger, draaide dat je er tureluurs van werd, haalde van het stuur van zijn fiets een enorme tekenhaak, trok een hele collectie lijnen op zijn landkaart en stapte toen weer op zijn fiets, waarbij hij zijn koptelefoon ophield. De argeloze jager reed met zijn fiets vlak langs het vossehol en vervolgde zijn weg. ‘Hoe gaat 't er mee, ouwe jongen? Lukt 't niet erg??’ vroeg de vos vol deelneming door de microfoon. Even schokte het manneke op zijn zadel, keek verschrikt om zich heen en ging er toen als een haas vandoor. Als die knaap niet doof was, dan hoorde hij in zijn koptelefoon het daverend hoongelach van de Hobby Club en den vos. Dit genie zou in vroeger eeuwen de laatste zijn geweest, die het mensdom met het buskruit ‘verrijkt’ had.
Leo, die tot nog toe rondgehinkt had, zakte plotseling met een bleek gezicht op een stoel. Bij de val had hij zijn enkel verstuikt en nu werd het hem even te machtig: hij verging van de pijn. Na een glas water gedronken te hebben kikkerde hij wat op.
Ongeveer tien minuten na de Hobby Club kwam no. 4 binnen en onmiddellijk daarna kwamen.... Veerman en Wijngaart aangeraced. Toen de jongens elkaar van hun avonturen
| |
| |
vertelden, had Wijngaart 't over drie mensen, die als gekken achter hen aan waren gerend. ‘Die gekken dat waren wij’, zei Leo. ‘En gek waren we inderdaad dat we zo'n stel uilskuikens als jullie probeerden in te halen!’
Er kwamen nu steeds meer vossenjagers binnen en ten slotte werd het zo vol, dat PAoETS zijn gasten moest verzoeken buiten, maar niet in de directe omgeving van het vossehol, wat van de natuur te gaan genieten of vast naar hotel Trier te gaan waar om vier uur de prijzen zouden worden uitgereikt. Leo's voet was dermate verstuikt en pijnlijk, dat er voor hem niets anders opzat dan naar station Soestduinen te fietsen om daar de eerste de beste trein naar Utrecht te pakken en vandaar naar Amsterdam te reizen. Dick vergezelde hem daarbij. De anderen fietsten eerst naar het vliegveld, gingen later een half uurtje lekker lui in de zon liggen braden en begaven zich ten slotte naar hotel Trier, waar ze een aantal leden van de Hobby Club ontmoetten, die minder fortuinlijk waren geweest en die na allerlei narigheden als lekke banden, verdwalen, valse peilingen en lange omzwervingen het zegel hadden verbroken, naar den vos en later naar hotel Trier waren gefietst.
In het hotel was een voor de Hobby Club ideaal gezelschap aanwezig: allemaal radio-amateurs, w.o. verscheidene zend-amateurs, die de jongens tot nog toe alleen maar draadloos hadden gekend. Nog nooit hadden de jongens in zulk een technisch gezelschap verkeerd en ze maakten van de gelegenheid gebruik om allerlei technische vragen te stellen. De Hobby Club kreeg tal van uitnodigingen om eens naar de zender te komen kijken en ondervond veel belangstelling en sympathie Bij de prijsuitreiking kreeg de Hobby Club als derde prijs een medaille, waarin nog HOBBY CLUB gegraveerd zou worden en een seinsleutel die automatisch punten gaf, beschikbaar gesteld door de firma Amroh te Muiden. Veerman en Wijngaart sleepten de vijfde prijs in de wacht: weliswaar geen medaille, maar een prachtige ‘Featherlight’-koptelefoon.
Om zes uur was de gezellige réunie afgelopen en bestegen de jongens van de Hobby Club hun stalen ros om de 35 km lange terugtocht te aanvaarden. Ze hadden aan hun toekomst gebouwd, die middag, want hun kennismaking met bekende zend-amateurs zou ongetwijfeld vruchten afwerpen, zodra ze zelf met de zenderij begonnen; ze hadden ervaring opgedaan met het richting-peilen en het werken met radio in het vrije veld: ze hadden, als begin van hun zend-installatie, een half-automatische seinsleutel, ze hadden tal van waardevolle tech- | |
| |
nische adviezen gekregen, hadden de eer van de Hobby Club hoog-gehouden en keerden met een medaille, hun eerste, van de vossenjacht terug. Waren zij vrolijk en wel-gemoed, ook door het heerlijke zomerse weer en het natuurgenot, Leo kon zijn pleizier wel op toen zijn enkel steeds dikker en pijnlijker werd. De dokter constateerde een vrij ernstige verstuiking en een bloeduitstorting en dat betekende op zijn minst anderhalve week huisarrest: voor een actieven jongen als hij een hard gelag!
* * *
- Leo, daar is bezoek voor je: een jongedame! riep Leo's vader.
- Oh, da's fijn! Laat haar maar gauw bovenkomen! zei Leo, verheugd over dit onverwachte pretje. De Hobby Club had Pinkstervacantie en dat betekende extra-hard werken.... in het clublokaal. Maar hij, met die ongelukkige voet, zat daar vastgekluisterd aan een luie stoel, ver van het gezellig-drukke gedoe, waarnaar hij zo hartstochtelijk verlangde. Ze kwamen hem vaak genoeg opzoeken, zijn vrienden, en van verveling was geen sprake, - hij maakte zijn huiswerk, werkte plannen uit of schreef artikelen voor HOBBY CLUB, - maar toch, zijn gedachten gingen steeds uit naar dat vertrouwde plekje op de Herengracht, naar de club, die hem nog nooit zo dierbaar was geweest als nu.
Bezoek Een jongedame.... Joosje misschien, of.... wie, weet, was het Suze! Meer dan een week had hij haar niet gezien, niet gesproken. Meer dan een week was zijn hart naar haar uitgegaan, had hij gehoopt, dat ze zou komen. Maar hij wist, dat ze erg verlegen en bescheiden was en dat dit alles tussen hen tweeën een barricade had gevormd. Was hij anders zo doortastend, tegenover haar had hij geaarzeld, had hij het niet gewaagd die barricade te doorbreken. Na de snel-opgevlamde vriendschap was er een stilstand, geen teruggang, ingetreden. Altijd was ze lief en vriendelijk tegen hem geweest, maar door haar mooie karakter was ze dat tegen iedereen, had ze zich bij iedereen bemind gemaakt en juist dat had Leo wel eens doen twijfelen. Soms dacht of voelde hij dat Suze extra aardig tegen hem was, maar een andere keer leek het weer of ze tegen allen zo sympathiek deed. Ook hijzelf, - dat moest Leo toegeven -, was tegenover haar niet zo openhartig als hij tegen anderen was, ook hij liet zijn gevoelens niet zo blijken en van een meisje kon hij moeilijk verwachten, dat
| |
| |
zij hem daarin vóór zou zijn. En Rudolf als tussenpersoon gebruiken? Neen, daar voelde hij niets voor. Suze was veel te rechtschapen om zo iets te doen.
En meer dan alleen maar rechtschapen: voor Leo's gevoel had ze alle goede eigenschappen in zich verenigd: lief, knap van uiterlijk, eenvoudig, kameraadschappelijk, in hoge mate intelligent en zacht en warm van gemoed. Hoe graag, hoe dolgraag zou hij haar niet de zijne, zijn eigen meisje noemen. Maar hij was bang dat hij haar, door haar te vragen, zou verliezen, dat zijn mooie illusie dan als een zeepbel uit elkaar zou spatten. Dit had hem steeds doen aarzelen, dit had hem de beslissende vraag, die een einde zou maken aan die martelende onzekerheid, steeds doen uitstellen. De angst om haar te verliezen woog zwaar....
Maar als.... als hij vandaag.... vandaag was het eigenlijk al volop zomer, je rook het aan de geur van pas ontloken bladeren en bloesems, je hoorde het aan 't vrolijk getsjilp en gepiep van de vogels.... vandaag, bij het weerzien na meer dan een week, als hij vandaag haar gevoelens voor hem eens kon peilen, dan moest hij 't er toch eigenlijk maar op wagen, moest hij de knoop doorhakken. Nu of nooit, zijn besluit was genomen, stond vast en uiterlijk kalm, maar vol innerlijke bewogenheid wachtte Leo de komst van Suze, - als ze 't was -, af. 't Wàs Suze, die even met Leo's vader had staan babbelen, die de trap opkwam, aanklopte en binnenkwam.
- Suze....
Leo zocht naar zijn woorden en ook Suze wist niet dadelijk wat te zeggen.
- Dâ-âg! zei ze ten slotte. Hoe is 't met het zieke pootje. en met jou?
- Oh, dat gaat best! antwoordde Leo luchthartig. Nog een paar dagen en dan gaan we d'r weer mee lopen. Vertel 's, hoe is 't met jou en met Rudolf en met de Hobby Club?
- Goed, maar we missen onzen voorzitter, werkelijk, we missen je. Op de Hobby Club vraagt iedereen aan iedereen: wanneer komt Leo terug? Voor mij een goed voorwendsel om je eens te gaan opzoeken. Ik heb een briefje van Fred bij me en ik moet je een hoop vertellen! Ach Leo, wat heb je een gezellige kamer.... echt iets voor jou, echt zoals ik me een ideale jongenskamer altijd heb voorgesteld. Oh, ik moet je iets vragen....
- En ik jou, zei Leo, maar ga zitten en vertel me wat ik voor je doen kan.
| |
| |
- Vanavond is het clubavond en morgen begint de eindspurt voor de overgang. Nu hebben jij en Fred de leden van de Hobby Club nieuwsgierig gemaakt door hun te vertellen, dat jullie voor de grote vacantie geweldige plannen hebben. Iedereen is zo benieuwd en nu hebben ze mij al honderd keer gevraagd om naar je toe te gaan en je zien over te halen om die plannen bekend te maken. Eerst wou ik er niets van weten, maar nu ik 't overdacht heb.... Weet je, Leo, jullie moeten 't den leden vertellen, want dan werken ze dubbel zo hard om over te gaan en mee te kunnen doen. Het moet een geweldig plan zijn en daarom: stel het niet langer uit, maak het openbaar, want heus: de jongens hebben een steuntje nodig in de zware tijd, die nu komt. Met iets moois in het vooruitzicht, dat weet je net zo goed als ik, dan span je je veel meer in dan anders. En daarom: vertel 't.
- Rook je? vroeg Leo, terwijl hij Suze een pakje sigaretten voorhield. Als ik iets ga vertellen als dit, dan moet ik een sigaret roken.
- Voor deze keer dan, zei Suze, want anders rook ik niet. Enne.... vertel je het dan?
Toen begon Leo te vertellen, onthulde hij het grootse plan, waarvan Fred de geestelijke vader was en waaraan ze samen maandenlang gewerkt hadden. En hoe meer Leo vertelde, des te enthousiaster werden Suzes reacties tot het meisje eindelijk uitriep:
- O-òh! Wat een plan!! Zoiets geweldigs had ik op geen stukken na verwacht! Wat zullen de jongens dáár van opkijken! Ze gaan vast dansen en springen of iets geks doen als ze het horen.... Leo, mag ik ook meedoen? Mag 't, al ben ik dan ook een meisje?? Mag ik ook meegaan???
- Suze, zei Leo met een ernstig gezicht, het is niet netjes om een vraag met een wedervraag te beantwoorden, maar toch wou ik je vragen of.... of je met mij mee wil.... of ik van je....
Meer kon en durfde hij op dit moment niet zeggen, maar dat was ook niet nodig, toen hij zag hoe Suze hem aankeek en hoe zij onbewust haar handen uitstrekte.... naar hem. En hij greep die handen en drukte ze in de zijne. Ontroerd kuste hij die handen; zijn voet was hij vergeten, alles was hij vergeten, hij wist alleen maar dit: dat hij van haar mocht houden, dat zij van hem hield. Hij was opgestaan, half geknield hurkte hij voor haar, maar ook daaraan dacht hij niet; hij dacht uitsluitend aan dit ene: dat Suze nu zijn meisje, zijn eigen lieve
| |
| |
meisje was, dat ze voortaan samen.... Plotseling keek hij op en zag hij dat Suzes ogen zich vulden met tranen, dat ze huilde.... Met een ruk richtte Leo zich op, legde hij zijn arm om haar hals, streelde hij haar golvend haar en vroeg hij of ze verdriet had.
- Verdriet? Ach nee, Leo, maar weet je, het overweldigt me zo, dit alles, dit geluk! Al van de eerste middag af, dat we samen op het ijs waren, houd ik van jou en hoe meer ik je leerde kennen, hoe meer ik van je hield en steeds, steeds meer. Steeds dacht ik aan je, wachtte ik op het moment, dat je weer bij me zou zijn. Maar als je dan eindelijk bij me was, dan beheerste ik me en liet ik niets merken, was ik eerder koel tegen je. En daarna had ik er spijt van en zo ging het steeds opnieuw, weken en maanden lang. En steeds vroeg ik me af of jij ook wat om mij gaf, of dat ik me dat maar verbeeldde. Ik leefde zo met je mee, met je club, waarin ik je zo bewonderde. Je maakt me zo gelukkig, je bedacht de ene verrassing na de andere en ik, ik deed niets, beheerste me, kropte het op en daarom huilde ik daarnet, toen jij me van die spanning verloste. Ja Leo, zo was het, maar van nu af aan wordt het anders, spelen we geen verstoppertje meer en doen we net als Piep en Lous in de schoolfilm: trekken we samen op. En daarom: of ik met je mee wil? Graag, heel graag Leo, waar je ook gaat!
- Ik geloof dat ik een geluksvogel ben. Alles loopt me mee: de Hobby Club, de krant en nu dit! En kijk eens, wat ik vanmiddag ontvangen heb. Laat Fred vanavond maar alles bekend maken, ook deze brief. Hier, lees maar.
- Neen maar! Leo, is dat echt waar? Wat een succes! Ik geloof dat alles, wat jij bereiken wilt, dat je dat lukt! Wat zullen je jongens ook daar vanavond van opkijken. Maar wacht eens, voor jou heb ik ook een verrassing, een briefje van Fred.
Toen Leo het briefje gelezen had, uitte hij een indianenkreet van blijdschap:
- Nu zijn we quitte: jij een verrassing, ik een verrassing, wij samen een verrassing en vanavond de club een hele serie verrassingen. Maar vertel eens Suze, hoe vond jij de première, Zaterdagavond?
En Suze vertelde van het enorme succes van de schoolfilm, die in tegenwoordigheid van de hele H.B.S. en tal van genodigden op de grote feestavond ter gelegenheid van het a.s. 50-jarige bestaan van de school voor het eerst was vertoond. Suze vertelde, hoe het applaus wel tien minuten had ge- | |
| |
duurd, hoe geestdriftig de medewerkers waren toegejuicht, hoe Lous en Fred bloemstukken waren aangeboden, hoe de Hobby Club die avond ware triomfen had gevierd en hoezeer de jongens bij deze feestelijke erkenning van hun prestaties hun voorzitter hadden gemist. Hoe ook de poppenfilm, tot haar eigen voldoening, veel succes had geoogst en zij en Joosje een ovatie ‘om van verlegenheid door het toneel te zinken’ in ontvangst hadden moeten nemen. En vooral ook hoe de directeur in een bezielende toespraak de Hobby Club bedankt, geprezen en geëerd had.
Het deed Leo goed uit Suzes mond te vernemen dat iedereen vol lof was over deze jongste prestatie van de Hobby Club. Dick en Fred hadden hem ook al verslag over deze ‘wereldpremière’ uitgebracht, maar nu Suze er van vertelde, leefde hij nog veel meer mee met het succes van zijn club, die, - en plotseling realiseerde Leo zich dat -, die het eerste aanknopingspunt met Suze was geweest. En niet alleen voor hem, ook voor Fred, die heel wat doortastender dan hijzelf was geweest en het in een maand had klaargespeeld met Joosje een ideaal paartje te vormen. Als iemand vroeg waarom Fred en hij de Hobby Club hadden opgericht, dan zouden ze kunnen antwoorden: ‘Wel, om niet ons hele leven vrijgezel te blijven!’
Toen Leo van zijn malle gedachten aan Suze vertelde, schaterden ze het uit. Nu de barricade verbroken was, konden ze voor 't eerst eens vrij en openlijk met elkaar praten. Leo bekende Suze hoe hij altijd had verlangd naar de vriendschap met een meisje, hoe alles hem altijd gelukt was behalve dit, maar hoe hij ondanks bittere teleurstellingen altijd gehoopt had op.... haar. En ook Suze openbaarde hem haar hartsgeheimen, waarbij bleek dat Leo, ook uiterlijk, volkomen overeenkwam met de voorstelling, die ze zich vroeger altijd van haar aanstaanden man had gemaakt. Hand in hand spraken ze zich tegenover elkaar uit, opgaand in hun gemeenschappelijk geluk.
Natuurlijk kwam ook de Hobby Club ter sprake. Voor 't eerst onthulde Leo toekomstplannen, waarover hij zich zelfs tegen Fred nog nooit had uitgelaten en hoe meer hij van zijn idealistische levenstaak vertelde, des te sterker voelde Suze zich tot hem aangetrokken. Daaraan deel te nemen, het leek haar heerlijk daar ook háár beste krachten aan te geven. Ze was zo blij die middag, Suze. Het geluk lachte hen tweetjes toe, zorgen kenden ze niet, ze waren beiden jong, fris en ge- | |
| |
zond. En met zonnig optimisme smeedden ze plannen, die zowel hunzelf als de Hobby Club en de Nederlandse jeugd ten goede zouden komen.
- Suze, ik dank je dat je me zo gelukkig hebt gemaakt, zei Leo bij het afscheid. Hij nam haar gezichtje tussen zijn handen en drukte voorzichtig een kus op haar lippen. En toen Suze weg was, moest hij eerst even van zijn verbazing bekomen, dat hij zoiets gedurfd had. Maar waarom zou hij eigenlijk verlegen zijn tegenover een meisje als zij. Suze was nu zijn meisje, zijn eigen lieve meisje.... wat was het leven toch mooi! En hij hinkte naar het raam, schoof het wijd open en keek het meisjesfiguurtje na, wuifde toen zij omkeek en keerde toen zielsgelukkig terug naar zijn stoel, waar hij zich, met wijd-open ogen achterover liggend, overgaf aan de prettigst denkbare gedachten....
* * *
Als een wonder van licht en vorm schoof de eeuwig fonkelende witte grensmuur tussen het zonnige, zuidelijke Italië en Zwitserland, de paarl in 't hart van het oude Europa, voorbij. Overweldigend groots rezen uit een labyrint van uitgestrekte gletschers de machtige vierduizenders met hun sneeuwkoepels en rotskammen: de Monte Rosa met zijn wirwar van ijsstromen en spitse toppen, de Lyskamm met zijn zilveren glans, de kleine tweeling Castor en Pollux, de indrukwekkende ijskolos de Breithorn en dan via een zacht-golvende sneeuwkam de koning der bergen, die zijn gehele omgeving beheerste en zich in wilde zigzaglijnen ten hemel verhief: de Matterhorn.
Nimmer had de Natuur een grootser monument opgericht dan deze trotse rotspyramide, waarvan de getande ‘Graten’ zich scherp als messen omhoog slingerden, naar de koene top, die als een met diamanten bezette kroon uitstak boven de lieflijke alpendalen met hun bruisende beekjes, met hun groene weiden en donkere wouden. Welk een heerlijk beeldhouwwerk der schepping, welk een fier symbool van boven-menselijke schoonheid! Dreigend en lokkend met zijn duizelingwekkend steile wanden en zijn majestueuze pracht troonde de Matterhorn daar over het rijk van de eeuwige sneeuw, wakend over het lieflijke bergdorp, dat zich in de erenaam ‘Mekka der bergbeklimmers’ mocht verheugen, het wereld-beroemde vacantie-oord voor hen, die rust en vrede en schoonheid in de Alpen zochten, voor hen, die hun krachten met die van de ijs- | |
| |
en rotsreuzen wilden meten, voor allen, die de Natuur in haar meest grootse uiting, de bergen, liefhadden.
Zermatt: aan drie kanten werd het omgeven door Europa's hoogste bergketenen, door 's werelds beroemdste bergtoppen, wier beklimming zo vele mensenlevens had gekost, omringd door namen, die het hart van iederen alpinist sneller deden kloppen, Matterhorn, Dent Blanche, Monte Rosa, Lyskamm, Dom, Ober Gabelhorn en Weiszhorn, omgord door malse, met bloemen begroeide weiden en lommerrijke lariksbossen. Zermatt, waarvandaan dappere gidsen de bruin-gebrande toeristen langs steile rots- en ijsgraten ten hemel voerden, waar op de keien der straten steeds de vonken-schietende piekels en bergschoenen weerklonken. Zermatt: vacantie-oord zonder weerga, wereldcentrum van het alpinisme.
Kaleidoscopisch wisselden de beelden elkaar af. Nauwe, door hoge rotsen ingesloten kloven, waardoor het smeltwater der gletschers zich in onstuimige beekjes en watervallen kokend en schuimend een weg omlaag baande; wijde vergezichten over stralende witte sneeuwvelden en blanke ijskoepels met daarboven als een baldakijn de azuur-blauwe hemel; schilderachtige kapelletjes en kerkjes, bruin-gebrande Sennhutten en rustig grazend bergvee; jongens en meisjes, die in onstuimige levenslust door de bossen omhoogtrokken, naar de gletschers met hun grillige ijstorens en hun verraderlijke spleten, of naar de hoge rotstoppen, die zij met taai doorzettingsvermogen beklommen. Sport en natuurgenot, vriendschap en levensvreugd, romantiek en avontuur, ook bereikbaar voor Hollandse jongens en meisjes, dank zij de gastvrije Zwitserse jeugdherbergen!
De film was afgelopen en Fred schakelde de projector, gramofoon en versterker uit. Het zaallicht gloeide weer aan en als plaatsvervangend voorzitter sprak hij tot de jongens en meisjes van de Hobby Club.
- Dit gaf een bescheiden beeld van wat ons deze zomervacantie te wachten staat. Ja, de Hobby Club gaat naar Zwitserland, een maand lang genieten van het jeugdherbergleven in de woeste bergnatuur, een maand lang de gezondste lucht van Europa inademen, een maand lang een sportief en avontuurlijk leventje zonder zorgen leiden. Dit is het grootse plan, waarop Leo en ik al zo vaak gezinspeeld hebben, het plan dat we eigenlijk als verrassing voor de grote vacantie geheim hadden willen houden, maar dat we om bijzondere redenen nu al openbaar maken.
| |
| |
- Want, luitjes, je weet het net zo goed als ik: er wachten ons zes weken, waarin we ons allerakeligst mogen afsloven om op ons eindrapport de eervolle vermelding ‘bevorderd naar de zoveelste klas’ met een doorgestreept woordje ‘niet’ te verwerven. Da's misschien diep treurig, maar waar. En er zit niks anders op dan onze tanden op elkaar te zetten en te werken, te werken zo hard we kunnen, want, luitjes, we moeten overgaan, ter wille van ons eigen prestige, terwille van de eer van onze club. We moeten de moeilijkheden van deze laatste, zware periode van het schooljaar overwinnen en te oordelen naar onze Paasrapporten kunnen we dat, allemaal.
- We weten allen waarom het gaat. Als we bakken, krijgen we de grootste misère: we moeten nog eens om alle taaie moppen van de leraren lachen, we moeten alle lessen nog eens leren, hetgeen allemaal stichtelijk vervelend is; het duurt een jaar langer voor we het leven, het werkelijke leven, waarnaar we zo verlangen, kunnen ingaan, we zijn gehandicapt bij latere sollicitaties, we krijgen thuis meer te horen dan ons lief is en bovenal: als we blijven zitten, wordt de club het volgend seizoen verboden terrein, mogen we niet mee naar Zwitserland en bezorgen we onze club een slechte naam, want geloof me maar, als het mis gaat, wordt de club er op aangekeken en dat zou ons veel schade doen.
- Als we wel overgaan, krijgen we thuis alle medewerking, kunnen we naar Zwitserland gaan en volop van de vacantie genieten en bovendien: dan kunnen we meedoen aan de grootscheepse uitbreiding van de Hobby Club, aan de uitbreiding over heel Nederland. De hoogste belangen van de Hobby Club zijn er mee gemoeid, met onze overgang en daarom: zet 'm op, werk zoals je nog nooit gewerkt heb! Besteed in deze korte periode al je tijd aan het schoolwerk, concentreer je iedere minuut op het volbrengen van je taak en als beloning wacht je de mooiste vacantie, die je je wensen kunt. Zet alles op alles om over te gaan: je eigen toekomst en die van de Hobby Club staan op spel!
- Nu zal ik je eerst wat van Zwitserland vertellen en dan zal ik de plannen voor onze expeditie, - want dat wordt het -, bekend maken.
- Zwitserland is niet alleen het land van de gewone bergen, van de bergen van rots, sneeuw en ijs, - Zwitserland is tevens hèt land van de jeugdherbergen. Ja, er is geen land in Europa, waar de jeugdherbergen zo dicht zijn gezaaid als
| |
| |
in ‘the playground of Europe’, de speelplaats van Europa, zoals de Engelsen Zwitserland noemen.
- Voor ons, jonge mensen, voor de sportliefhebbers en voor de vele buitenlandse vacantiegangers is Zwitserland inderdaad een ‘speelplaats’, een speelplaats in grote stijl. De Natuur heeft 't den Zwitsers niet gemakkelijk gemaakt, - de hoge bergketenen, de nauwe, kronkelige dalen en de woeststromende rivieren belemmeren 't verkeer -, maar met dezelfde energie als waarmee de Hollanders het water hebben bedwongen, hebben de Zwitsers hùn moeilijkheden overwonnen en hebben ze door hun land een net van goede wegen en spoorwegen gelegd.
- Zwitserland is één van de weinige landen in West-Europa, waar je nog volop kunt genieten van romantiek en avontuur. Romantiek van oude kastelen, van steile rotswanden, van nauwe kloven en primitieve dorpjes, van alpenhoorn en transport met muilezels. Avontuur door zijn met sneeuw en ijs bedekte bergen, avontuur van sensationele bergbeklimmingen, waar natuurgenot en doodsgevaar elkaar soms afwisselen.
- Zwitserland is een land van de jeugd, een land van jeugdherbergen. Er zijn er bijna tweehonderd. Waarom zoveel in een land dat weinig groter dan het onze is? Dat is gemakkelijk te verklaren. In ons land liggen de jeugdherbergen op een onderlinge afstand, die je te voet in één dag kunt afleggen: in ons vlakke landje een kilometer of veertig. In Zwitserland liggen soms op één lijn van 20 kilometer wel vier jeugdherbergen, gemiddeld 5 kilometer van elkaar: 5 kilometer hemelsbreed. Maar met een steile bergketen daartussen betekent dat een zware klimtocht van misschien wel meer dan tien uur!
- De Zwitserse jeugdherbergen zijn zeer verschillend. Er zijn er bij, die niet onderdoen voor een goed hotel: die in een kasteel of in een groot, modern gebouw zijn gevestigd en voorzien zijn van heerlijke bedden, centrale verwarming, hete douches, electrische keukens en prachtig ingerichte woonruimten. Andere daarentegen zijn weer uiterst primitief: een bruin-geteerd hutje met enkele lange bakken met stroo om in te slapen, een aftakking op een bergbeekje als wasgelegenheid, verlichting met oliepitjes en verwarming met een open houtvuur. Maar hoe dan ook: alle worden zij gekenmerkt door dezelfde gezellige, gastvrije en sportieve sfeer.
- Er is een groot verschil tussen de jeugdherbergen in Zwitserland en die in Holland. Corvée kennen de Zwitsers
| |
| |
niet: de jeugdherberg-ouders houden de jeugdherberg schoon en verzorgen het eten. Corvée zou bijna niet mogelijk zijn omdat je er meest in de avond binnenvalt en vaak 's morgens heel vroeg of zelfs 's nachts weer vertrekt. Het leven in de Zwitserse jeugdherbergen is vrijer en tegelijkertijd ordelijker dan bij ons. Je kunt er elk uur van de dag en eventueel zelfs 's nachts binnenkomen. Van reglementen merk je weinig of niets, maar ondanks die verregaande vrijheid heerst er in het algemeen orde. 't Is jammer dat ik 't zeggen moet, maar de Zwitserse jeugd heeft beslist betere manieren en meer zelfdiscipline dan de onze. Hun geest is sportiever en kameraadschappelijker en als 's avonds iedereen moe is, gaan de jongens en meisjes rustig en zonder herrie slapen.
- Gelukkig hebben wij Hollanders een goede naam in het buitenland. Dat valt je al dadelijk bij den douane op als je Zwitserland binnenkomt. Wanneer deze merkt dat je Hollander bent, zet hij onmiddellijk een wit kruis op je rugzak. Door de Zwitserse jeugd word je met open armen ontvangen. Dat alles is geen toeval, want er is geen volk in Europa, dat zo met het onze overeenkomt als het Zwitserse. In Zwitserland, wáár je ook komt, voel je je meteen ‘thuis’.
- Ik ken geen heerlijker sport dan het bergen klimmen. In het begin valt het niet mee je urenlang langs smalle kronkelpaadjes en soms met handen en voeten langs de rotsen omhoog te werken. Maar de eerste keer, dat je een top bereikt, sta je sprakeloos: het is alsof de wereld aan je voeten ligt, want je kijkt uit over eindeloze reeksen bergen en dalen, vele tientallen kilometers ver. Dan zie je toppen hoger dan de jouwe, daar wil je natuurlijk ook op en zo word je vanzelf een enthousiast bergbeklimmer. Je wil om steeds hogerop te komen uit zich hier plotseling in de meest letterlijke zin. Die top is plotseling een symbool daarvan geworden: je wilt, je moet er naar toe, ook al kost het je nog zo veel moeite. Bergenklimmen doe je niet om het uitzicht: je doet het om het genot van de klimsport en om de voldoening, die uitgaat van door eigen kracht, wil en doorzettingsvermogen zo hoog te zijn gestegen.
- Om nu op ons plan terug te komen: als een pool-expeditie uitgerust met technische middelen gaat de Hobby Club deze zomer een maand naar Zwitserland en wel naar het kanton Wallis, dat in het zuiden aan Italië grenst. Het centraal uitgangspunt van onze bergtochten zal zijn het beroemde bergdorp Zermatt, aan de voet van de Matterhorn. Echt trekken, d.w.z. gedurig van de ene plaats naar de andere, zal
| |
| |
niet mogelijk zijn doordat we om technische redenen nogal wat bagage meenemen. Waarom ik juist Zermatt heb gekozen?
- Ik ben de drie voornaamste gedeelten van Zwitserland doorgetrokken: het Berner Oberland in Centraal Zwitserland met de plaatsen Interlaken, Wengen, Grindelwald, Meiringen, Engelberg en de bekende bergen Jungfrau, Eiger en Mönch; Graubünden in het zuid-oosten van Zwitserland, de omgeving van St. Moritz, Samaden en Pontresina, die beheerst wordt door de Bernina-groep en ten slotte Wallis, waar ik ongeveer 500 kilometer heb rondgezworven. Van het laatste gebied ging voor mij de meeste bekoring uit. De natuur is er groots en woest, je vindt er de hoogste bergen en de primitiefste dorpen en bevolking. Het heeft het beste klimaat van Zwitserland en wordt niet overstroomd door toeristen. Op tal van plaatsen tref je nog oude klederdrachten en interessante volksgebruiken aan. De berg- en gletscherwereld rondom Zermatt is de mooiste, die ik ooit gezien heb, de mooiste op dat gebied ter wereld, naar ik vaak gehoord en gelezen heb.
- Zermatt is een waar paradijs voor bergbeklimmers en je kunt er ontelbare tochten, van de eenvoudigste tot de zwaarste, ondernemen. Onze Zwitserse vrienden zullen ons de genoegens van het alpinisme leren en wie weet, beklimmen we nog wel eens een vierduizender. Wekenlang zullen we door de dalen, door de bossen en over de gletschers zwerven, de ene top na de andere zullen we beklimmen. In de jeugdherbergen, waar het wemelt van Fransen, Engelsen, Amerikanen, Zwitsers, Belgen en nog tal van andere buitenlanders, zullen we Frans, Duits en Engels spreken, zullen we vrienden van alle nationaliteiten verwerven en zullen we deelnemen aan de gezelligste jeugdbijeenkomsten. We zullen om kampvuren zitten, in alle talen zullen we liedjes zingen, grapjes maken en van gedachten wisselen, we zullen vreemde landen en vreemde steden zien en met een gezonde, geharde body en rijk aan ervaringen zullen we naar Holland terugkeren. Geloof me, dit wordt een vacantie, zoals je je leven lang nog niet hebt meegemaakt.
- Wat de kosten van deze reis betreft, voor ongeveer f 1.50 per dag zullen we in Zwitserland kunnen rondkomen. We slapen voor ca. 40 cent per nacht in de jeugdherbergen en koken ons eigen potje. Niet dat we voor dat geld een luxe leventje kunnen leiden, maar dat hindert niet, want heus: het sobere trekkersleven geeft veel meer voldoening dan een verblijf in een luxueus hotel. We weten nog niet precies hoeveel
| |
| |
de trein ons zal kosten, maar alles bij elkaar blijven de totale reiskosten per persoon ver onder de 100 gulden. Iedereen moet zijn eigen reis betalen, maar als je dat geld niet kunt opbrengen, kun je steun van de clubkas verwachten. Iedereen, die mee mag en mee wil, kan mee, daar kun je op rekenen!
- Ik zei straks ‘uitgerust als een noordpool-expeditie’, want, vrinden, daar in Zwitserland hoeven we onze technische hobbies niet te vergeten. De Hobby-Club-expeditie zal niet alleen uitgerust zijn met rug- en slaapzakken, met piekels en gletschertouwen, we nemen nog heel wat meer mee: filmcamera's, fototoestellen, een gramofoon-opname-installatie versterkers, microfoons, draagbare radio-ontvangers en zelfs zenders, transportabele 5-meter-zend-ontvangers, waarmee we, als we ons in verschillende groepen hebben gesplitst om verschillende toppen te beklimmen, met elkaar in draadloos contact zullen kunnen blijven. PAoASD bracht ons op dat laatste idee, toen hij zei dat Zwitserland met zijn hoge bergen ideaal was om met 5-meter zend-ontvangers te gaan experimenteren.
- Hoe lijkt jullie dat, de bergen in te trekken, gewapend met de Cine Kodak Special, met de Leica en andere camera's, met telelenzen, kleurenfilms en statieven, en films en foto's mee terug naar Holland te nemen, die mooier en spannender zijn dan we ooit gemaakt hebben. Hoe lijkt het jullie gramofoon-opnamen te maken van het jeugdherbergleven, proeven te nemen met zenders en ontvangers en radioverbindingen tussen de bergtoppen te maken? En dat is nog lang niet alles.
- We zullen het genot en de sensaties van het onvergelijkelijk heerlijk alpinisme leren kennen. Het ene spannende avontuur zal op het andere volgen, want daar hoog in de bergen, daar langs de steile rotswanden, in de gapende kloven, de blauwe ijsgrotten, de woeste gletscherséracs en op de hemel-doorborende toppen, daar leeft nog het romantische avontuur. Daar voel je dat je leeft, voel je je hoog-verheven boven het laag-bij-de-grondse en boven het alledaagse. Als herboren keer je terug, met een gehard lichaam en een verfrist gemoed, met nieuwe levensvreugd en bruingebrand door de ultra-violette stralen van de hooggebergtezon.
- We zullen de sfeer en het streven van de Hobby Club tot ver buiten onze grenzen brengen. En wie weet, kunnen we onze ideeën en idealen onder jonge mensen van andere nationaliteiten verbreiden en misschien kunnen we daarmee de grondslag leggen voor een blijvend internationaal contact.
| |
| |
- In ieder geval zullen we ruimschoots kunnen profiteren van de mogelijkheid om voor weinig geld in jeugdherbergen te logeren en zullen we waardevol film- en fotomateriaal en een grote dosis technische ervaring mee naar huis nemen. Onze spannendste avonturen zullen we met onze eigen foto's tot artikelen voor HOBBY CLUB uitwerken en het resultaat zal misschien zijn, dat het volgend jaar honderden of duizenden Nederlandse jongens en meisjes ons voorbeeld volgen en ook naar Zwitserland en zijn jeugdherbergen gaan.
- Het is jammer, heel jammer, dat onze eminente voorzitter Leo van der Sluis door zijn verstuikte enkel niet op deze historische bijeenkomst aanwezig kon zijn. Hij had met zijn sprekerstalent ons plan, waarin hij zo'n belangrijk aandeel heeft gehad, op nog veel enthousiastere wijze kunnen toelichten. Maar ik zie al aan jullie gezichten, dat het Zwitserland-plan jullie harten veroverd heeft en daarom: laat ons vertrouwen in het welslagen er van en in de toekomst van de Hobby Club even rotsvast zijn als die indrukwekkende reus van ijs en graniet, die Matterhorn heet en wiens beklimming één van mijn grootste idealen is.
- Voor we tot de gebruikelijke rondvraag en tot de debatten overgaan, maak ik jullie namens het bestuur nog het volgende bekend:
- Ten eerste dat het bestuur van de Hobby Club Lous de Haan wegens haar meesterlijk spel in de schoolfilm, dat zoveel tot het succes er van heeft bijgedragen, als meisje het lidmaatschap van de Hobby Club heeft aangeboden. Hetzelfde geldt voor Suze Campbell wegens haar aandeel in de poppenfilm en voor onze jonge, talentvolle componiste Dita van Bohemen. Met Joosje daarbij is dat een klaverblad van vier waarvan we hopen dat het de Hobby Club veel geluk zal brengen!
- Ten tweede: dat de directie van de Cinéac, die op introductie van den heer de Vries van het Handelsblad Zaterdagavond de première van onze nieuwe films heeft bijgewoond, besloten heeft de poppenfilm in haar theaters in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam te gaan vertonen, hetgeen een kroon op het werk van onze film-afdeling vormt, waarmee wij haar hartelijk feliciteren! (hierbij drukte Fred met een komiek buiginkje zichzelf de hand, hetgeen veel hilariteit verwekte).
- Ten derde dat het aantal betalende lezers van ons blad HOBBY CLUB eergisteren de 20.000 gepasseerd is, en dat het vacantie-nummer een omvang van niet minder dan 32 pagina's zal hebben, waarvan vier in kleurendruk.
| |
| |
- En ten vierde, als wellicht de allergrootste verrassing, dat onze voorzitter, Leo van der Sluis op Woensdagavond 12 Juli des avonds om half acht over de zender Hilversum II een causerie zal houden onder de titel: ‘Jongens en Hobbies’. Hierin zal hij de Nederlandse jongens over de Hobby Club inlichten en hen opwekken lid te worden: de eerste stap naar de grootscheepse uitbreiding!
Nog voor Fred uitgesproken was, barstte er een oorverdovend applaus los, want deze laatste mededelingen hadden de door het reisplan toch al zo verhitte gemoederen doen overkoken. Dat had Leo toch maar weer op onnavolgbare wijze voor hen klaargespeeld: een radiospeech, pakkender en trefzekerder dan elk ander propaganda-middel! Tienduizenden jonge mensen zou hij met zijn overtuigende woorden bereiken. Zijzelf zouden die avond om de luidspreker geschaard zitten om naar de stem van hun voorzitter te luisteren en de geluidsopname-afdeling zou deze historische redevoering vastleggen als een gulden bladzij in de annalen van de Hobby Club.
En dan de andere successen: de bloei van hun aller troetelkind, hun krant HOBBY CLUB; de openbare erkenning van de prestaties van de film-afdeling, nu de directie van de Cinéac hun film waardig keurde voor publieke vertoning en bovenal: het sprookjesland van de witte bergen als een blij verschiet achter de dorre, troosteloze vlakten van proefwerken en repetities. Ja, de jongens voelden het plotseling met een bijna ontstellende zekerheid: dit alles was waard om voor te werken, je tot het uiterste in te spannen en al het mogelijke te doen om over te gaan, want dàn kon je meegaan met:
DE HOBBY CLUB OP AVONTUUR IN ZWITSERLAND
|
|