| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XVIII
- Hier mot je sijn! Hier mot je wesel! Jaja mense, hier kun je geld verdiene! riep de standwerker op het Amstelveld, de beroemde Maandag-markt van Amsterdam, de rondschuifelende mensen naar zich toe.
- Asjeblief heere, een kissie Sumatra-zandblad! Nou, ouwe heer, steek's op. Ja, toe maar, sjeneer je niet, ik ben een eerlijk koopman en 't kost je geen rooie duit. Nou, vader, seg nou 's eerlijk: Hoe smaakt je dat sigaartje? Puik hè? As 'k 'm nou nog effe mag hebbe, dan kenne de andere heere ook eris ruike. Is dat nou niet het een Hevanna, een import, waar je in de winkel twee kwartjes voor kunt neerlegge? Nou, om eerlijk te sijn, 'n Hevanna is 't niet, hij komt uit Mokum, maar geure dat-ie doet! Een wonder is 't, wat ik U seg, beter ken je se niet krijge. Een klein, maar goed pertijtje, handwerk uit een fejiet gegane febriek van betere rook-artikelen, die ik tegen verlaagde prijse mag verkope. En dit pracht sigaartje, dat geurt en smaakt naar alles wat lekker is, dat, zoas je ziet, krijtwit opbrandt, dat de kleine man het gevoel geeft dat hij een bankdirecteur is, - dat sigaartje, mense, dat kost je de vijf stuks geen knáák! Dat kost je geen drie maffies en geen twee. Geen veertig spie, geen zeven stuivers en geen dertig cent. Hier bij mij, mijne heere, betaal je voor vijf van deze heerlijke kwaliteitssigaare geen negen-en twintig, geen achten twintg, geen zeven-en twintig en geen zes-en twintig cent, maar vijf en twintig cente, vijf stuivers, één maffie!! Wie van de heere????
De jongens van de Hobby Club rookten nog geen sigaren, maar hielden het voorlopig bij sigaretten of een pijp. En toch stonden ze met veel belangstelling om den standwerker, die handen te kort kwam bij het utdelen van de sgaren en het incasseren van de kwartjes. Als die man nu maar weer eens zijn mond opendeed om zijn stinkstokken aan te prijzen! Niet? Wel, dan gingen ze naar een ander. Geluiden en spreken,
| |
| |
daarvoor waren ze op de markt, om daarvan.... ‘Dóód! Dóód!!’ klonk het in hun nabijheid. Daar moesten ze heen en ze wrongen en persten zich door de mensenmassa om vooraan een goed plaatsje te krijgen.
- Ze gaan d'r van dóód, mense! Ze gaan d'r van dóód!! Al hebben ze kopere bekke en stale pote: ze gaan d'r van dood!!! En dan hoef je 's nachts niet ure lang wakker te ligge van de jeuk en van dat gekriebel, je hoeft niet bang te sijn voor andere mense, omdat ze een paar van die verstekelinge aan boord hebbe, neen mense, da's niet meer nodig as je mijn gepatenteerd, wetenschappelijk beproefd en met vele gouwe medaljes bekroond anti-vlooiepoeder ‘An-ti-vlo-po’ koopt. Eén sakje Antivlopo en ze gaan d'r van dóód. Eén zo'n sakje van dat wondermidd.... Verder kwam de koopman niet, want een buurman van hem schreeuwde:
- Dâ mô-je nie geleuve, mènse! D'r leupt 'r nog één over de kraag van je jas, Brammetje!
‘Brammetje’, zoals de anti-vlooienpoeder-magnaat bleek te heten, trok zich hier echter niets van aan, liet zich door het daverend gelach van de omstanders evenmin van de wijs brengen en ging onverstoorbaar verder:
- Eén sakje van dat wondermiddel, dat kost je een krats, dat kost je tien cente: het snoepgeld van een kind. Mense, sjeneer je niet, we hebbe er allemaal wel eens één springe en soms wel meer ook. Antivlopo bevrijdt het mensdon van haar lijde. Mot jij een sakkie hebbe, moeder?
- Nee, meneer, murmelde een besje, ik heb d'r laast al één gekocht, maar.... hoe mot je 't se geve?
- Breek se de bek ope en geef se d'r van in! Da's 't beste, hoor moeder! Het oude vrouwtje voelde niet hoe ze voor de gek gehouden werd, maar gelukkig gaf de standwerker haar betere aanwijzingen. Toen de jongens er zelf kriebelig van werden, gingen ze verder met hun....
- Huisvrouwe, wees suinig, spaar je geld.
- Hieróóóóh!!!! Drie rolle voor 'n dup, prima zacht papier, aan twee kante te gebruike!
- Vlekke, mense? Breng ze maar hier! Mijn wonderstift reinigt alle soorten vlekken en of het nu olie of verf, smeer of inkt, zweet of bloed is, alles gaat d'r uit! Drie stuiver met gratis gebruiksaanwijzing!!!
- Zzzzzzúúre bommen! Een cent de lik, tien cent de prik!!
- Truien, hier, pak aan, mensen, da's één, da's twee, da's drie, twee gulden de truien, ijzersterk, da's vier en da's vijf,
| |
| |
twee gulden, dank U meneer, da's zes en da's zeven, ja mensen, kopies halen, straks betalen, beste truien, twee gulden!! De koopman pakte de ene trui na de andere uit grote kartonnen dozen, telde hoeveel malen hij twee gulden moest ontvangen en hield zijn debiteuren goed in de gaten. Hij had zijn prijs bepaald te laag gesteld, want de truien vlogen weg en vóór de koopman het wist, was hij los en nog vroeg het publiek om truien. Wat te doen? De koopman bezon zich geen ogenblik, ontdeed zich van zijn jasje, trok over zijn hoofd zijn eigen trui uit en wierp die naar de kopers. Tot de teleurgestelden riep hij:
Nog één trui heb ik, mense, maar die is thuis en kan ik niet zo makkelijk van me lijf gooie. 't Spijt me, mense, maar ik ben los en ga 's kijke of me Truitje thuis een lekker bakkie koffie voor me heb. Saluutjes, hoor!
De jongens van de Hobby Club amuseerden zich kostelijk met de hier geuite volkshumor en ofschoon ze niets kochten, deden ze hier toch belangrijk werk.
- Oh, pardon, zei Leo tegen een opgeblazen visvrouw, die hem haast aan haar hart drukte, doordat ze struikelde over een draad, die over de grond slierde. Het gekste was, dat die draad aan Leo vastzat en wat ook vreemd was: af en toe boog Leo zijn hoofd wat voorover en zei hij ‘ja’ of ‘stop’ tegen.. zijn knoopsgat.
Fijn toch, dat het Paasvacantie was, zodat de club tijd had de vele plannen uit te werken en de behaalde resultaten ten behoeve van het archief en het H.C.S., het Hobby Club Systeem, te ordenen en te rangschikken. Half April, wat schoot de tijd toch op; sneeuw, ijs en koude waren vergeten, het was volop lente, de tijd van uitbottende takken en zacht-groene tinten, van grote schoonmaak en verhuizingen, van pasgeboren lammetjes en kalveren, van heren met demi's en dames met mantelpakjes.
De Hobby Club had goed geboerd de laatste weken. Een week na de excursie naar het Algemeen Handelsblad hadden de jongens met veel succes een propaganda-avond voor de ouderen gehouden, waarop o.m. de familie van Bohemen en verscheidene leraren, onder wie de baas, Utje en mijnheer Verburg aanwezig waren. Het programma was eerste klas geweest en de club had haar gasten goed ontvangen, ja, er waren zelfs thee, koekjes, sigaren en sigaretten gepresenteerd. Op de algemene feestavond had Fred weer enkele Zwitserland-films vertoond en had hij over het leven in Zwitserse jeugdherbergen gesproken, zulks ‘ter inleiding van grootse plan- | |
| |
nen, die later bekend zouden worden gemaakt’. ‘Plannen, die nog volledig moesten worden uitgewerkt, maar die voor de club van het allergrootste belang zouden kunnen zijn’, zoals Fred het op geheimzinnige wijze had uitgedrukt.
Op de door alle leden bezochte ledenvergadering had Leo verslag uitgebracht over de krant en had hij o.m. meegedeeld, dat er 14.877 exemplaren verkocht en 2123 abonnementen besteld waren. Dit was een daverend succes, vooral ook uit financieel oogpunt, al kon nog niet precies vastgesteld worden hoe groot de winst was. In ieder geval was het meer dan 1000 gulden. De leden van de Hobby Club hadden geduizeld van dit bedrag en de penningmeester van de Hobby Club begon zichzelf een gewichtig mens, een soort opper-schatkist-bewaarder, te vinden.
Door bemiddeling van mijnheer de Vries van het Algemeen Handelsblad, hadden de jongens van de Hobby Club een kijkje mogen nemen in de electriciteitscentrale Noord, die Dick geïnspireerd had tot een artikel ‘Van zonlicht tot electrisch licht’ voor HOBBY CLUB, waarin hij beschreef hoe uit het zonlicht de planten, uit de planten de steenkool en uit de steenkool het electrisch licht voortkwam. Na een suggestieve beschrijving van de enorme turbogeneratoren eindigde hij zijn artikel met:
‘Dag en nacht klopt daar over het IJ het hart van Amsterdam, een hart van zoemende, blinkende machines, dat door slagaders van dik koperdraad zijn electrische stromen stuwt om de levensverrichtingen van het nijvere Amsterdam te besturen en in stand te houden. Dit hart nu is de centrale Noord....’
Op een clubavond waren Suze en Rudolf komen aanzetten met een grote kist, die Fred mocht uitpakken. Er volgde een ademloze stilte, geen Sinterklaas was in staat zo'n spanning op te wekken als oom Wes had gedaan, en toen - plotseling uitte Fred een juichkreet en hief hij met van emotie trillende handen uit een leren tas de camera der camera's: de CINE KODAK SPECIAL!!
Nog nooit hadden de clubleden Fred zo uitgelaten van vreugde gezien, maar dat was dan ook geen wonder, want zowel camera als projector waren magnifiek, op filmgebied het neusje van de zalm. Fred had alle onderdelen getoond en de werking er van uitgelegd en ook had hij gesproken over de filmplannen, die hij nu, dank zij de Cine Kodak Special, kon verwezenlijken.
| |
| |
Enkele avonden later had de klassieke muziek heel wat harten gewonnen, toen de Hobby Club in haar geheel het Concertgebouw had bezocht. Dita had vooraf bij haar thuis een uitleg van de op het programma vermelde werken gegeven en daardoor hadden de jongens ten volle kunnen genieten van Beethovens Eroïca-symphonie en van het ‘Emperor Concerto’, het vijfde pianoconcert.
Op de laatste dag van Maart had mijnheer Verburg de natuurwetenschappelijke gezichtskring van de Hobby Club in sterke mate uitgebreid, door te spreken over de moderne theorieën zoals de Relativiteitstheorie van Einstein, de Quanten-theorie van Planck, de nieuwste inzichten omtrent de bouw van de stof, van het atoom en van het heelal en de problemen van ruimte en tijd. Nog nooit was zijn gehoor zo diep onder de indruk geweest; zijn lezing was een openbaring voor de jongens, die in één slag een heel andere kijk hadden gekregen op alles, wat zich in het heelal afspeelde.
Nadat in het begin van Maart alle krachten geconcentreerd waren op de administratie en de verzending van HOBBY CLUB, konden de experimenten weer hervat en de diverse bouwplannen verwezenlijkt worden. Het voornaamste object was de constructie van een draagbare versterker met batterijvoeding geweest, een pushpull-versterker in klasse-AB-schakeling. Het resultaat hiervan, gecombineerd met nog wat ander constructiewerk, stond nu hier, op het Amstelveld, te kijk. En toen de jongens van hun wandeling langs de kraampjes en standwerkers naar hun uitgangspunt terugkeerden, zagen ze daar een volksoploop, waarop menig standwerker jaloers had kunnen zijn. De oorzaak daarvan???
De reportage-wagen van de Hobby Club! Een sierlijk, modern, twee-wielig aanhangwagentje voor de fiets. Gestroomlijnd met een ronde voorkant en afgeronde hoeken aan de achterkant, glanzend roomkleurig gelakt met blauwe biezen en in rode letters: HOBBY CLUB, SOUND-RECORDING DEPARTMENT. Het laatste was weliswaar afgekeken van de Amerikaanse filmmaatschappijen, maar stond toch heel aardig.
Het wagentje, dat de Hobby Club met vereende krachten had gebouwd, was verend opgehangen aan twee kleine wielen met dikke rubber-banden en kon met een haak aan de bagagedrager van een fiets bevestigd worden. De opklapbare, waterdichte deksel er van stond omhoog, zodat de vele toeschouwers de opname-installatie en het regel- en contrôle- | |
| |
paneel konden zien. De motor was een ouderwetse, maar sterke veermotor. Achter in het wagentje zat een haspel met vijftig meter afgeschermde microfoonkabel, die door een gleuf naar buiten kwam. Door middel van een zwengel en een versnellings-mechanisme kon de kabel snel weer opgewikkeld worden. De balansversterker, uitgerust met vijf kleine Amerikaanse batterij-lampen, was schokvrij tussen rubber kussens gemonteerd. Op de bodem van het wagentje stonden twee anodebatterijen van 150 volt en vier gloeistroom-elementen van 2.5 volt. Verder was in het wagentje een opbergkastje voor gramofoonplaten, koptelefoons, gereedschap, microfoon, reserve-lampen en onderdelen en ander reparatiemateriaal aangebracht, terwijl onder aan het wagentje een koker was bevestigd, waarin.... een grote, ouderwetse paraplu zat geborgen. Tussen het opname-plateau en de milli-ampère-meter van het contrôle-paneel was een gat, waarin de paraplu gestoken kon worden om bij regenbuien de opnamen toch nog te kunnen voortzetten.
De microfoon was een klein model kristal-microfoon, die Leo als een insigne op de revers van zijn jas droeg. Hiermee had hij de diverse marktgeluiden opgepikt, die door Poldervaart en Wijngaart op de gramofoonplaat waren vastgelegd.
De reportagewagen had in zijn kort bestaan, - anderhalve week -, al heel wat goede diensten bewezen. Zo had de club een reportage van de schoolwedstrijden gemaakt, toen het elftal van de H.B.S. in de kwart-finale de tweede O.H.S. had ingemaakt. Dick had zich hierbij als een goed reporter doen gelden. Voor het geluidenarchief hadden de jongens aan de haven suggestieve geluiden van stoomfluiten, misthoorns, gerammel van ankerkettingen, wegtuffen van motorbootjes, lossen met grijperkranen en de bijbehorende bevelen en uitroepen verzameld. Het aantal mogelijkheden van de reportagewagen was legio en allen waren zeer verheugd over deze nieuwe aanwinst.
Tal van toeschouwers rondom het wagentje snapten niet waartoe het diende. Ze begrepen wel dat het iets met gramofoonplaten te maken had, maar het verband tussen microfoons en platen was den meesten mensen toch niet duidelijk. Maar begrijpen of niet, als nieuwsgierige Amsterdammers stonden ze in een dichte menigte om het reportagewagentje heen, zodat het den jongens moeite kostte het cordon te doorbreken, toen ze, nu hun taak volbracht was, naar het clublokaal wilden terugkeren.
| |
| |
Ze waren van plan de zojuist opgenomen platen meteen te gaan afdraaien, maar in het clublokaal wachtte hun zo'n verrassing, dat ze er eenvoudig niet meer aan dachten. De helft van de ruimte was ingericht als trucfilm-studio en dat was een ongewone attractie. 's Morgens om negen uur waren Fred en Joosje, Taco, Suze, Rudolf en nog enkele andere clubleden begonnen met de laatste voorbereidingen voor het opnemen van de poppenfilm.
Niet minder dan drie werkbanken en twee lange tafels hadden ze in gebruik genomen en tegen elkaar aan geschoven. Over het hout was waterdicht asfaltpapier gelegd en hierover lag een laag zand, klei en aarde, waarin allerlei varens, cactussen, slingerplanten en kleine boompjes en struiken waren geplant: een tropisch landschap in zakformaat. Met kiezelsteen, gruis en puimsteen waren paadjes en rotsen gevormd, die zich sierlijk door het heuvelachtige landschapje slingerden. Met boetseerklei was een bedding voor een beekje gemaakt, dat via een wasfles met kopersulfaat, hetgeen 't water blauw zou kleuren, en een gummislang op de kraan van de waterleiding aangesloten kon worden.
De tafels en werkbanken waren zo geplaatst, dat in het midden een gat van een halve meter was overgebleven, net groot genoeg voor de filmcamera en het hoofd van Fred. Indien nodig werd dit gat overdekt met een brede plank, waarop wat mos gespijkerd was. Via een steile waterval mondde het beekje uit in een vijver, waarvoor een afwasteiltje was gebruikt. In het midden van de vijver lag een eilandje, een stuk kurk met daarop wat mos en plantjes en op het water dreven enkele sierlijke inlandse prauwen. Op de bodem van de vijver waren lampjes gemonteerd.
Een gedeelte van het tropenlandschap was ‘bewoonde’ wereld. Daar stonden een Balinese tempel en graftoren van hout en beschilderd papier, die Suze kant en klaar uit de Oost had meegebracht. Verder waren er enkele huisjes, die van hout en riet gemaakt waren. Aardig waren de bruggetjes over de beek, waarvoor Suze heel dunne bamboe had gebruikt. Ook waren in het landschap enkele fantastisch-uitziende afgodsbeelden geplaatst.
Wat natuurlijk niet mocht ontbreken: een vulkaan. Deze was ‘gemonteerd’ op een vierkante plank en was ongeveer 40 centimeter hoog. Het bouwmateriaal was karton en boetseerklei, die zo beschilderd was, dat het op een afstand net leek alsof er tot op halve hoogte uitgestrekte wouden op
| |
| |
groeiden. Het vreemdste van deze meesterlijke imitatie van de Merapi waren de lange glazen pijpen met glazen kraantjes, die er onder uit staken.
- Zullen we de vulkaan even laten werken? vroeg Tjark. Een kleine uitbarsting, anders gaat het hier zo naar salmiak stinken.
Hij verbond de glazen buisjes met twee andere, die met twee tamelijk hoog geplaatste glazen reservoirs, elk met een vloeistof er in, in verbinding stonden, draaide voorzichtig aan de glazen kraantjes....
Onmiddellijk steeg een dikke witte wolk uit de krater-opening omhoog, gevolgd door een tweede, nog veel zwaardere wolk. Weldra stond de vulkaan lustig te roken en te dampen en dreef over het landschap een dicht wolkendek, waaruit weldra een fijne, witte sneeuw viel: salmiak-kristallen, NH4Cl, ontstaan uit HCl en NH4OH, geconcentreerd zoutzuur en natronloog, waarmee de glazen reservoirs gevuld waren.
Hoog in de lucht hing het zo natuurgetrouwe model van de Dakota, gebouwd door Max Veerman. Met zijn spanwijdte van anderhalve meter zweefde het indrukwekkend als een machtige arend boven de hoofden der leden van de Hobby Club.
- Nu zal ik jullie eens laten zien wat je met achtergrondprojectie bereiken kunt, zei Fred. Max, kijk 's of je onze ‘onzichtbare’ draad ziet en hang de Dakota daar eens aan op.
Tien minuten later hing het vliegtuig aan een heel dunne draad in de lucht. Fred had van lakens een reusachtig projectiescherm gemaakt, dat opgehangen was in een verstelbare standaard van metalen buizen, die de afdeling Electriciteit had gefabriceerd. Het vliegtuig hing voor het laken; achter het laken stelde Fred zijn projector op.
Toen de gordijnen waren dichtgetrokken en het donker was, keken de jongens en meisjes met grote spanning toe. De Dakota werd van opzij door twee smalle lichtbundels belicht. De draad was absoluut niet te zien, zodat het leek of het vliegtuig zweefde. Achter het doek schakelde Fred zijn projector in: op het laken, dat nat gemaakt en daardoor doorzichtig was, verscheen een groot duidelijk beeld: een langzaam voorbijschuivend panorama van bergen, bossen, weiden en meren, kennelijk opnamen van Zwitserland. Boven de gekartelde horizon hingen witte wolkenbanken en daarboven een diepblauwe hemel. En Fred dankte diezelfde hemel, dat hij op zijn laatste Zwitserse reis een rolletje Kodachrome-film aan proef- | |
| |
nemingen had besteed, zodat hij nu over kleurige panorama-opnamen van de top van de Pilatus af beschikte.
Het was net echt, wat de toeschouwers zagen was net werkelijkheid. Doordat het panorama langzaam voorbijtrok en de Dakota net tussen de blauwe lucht en de bergen inhing, leek het of 't vliegtuig werkelijk vooruit vloog. De draad liep over katrollen naar de handen van Max Veerman, die met een enkele beweging remous-tikken en schommelingen van het vliegtuig kon bewerkstelligen, hetgeen de suggestie van werkelijkheid nog versterkte.
Dit was dus achtergrond-projectie, de film-truc, die in elke echte filmstudio zo veelvuldig werd toegepast. Als je op de film twee mensen in een taxi zag, dan kon je er zeker van zijn dat de ruitjes van de taxi projectieschermen waren, waarop beelden van voorbijtrekkend verkeer werden geprojecteerd. En de idylle van een verliefd paartje in een schommelende roeiboot op een meertje met maneschijn was bij de opname een schommelmachine met een brok roeiboot en een projectiescherm, waarop onderbelichte rood-filter-opnamen van een meer in zonlicht werden geprojecteerd. Fred verklaarde, dat de Dakota met de achtergrond-projectie een volkomen natuurgetrouw beeld van een vliegtuig boven een berglandschap zou geven. Wel moest hij heel nauwkeurig en juist belichten.
Toen de gordijnen weer open waren en het weer licht was, liet Joosje háár achtergronden zien: meters-lange vellen tekenpapier, waarop ver-verwijderde bergen, wolken en een blauwe hemel geschilderd waren. De toeschouwers waren verrukt over de zachte, tere tinten van deze aquarel-achtergronden, die volgens Fred bijzonder geschikt voor kleurenfilm waren.
Suze, bescheiden als altijd, had haar houtsnijwerk rustig in een kartonnen doos laten liggen. Pas toen iemand er naar vroeg, liet ze haar poppen zien. Suze had ze van zacht hout gemaakt en zowel de armen als de benen, het hoofd en de romp waren draaibaar. De ‘ster’, de hoofdpersoon, was het Hollands boertje, een 7 centimeter hoog poppetje met gele klompjes, een pillow-broek, een blauw boezeroen, een rode halsdoek, een zwart petje en een pijp in zijn mond. Onder zijn klompen waren scherpe stalen punten, waarmee het boertje aan de bodem van het tropenlandschap vastgeprikt kon worden. Het gezicht was gedeeltelijk met waterverf en gedeeltelijk met olieverf geschilderd: olieverf voor de gelaatskleur, de oren en de neus en waterverf voor de mond en de ogen. Deze konden met een nat watje verwijderd en telkens
| |
| |
overgeschilderd worden. Dit alles was nodig om het boertje in de film een levende mimiek te geven. Joosje zorgde voor dit schilderwerk.
Ook de andere poppetjes waren erg aardig: Balinese danseresjes in vol ornaat, gekleed in prachtige kleuren en hier en daar langs fijne, grillige lijntjes verguld; Balinese mannen met een bonte slendang en een kleine kris; en zelfs enkele Balinese kinderen.
Toen iedereen voorlopig uitgekeken was, draaide Leo de platen van het Amstelveld af. Nu je niet afgeleid werd door de drukte van de marktgangers, klonk het standwerkersproza nog veel lachwekkender dan eerst en de Hobby Club kreeg bepaald een stuip, toen Leo de gramofoon wat langzamer liet draaien en een grafstem somber en dreigend bulderde: ‘Ze gaan d'r van dood, mense! Ze gaan d'r van dood!! Al hebbe ze kopere bekke en stale pote!! Ze gaan d'r van dóód!!!’ Misschien nog gekker was de opname van de truienkoopman, die Leo veel te vlug afdraaide. Als een mitrailleur ratelde de stem van den standwerker de woorden af en door de grotere omwentelingssnelheid van de gramofoonmotor was de zware mannenstem veranderd in de hoge piep-stem van een zenuwachtige juffer
- Als je die platen nu eens achterste-voren draaide! zei Joosje.
- Dat we daar niet aan gedacht hebben! zei Leo enthousiast. Achterste-voren draaien, zei je, hè. Niet dat 't zo eenvoudig is, maar 't kan, natuurlijk kan 't. Joosje, voor zover dat onder vrouwen mogelijk is, ben je een genie, ja een genie, want je hebt me op een idee gebracht, een reuzen idee!
- Wat voor een idee?? vroegen Joosje en de anderen nieuwsgierig.
- Hoor 's, Joosje, zei Leo met een geheimzinnig lachje. Je hebt ‘De jongens van de Hobby Club’ eens een roman genoemd. Mij best, maar dan moet je ook de consequenties van die uitspraak dragen. En om in ons ‘doen en laten’ de spanning van een roman te leggen, zal ik je lekkertjes nog niks verklappen tot.... ik zekerheid heb!
* * *
- Nu ik de Kodak Special van binnen en van buiten ken, zei Fred enkele dagen later, en we nog even op Joosje moeten wachten, zal ik je uitleggen wat voor een fantastische camera die Special toch eigenlijk is. Ik heb er twee lenzen
| |
| |
bij, een Kodak Anastigmaat f. 1,9 met 2½ cm. brandpuntsafstand voor de gewone opnamen en een telelens met een brandpuntsafstand van 110 mm, een soort verrekijker-lens voor sterke close-ups. Dank zij de draaibare voorkant, dank zij de revolverkop, kan ik bliksemsnel van de ene lens op de andere overschakelen.
- De Special heeft een verstelbare vlinder-sluiter, waarmee je op hoogst eenvoudige wijze de mooie effecten van geleidelijke overgangen van het ene beeld in het andere en het langzaam verdwijnen of opkomen van een beeld kunt verkrijgen. De opening van de sluiter is verstelbaar. Je kunt, voor truc-opnamen, ook een gedeelte van de film achterste-voren laten draaien. De motorsnelheid is regelbaar van 8 tot 64 beelden per seconde, waardoor sterk versnelde of vertraagde opnamen mogelijk zijn. Met een handslinger kun je bovendien beeldje voor beeldje afzonderlijk opnemen.
- De Special is uitgerust met twee zoekers: een doorzichtzoeker en een reflex-zoeker. Met de reflex-zoeker zie je het beeld door de opname-lens, zodat je geen parallax krijgt geen verschil in zoekerbeeld en werkelijk beeld, en je bovendien makkelijk kunt scherp-stellen. De filmkamer is uitwisselbaar, waardoor je, wanneer je wilt, van gewone film op Kodachrome en omgekeerd kunt overgaan. Eenvoudig fantastisch zijn de truc-effecten, die je met de inschuifbare maskers kun krijgen. Deze dekken een deel van de film af en door dubbele opnamen kun je hoge gebouwen in elkaar laten schuiven, je kunt bomen, standbeelden, torens en zelfs mensen doormidden laten breken en laten wegzweven, je kunt achter een enkele, dunne telegraafpaal een hele trein laten verdwijnen, werkelijk, de Cine Kodak Special maakt veel van het ‘onmogelijke’ ‘mogelijk’. Wie weet kunnen we met Joosje op een veilige manier ‘Het doorgezaagde weesmeisje’ nog wel eens verfilmen.
- Welja, zei Joosje, die net binnenkwam en een groot pak neerzette. Als ik nu even achter de camera mag kruipen en jij dit pakje openmaakt, dan kan ik, zonder trucjes ‘de doormidden-gebeten Freddie’ filmen. Maak maar open!
- Ben je eindelijk geslaagd, Joosje? vroeg Leo.
- Ja, na veel moeite heb ik er één kunnen huren. Maar we moeten er zuinig mee zijn, want ik heb vijf gulden statie-geld als waarborgsom moeten betalen. Het was de enige in Amsterdam, zei de man, die 'm net wou gaan opzetten. Hij is afkomstig uit een pakhuis van Fyffes-bananen en ik huurde hem in
| |
| |
dat aquarium-winkeltje op 't Rusland. Doe 't papier er maar gerust af....
- Ik durf 't niet goed, zei Fred bedremmeld.
- Aha, 't sterke geslacht! plaagde Joosje. Nou, dan zal 't zwakke geslacht 't zelf wel doen.
En vlug maakte ze de touwtjes los, wikkelde ze wat papier er af en hield ze triomfantelijk eén grote jampot omhoog. Hu! Wat een griezelbeest!! En daarmee moesten ze morgen opnamen maken? Met die akelige harige bal met zijn behaarde poten en die scherpe, klauw-vormige kaaksprieten? Wie toch was op de onzalige gedachte gekomen om een vogelspin te engageren?
- Ik vind jullie helemaal niet lief en hartelijk voor mijn troetelkind, zei Joosje. Hij is zo zacht en donzig.... weet je, we noemen 'm ‘Donsje’.
Donsje werd ondergebracht in de afdeling ‘Menagerie’ van de Hobby Club, waar een vadsig-luie oranje slak, een bruingespikkelde ringslang, enkele kikkers, een hagedis en een schildpad in gescheiden verblijven een gastvrij onderdak genoten. Joosje zorgde goed voor haar troetelkind en voedde hem met ei, waarop ze, heel royaal, wat suiker strooide. Donsje at het gedwee op en ging toen, zoals het een zoet kind betaamt, slapen.
De volgende dag gaf het Hobby Club Circus zijn eerste voorstelling. Fred had al verscheidene opnamen gemaakt en was nu toe aan de scène, waarin het boertje per parachute is geland en in het oerwoud door een tijger wordt besprongen. Het boertje werd in het oerwoud vastgeprikt en Joosje bevestigde met een punaise een stukje leverworst op zijn rug. Fred stelde zijn camera zo op dat hij wel het boertje, maar niet de leverworst door zijn zoeker zag en Joosje pakte haar Cypers katje, dat ze in haar fietstas mee naar de Hobby Club had gebracht. Poes mocht even aan het boertje ruiken, meer niet, want Joosje dook onder de tafels door naar het open middenvak, stak haar handen met het poesje omhoog, kreeg van Fred enkele aanwijzingen.... Ja, zo was het goed, zo zag hij zowel het boertje als den achter de struiken verscholen tijger, Poes blies en wilde springen, maar Joosje hield stevig vast. Fred filmde, klakte met zijn tong, Joosje liet los.... met geweld werd het oerwoud uit elkaar gebogen en wierp de poes, die plotseling in een kat veranderd was, zich met een reuzensprong op het arme boertje. Maar gelukkig, nadat de leverworst verorberd was, was het boertje nog intact. Poes voelde
| |
| |
er blijkbaar niets voor, ook niet ten behoeve van een kleuren-film-productie, op een houtje te bijten.
Maar dat hoefde ook niet, want langs een open gedeelte van het oerwoud naderde de schildpad. Poes snoof en rook iets, dat nog veel lekkerder was dan gewone leverworst: bedorven smeerworst, uitgesmeerd over het pantserdek van de schildpad. Ditmaal viel de poes nog feller aan dan de eerste keer, maar zonder veel succes. De dierlijke pantserwagen had zijn draaibare uitzichtkoepel ingetrokken, poes voelde zich beetgenomen en ging bescherming zoeken bij Joosje.
De nu volgende opnamen werden gedeeltelijk beeldje voor beeldje gemaakt en namen bijna anderhalf uur in beslag. De schildpad liep naar het boertje toe, dat meer dood dan levend op de grond lag uitgestrekt, snuffelde er aan, het boertje sloeg de ogen op, begreep dat de schildpad hem het leven had gered, viel hem dankbaar om de hals en zette boven op de schildpad zijn tocht door het oerwoud voort. Vooral dit laatste moest op de uiteindelijke film een fantastisch schouwspel opleveren: een Hollands boertje, als een vorst gezeten op een schildpad, die zo groot als een zware tank was.
Fred filmde bij een zee van licht: vier overspanningslampen, die heel dichtbij geplaatst waren. Zijn statief was met rubber zuignappen, een uitvinding van Tjark, tegen de grond geklemd en kon onmogelijk losschieten. De camera stond op een panoramakop met een in graden verdeeld schaaltje er op en hiermee èn met behulp van de kruisdraden van de zoeker kon Fred altijd zijn vorige instelling terugvinden. Er zou in de film nog een aantal aardige effecten worden toegepast. Een zonsverduistering met prachtige kleur-veranderingen, diverse kleurige belichtingen, miniatuur vuurwerk, gefabriceerd door Tjark, een scène met goudvissen in het meertje, waarbij de bodem licht uitstraalde en het water met chemicaliën verschillende kleuren zou aannemen, en een mooie vulkanische uitbarsting. Aardig was de wijze, waarop een prauw met het boertje over het meer zou varen zonder dat daarbij de wijze van voortbeweging zichtbaar zou zijn. Het geheim daarvan was een staafmagneet op de bodem van het bootje, die aangetrokken werd door een sterke electro-magneet, geconstrueerd door de afdeling Electriciteit.
Eindelijk waren de opnamen zo ver gevorderd, dat vrijwel de hele menagerie in de arena kon komen. Dick had nog een vette pad met giftwratten op zijn rug opgescharreld en die mocht als eerste optreden. Even later deden de hagedis en de
| |
| |
kikkers hun intrede. In een open plek van het oerwoud stond een kropje sla en op de grond lagen diverse lekkernijen als wormen, stukjes ei, kaaskorstjes en broodkruimels. De jongens wisten niet precies wat de dieren aten, maar ze hoopten dat hun acteurs niet elkaar, maar het voor hen bestemde voedsel zouden op-eten. Het ging heel goed, zodat Fred prachtige opnamen kon maken.
Nu was de ringslang aan de beurt en ook deze speelde zijn rol voortreffelijk. De andere dieren werden even weggenomen, zodat Fred enkele fraaie close-ups van het dodelijk verschrikte boertje en de slang kon maken. Toen de andere dieren terug waren en nog niet waren begonnen met elkaar op te eten, haalde Tjark een syphon spuitwater, die naast enkele andere apparaten gewoonlijk als brandblusser werd gebruikt, trok Poldervaart twee paar handschoenen, w.o. een paar van heel dik leer, aan, schroefde hij de deksel van een glazen pot af..
Nog nooit was de Hobby Club zo bang geweest als nu: dat lugubere monster, dat vogelspin heette, zou in vrijheid worden gesteld! Poldervaart had van dik ijzerdraad een lange tang gemaakt en met een koelbloedigheid, waar de anderen versteld van stonden, pakte hij de vogelspin uit diens glazen gevangenis en hield hem triomfantelijk in de lucht. De vogelspin verweerde zich uit alle macht tegen deze brute aanranding, die hij in strijd vond met de rechten van den burger in een democratische samenleving, maar zijn gespartel gaf hem niets: Poldervaart hield hem stevig vast en plantte hem neer in het gezichtsveld van de camera, dat door een voor de camera onzichtbare afrastering was omheind.
Dat moment zou de Hobby Club nooit vergeten, want juist toen de vogelspin zijn keus maakte uit de slak, het boertje, de ringslang, de hagedis, de pad, de schildpad en de kikkers, kwam met een angstaanjagend gekrijs en geblaas de Cyperse kat aangerend, die zich met een reusachtige sprong midden in het strijdtoneel wierp.
- Niet spuiten! riep Fred uit, toen Tjark met de syphon een einde wilde maken aan het gevecht. Laat me filmen, alsjeblieft, laat me doorfilmen! Dit wordt iets fantastisch!! Ik krijg 't er allemaal prachtig op! Het boertje is van schrik flauwgevallen!! De kikvorsen zijn 'm helaas gesmeerd, maar de anderen....
- 't Lijkt hier wel een gekkenhuis! riep Tjark boven het tumult uit. Mijn vulkaan is gaan roken! Zo maar, vanzelf! Oh, ik snap 't al, die kat is tegen de kraantjes gesprongen!! Krankzinnig
| |
[pagina t.o. 304]
[p. t.o. 304] | |
Dat moment zou de Hobby Club nooit vergeten.... pag. 340
| |
| |
gezicht.... oh, ooh, ik lach me slap!!! Wat een bende, wat een héérlijke bende!!!!
- O-ò-ò-òh, m'n arme poesje! jammerde Joosje.
- Kijk, nu gaan de kat en de vogelspin een partijtje bakkeleien! riep Veerman met enthousiasme. Ah, maak je maar niet ongerust Joosje, die poes van jou is ook niet gek, als 't 'm verveelt, gaat-ie d'r heus wel van door!
Fred was in zijn element, trok zich van de algemene verwarring niets aan en bleef rustig en accuraat doorfilmen. Wat hij nu deed, was niet in overeenstemming met zijn draaiboek, maar je moest wel gek zijn om een kans als deze niet ten volle uit te buiten. Dit werden nog eens kleuren-opnamen! Dit was actie en sensatie!! Die vogelspin met zijn weerzinwekkende behaarde klauwen, de kat, die waarachtig net een bloeddorstige tijger was, de lenige slang en dan, och stakkerd, dat arme boertje, dat voor pampus lag......
- Je bent al aan veertig seconden toe! waarschuwde Taco, die met een stopwatch zorgvuldig getimed had.
- Ja, zei Fred, we zullen er eens een einde aan moeten maken. Weet je wat we moesten doen? Tjark, zorg jij met je brandblusser voor een regenbuitje, maar ga zo ver weg en zo hoog staan als maar mogelijk is. Dat zal op de film een leuk effect opleveren! Ga je gang maar.
De regenbui maakte een eind aan de worsteling-op-leven-en-dood en toen de vogelspin weer in zijn jampot zat en de jongens de schade opnamen, bleek deze erg mee te vallen. Alle dieren waren er met de schrik en met een enkel, licht schrammetje afgekomen. Tenminste, dat dacht de Hobby Club, maar toen ze voor alle zekerheid nog eens de inventaris van de levende have opnam en een volkstelling hield bleek, dat er één dier te weinig was. Welk? De slak! Waar was de slak? De jongens en meisjes begonnen dadelijk te zoeken, maar hoe ze ook zochten, de slak was spoorloos verdwenen. Er zat dan ook niets anders op dan aan te nemen, dat de slak het slachtoffer van de een of andere smulpaap was geworden.
- Oh, voor ik 't vergeet, zei Leo plotseling, de volgende week Dinsdag wordt in Den Haag het examen voor radio-amateurs afgenomen, waar Poldervaart, Dick en ik onder het technische mes gaan. Duimen jullie voor ons, want als we slagen, dan kunnen we het fijnste doen wat er op radiogebied denkbaar is: zelf uitzenden!
* * *
| |
| |
Het zend-amateurs-examen was een voorproefje van wat de jongens bij het mondeling eindexamen te wachten stond. Poldervaart, Dick en Leo wisten dat het van hen afhing of de Hobby Club over eigen zenders zou mogen beschikken: een zware verantwoordelijkheid. Ze deden dan ook hun uiterste best, zowel bij het mondeling examen voor radiotechniek als bij het morse seinen en opnemen. Poldervaart had het meeste zelfvertrouwen en was even rustig als anders. Leo was minder zeker van zichzelf, maar was vastbesloten zijn huid duur te verkopen. Dick was erg pessimistisch, omdat hij zich door de drukte van de krant niet goed had kunnen voorbereiden. Clandestien uitzenden dat kon de Hobby Club zich niet permitteren. Het moest een spannende sport zijn, maar het bezorgde je een slechte naam en schaadde het bonafide radio-amateurisme.
Op de Zondag na het examen kreeg de Hobby Club een voorproefje van het zend-amateurisme. 's Middags kwam de poppenfilm klaar, zodat de films naar Kodak gezonden konden worden, en voor 's avonds had Leo ‘een fietstocht met een onbekende, maar verrassende bestemming’ aangekondigd. ‘Neem je huissleutel maar mee, want misschien wordt het laat en moet je op de laatste dag van de vacantie uitslapen’, had hij er nog aan toegevoegd. Nu, de Hobby Club was benieuwd!
Om half acht stonden de jongens en ook de meisjes met hun fietsen klaar om met Leo als gids de tocht naar het onbekende te maken. In een lange file doorkruisten ze het Centrum en Amsterdam-Zuid en sloegen ze de Amstelveense weg in. Even voor het begin van het ‘Bosplan’, dat den Amsterdammers in de toekomst een kunstmatige long van bossen en velden zal verschaffen, gingen ze rechts-af. Langs een smal weggetje reden ze in de richting van ‘de Nieuwe Meer’, waar nog enkele zeilboten zich haastten om voor donker de veilige haven te bereiken. Achter een laag spoorweg-viaduct, waar ze gebogen onderdoor reden, lag temidden van een weiland een klein houten huisje, omgeven door vier hoge masten, waartussen allerlei antennes waren gespannen.
Leo klopte aan en hoorde aanvankelijk alleen het geklepper van een morsesleutel. Eindelijk werd er opengedaan.
- Goedenavond, mijnheer Jacot, mag ik U volgens onze afspraak de jongens en meisjes van de Hobby Club voorstellen? En mag ik jullie mijnheer Jacot voorstellen, beter bekend, ook bij jullie, als PAoASD?
- PAoASD!!!! Of ze die kenden! Menig keer hadden ze met
| |
| |
hun kortegolfontvanger naar de uitzendingen van PAoASD geluisterd. Genoten hadden ze van zijn interessante QSO's, van zijn interessante draadloze gesprekken; bewonderd hadden ze zijn prachtige geluidskwaliteit en allerminst hadden ze gedacht PAoASD nog eens in eigen persoon te ontmoeten. En nu stonden ze voor hem en herkenden meteen zijn stem. Mijnheer Jacot, oftewel mijnheer ASD, zoals hij wel genoemd werd, nodigde hen uit binnen te komen en toonde zich niet alleen een goed gastheer, maar tevens een vlotte, joviale causeur.
De jongens en meisjes keken hun ogen uit en zagen een groot vertrek met langs de wanden rekken met zenders, ontvangers, luidsprekers en gelijkrichters en op de tafels o.m. een grote ontvanger, enkele seinsleutels, koptelefoons en paperassen. In de lucht hing aan enkele draden een kristal-microfoon. Het huisje bevatte bovendien nog een kleine keuken en twee slaapkooien. Met een beetje fantasie kon je je zo voorstellen, dat je in een blokhut temidden van woeste prairies met dito cowboys zat.
Het gesprek kwam natuurlijk meteen op radio. Politiek, weersgesteldheid en kwaadspreken, dat was niets voor radio-amateurs; die hadden hun eigen onderwerp, waarover ze nooit uitgepraat raakten: radio. Mijnheer ASD verontschuldigde zich, dat hij de Hobby Club buiten zo lang had laten wachten, maar op 't moment dat Leo belde was hij net bezig geweest met het seinen van een CQ DX, een algemene oproep voor een radioverbinding over een lange afstand. Om zijn CQ niet te onderbreken had hij met één hand de automatische morsezender in werking gesteld, waarin een papierband met geponste strepen en punten langs een contact gleed en automatisch zijn oproep uitzond. En nu wilde hij 's horen of zijn oproep beantwoord werd. Als de jongelui even stil wilden zijn....
Het was een indrukwekkend ontvang-apparaat, waaraan mijnheer ASD draaide, een toestel zonder merk, maar daar ging voor den waren radio-amateur niets boven, zolang het eigen fabrikaat was. Opdat de Hobby Club kon meeluisteren had mijnheer ASD van koptelefoon op luidspreker overgeschakeld. Plotseling dacht Leo dat hij tussen het fluitconcert van de vele morsezenders de combinatie ASD hoorde. Mijnheer ASD had het zelf ook al gehoord, maar wachtte rustig af tot hij het geseinde, dat altijd verscheidene malen werd herhaald,
| |
| |
in zijn geheel had opgevangen. Het had toch geen zin te gaan seinen als de ander nog antwoordde.
Even later knikte hij tegen de jongens, haalde een schakelaar over en op hetzelfde moment hoorde de Hobby Club van één kant van de ‘shack’, de radiohut, het geklik van een sleutelrelais, gevolgd door een licht gezoem. De 20-meter-telegrafie-zender was ingeschakeld en mijnheer ASD zat lustig te sleutelen met de ‘bug’, een half-automatische seinsleutel, die in één stand door zijn veerkracht heen en weer klepperde en daardoor korte punten seinde, die bijzonder prettig en duidelijk waren om op te nemen. Er werd weer op ‘ontvangen’ overgeschakeld en weldra ontwikkelde zich een geanimeerde streepjes-en-puntjes-conversatie, waarbij het tempo der morse-signalen voor de Hobby Club te snel was om bij te houden. ‘Zenden’ en ‘ontvangen’ wisselden elkaar snel af en Leo legde zijn vrinden uit dat dit ‘Break in’-werk was, een mooie sport, waarbij je elkaar in de rede kon vallen als een signaal door luchtstoringen verloren was gegaan en je met telegrafie-signalen als 't ware een gesprek kon voeren. Om dit te kunnen doen had je o.m. een goed afgeschermde en extra-gefilterde ontvanger en een speciaal antenne-stelsel nodig, waarbij de zend- en ontvang-antenne loodrecht op elkaar moesten staan. Volgens deze methode kon je tegelijkertijd zenden en ontvangen.
- Dat was een goede oude kennis! verklaarde mijnheer ASD, toen hij klaar was met zijn QSO. Het was W8CTE, Walt Boyer in Johnstown in de Verenigde Staten, een leuke kerel, dien ik af en toe over de Atlantische Oceaan draadloos rendez-vous geef. Kijk maar eens op de muur of je hem niet tegenkomt!
Leo had zijn clubgenoten al eens verteld hoe kortegolf-amateurs aan hun behangselpapier kwamen. Als twee zend-amateurs een QSO gehad hadden, dan stuurden zij elkaar als schriftelijke bevestiging daarvan een zgn. QSL-kaart, waarop alle gegevens van zender en ontvanger en een rapport over de sterkte en kwaliteit van de ontvangen signalen waren gedrukt of ingevuld. Deze kaarten werden via QSL-bureaux verzonden en na ontvangst door velen aan de muur geprikt. Aan één wand van de shack van PAoASD hing het vol. Wacht, hier had je W8CTE:
| |
| |
- DX worked 84 countries! las Leo met geestdrift. Dat is geen kleinigheid: met 84 verschillende landen heeft die Yank al verbinding gehad. Natuurlijk heeft hij het WAC-certificaat: Worked All Continents!
- Het zullen nu wel heel wat meer landen zijn dan 84, zei mijnheer Jacot, deze kaart dateert geloof ik van 1934. Waar ik die Amerikanen om benijd: om die grote energieën, waarmee ze mogen werken; die knaap heeft een input van 200 watt als 't niet meer is. Wij in Nederland mogen niet boven 50 watt komen. Tussen twee haakjes: als jullie eens willen rondneuzen, ga dan je gang maar. Nergens met je handen aankomen, want op verscheidene leidingen staat een spanning, die groot genoeg is om je naar de andere wereld te helpen! Wees voorzichtig!!
Amateurzenders waren voor de jongens van de Hobby Club iets nieuws, iets ongewoon belangwekkends, te meer daar de club nu binnen afzienbare tijd zelf over één of meer zenders hoopte te beschikken. Wat een prachtige apparaten, bijna te mooi voor een zend-amateur! Mijnheer ASD vertelde, dat dit niet allemaal zijn eigen werk was. ‘SAMENWERKING’, dat was volgens hem het grote woord, dat de sleutel vormde, die toegang verleende tot het succes. Leo herinnerde zich een overeenkomstige opmerking, die een half jaar tevoren door mijnheer Verburg was gemaakt en die tot de oprichting van de Hobby Club had geleid. En het overtuigendste bewijs van de juistheid van de beweringen van mijnheer Verburg en PAoASD was misschien de Hobby Club in eigen persoon. Uit de samenwerking tussen haar leden was niet anders dan suc- | |
| |
ces voortgekomen. PAoASD had zijn succes te danken aan een driemanschap, waartoe behalve hijzelf een aanstaand ingenieur en een uiterst vakkundig instrumentmaker behoorden, een ideale combinatie, waarin verstand, organisatievermogen en theoretische en practische kennis verenigd waren.
- Wat is dat voor een toestel? vroeg Dick, terwijl hij op een klein apparaat met miniatuur-spoeltjes en uiterst-kleine radio-lampjes wees.
- Oh, dat is een proef-opstelling van een 5-meter-transceiver, een gecombineerde zender en ontvanger, waarvan we binnenkort een kleine, lichte en compacte draagbare uitvoering maken. Geschikt voor telefonie en telegrafie, reikwijdte door het gebruik van 5-meter-golven, meestal niet verder dan tot de gezichtseinder....
- In Zwitserland zou je daarmee dus wel het een en ander kunnen beginnen! zei Fred. Op een hoge bergtop beslaat de gezichtseinder vaak een gebied van honderden kilometers doorsnede. Dat zou me wat zijn voor de....
Haastig slikte hij de rest van zijn woorden in en fluisterde hij Leo wat in het oor. Enthousiast knikte Leo met zijn hoofd en toen vroeg hij mijnheer ASD allerlei technische inlichtingen. Dat was nu weer echt iets voor het bestuur van de Hobby Club: de rest nieuwsgierig maken en dan plotseling niets meer loslaten. Wat had dit nu weer te betekenen?
- Ik heb ook nog een grote 5-meter-zender, zei mijnheer ASD, we zullen 's kijken of er al iemand in de lucht is en als er in Amsterdam nog enkele 5-meter-enthousiasten zitten, dan gaan we een gezellig babbelkransje vormen.
Een babbelkransje werd het niet, daarvoor waren er te weinig 5-meter-zenders in de lucht, maar PAoASD bracht het toch tot een driehoeksverbinding met Badhoevedorp en de Watergraafsmeer in Amsterdam-Oost. Nog nooit hadden de jongens van de Hobby Club 5-meter-golven gehoord en dat maakte het juist zo interessant. Er was bijna geen fading en af en toe was er een eigenaardige storing. De 5-meter-zenders waren meestal niet ‘kristal-gestuurd’, d.w.z. hun golflengte werd niet constant gehouden door een trillend kwarts-kristal, waardoor een zender wel eens over de afstemschaal heen en weer zwabberde, hetgeen een angstvallig volgen met de afstemknop noodzakelijk maakte.
De jongens van de Hobby Club waren enthousiast over de mogelijkheden van de 5-meter-golven met hun hoogst eenvoudige zenders en ontvangers. En wat die draagbare zend-ont- | |
| |
vangers betrof, daar waren ze gewoonweg ‘wild’ op. Niet groter dan een groot model koekblik en een gewicht van ten hoogste vier kilo: met zo'n ding op je rug kon je een eindje gaan wandelen en onderdehand spreken en luisteren, zenden en ontvangen. Dat dit ‘eindje’ binnen een half jaar vele honderden kilometers zou worden, daar hadden de jongens van de Hobby Club nog geen vermoeden van!
Om half twaalf schakelde PAoASD over op zijn grote 80-meter-telefoniezender en op de 80-meter-band, daar was het een drukte van belang, daar was het net de Kalverstraat op Zaterdagavond: een denderend gezellige pantoffel-parade. Zend-amateurs uit alle delen des lands ontmoetten elkaar op het zo uitgestrekte Aetherplein en mijnheer ASD, die een hoog aanzien genoot, werd bij zijn komst aldaar met open armen ontvangen. Wat genoten de jongens van de Hobby Club er van dit alles mee te maken! Mijnheer Jacot scheen iedereen te kennen en enkelen radiovrinden vertelde hij van zijn bezoekers, van de Hobby Club, die hij een veelbelovend stel jonge technici noemde. Huishoudelijke gesprekken, praatjes over koetjes en kalfjes, zware technische discussies, brokjes muziek en grapjes wisselden elkaar op onderhoudende wijze af. En als den jongens van de Hobby Club iets speet, dan was het dat zij zelf niet aan de draadloze gesprekken mochten deelnemen. Maar dat was wettelijk verboden en dan hield je je er ook aan. Deze wetten waren er immers voor om het bonafide zendamateurisme mogelijk te maken, te beschermen en te bevorderen.
Af en toe nam een Belgische amateur, wiens roepletters altijd begonnen met ON4, deel aan het gesprek en daarbij mengde het sappige Vlaams zich met het typische radiojargon, het aan het Engels ontleende afkortingentaaltje der zend-amateurs, tot een af en toe onverstaanhaar koeterwaals. Eén keer had mijnheer ASD een genoeglijk babbeltje met een amateur in Edinburg, die met een smakelijk Schots accent sprak. Met dat al vloog de tijd om, te meer doordat mijnheer Jacot tussen de QSO's het een en ander van zijn ervaringen op radiogebied vertelde.
Het bleek, dat hij in Amsterdam woonde en hier zijn weekends en vrije avonden, of beter gezegd, ‘nachten’ doorbracht, hetgeen de aanwezigheid van twee slaapkooien verklaarde. Zendamateurisme betekende nachtwerk, ja éénmaal zelfs had mijnheer ASD met drie collega's twee weken lang onafgebroken aan de kortegolfontvanger ‘wacht gelopen’. Dat was in
| |
| |
December 1934 geweest, toen een Fokker F XVIII, de ‘Snip’, de eerste vlucht naar West-Indië maakte en bij wijze van proef een kortegolfzender bij zich had. In de shack van PAoASD was de centrale luisterpost geweest en daar hadden mijnheer Jacot en zijn vrienden alle gedurende die twee weken uitgezonden signalen van de ‘Snip’ opgevangen. De moeilijkheid daarbij was, dat de ‘Snip’ niet steeds op dezelfde golflengte uitzond, hetgeen luisteren op drie verschillend afgestemde ontvangers nodig maakte.
Een andere onvergetelijke herinnering aan die op radiogebied nog zo romantische tijd was een verbinding met de Zuidpool-expeditie van Byrd. Dat was in 1935 geweest, toen PAoASD over een afstand van bijna 20.000 kilometer, de halve aardomtrek en op een golflengte van 20 meter verscheidene QSO's met het koudste en zuidelijkste radiostation ter wereld had gehad. Een blik in het ‘logboek’, waarin alle gemaakte verbindingen met tal van bijzonderheden stonden opgetekend, overtuigde de Hobby Club er van, dat in die tijd door PAoASD belangrijk pionierswerk was gedaan, vooral op het gebied van 80-meter-telefonie-verbindingen met Amerika. Sommige Yanks hadden PAoASD ‘the best European station ever heard’ genoemd.
Toen mijnheer Jacot den jongens vroeg of ze wel eens aan een vossenjacht hadden deelgenomen, vonden ze dat een gekke vraag. Hun verwondering was echter van korte duur, want mijnheer ASD bedoelde geen echte vossenjacht met paarden, honden, geweren, jagers en een vos met een staart, maar een vossenjacht met radiozenders en -ontvangers en een vos met een microfoon. Op Hemelsvaartdag werd in 't Gooi zo'n vossenjacht gehouden en als de Hobby Club daaraan wilde deelnemen, dan kon mijnheer Jacot daar wel voor zorgen. De jongens voelden er veel voor, waren zelfs zeer enthousiast, maar.... het ontbrak hun aan de apparaten om mee te doen. Oh daar wist mijnheer ASD wel raad op en aan de hand van enkele schema's legde hij den jongens uit, hoe ze zelf een eenvoudige vossenjacht-ontvanger konden bouwen. Toevallig had hij nog enkele deelnemers-formulieren over en die vulden de jongens meteen in.
Tegen middernacht arriveerden twee andere zendamateurs, de medewerkers van PAoASD en nu het driemanschap compleet was, begon de pret pas recht. De grote 20-meter-telefoniezender werd ingeschakeld en in 't Engels gaf mijnheer Jacot een CQ DX, een algemene oproep voor een verbinding
| |
| |
over een lange afstand. PAoASD was de hengelaar, Amerikanen waren de vissen en het water, dat hen scheidde, was de Atlantische Oceaan. Met een kleur van opwinding zaten de jongens en meisjes van de Hobby Club om de luidspreker geschaard en met ingehouden adem luisterden zij naar antwoord. Hoera: mijnheer Jacot had beet, want daar klonk, eerst heel vaag, maar even later veel duidelijker, een stem.... uit Amerika: W1.... MK.
- Is me dat even een bof! zei mijnheer Jacot verheugd. Weet je wat dat is, W1MK? Dat is het hoofdkwartier van de Amerikaanse zendamateurs! Nu moet je goed opletten, want dit wordt vast interessant!!
Het wèrd interessant en af en toe konden de jongens zich haast niet voorstellen dat de stem, die ze hoorden, echt uit Amerika kwam. Die Amerikanen praatten maar over 500-watt-zenders alsof het niets was. Geen wonder eigenlijk in een land, waar de radiolampen, die in Holland 7 of 8 gulden kostten, niet meer dan een halve dollar waren. De jongens hoorden enkele interessante nieuwtjes op radiogebied, die een prachtige primeur voor HOBBY CLUB konden betekenen. Dick zat dan ook ijverig notities te maken. Na het QSO vroeg Leo aan mijnheer Jacot of de Hobby Club nu ook een QSL-kaart aan W1MK kon sturen. Natuurlijk kon dat. W1MK zou zo'n luisterrapport ongetwijfeld op prijs stellen en een QSL-kaart terugsturen. Wacht, hier was een QSL-kaart van hemzelf, één met PAoASD er op. Als de Hobby Club die nu invulde, dan
| |
| |
konden de jongens er zeker van zijn dat W1MK voldoende aandacht aan hun rapport zou schenken. Leo, die de gebruikelijke afkortingen 't beste kende, vulde de kaart in.
Deze nacht in de stille, verlaten polder zou de Hobby Club nooit vergeten. Nadat mijnheer Jacot in gulle gastvrijheid voor dampende koffie en sandwiches met koud vlees had gezorgd, volgde het ene lange-afstands-QSO op het andere. En al die stemmen van verre, die stemmen van mensen, duizenden kilometers van hen verwijderd, deden de jongens van de Hobby Club vuriger dan ooit verlangen naar het moment, dat zij achter hun eigen microfoon, achter hun eigen zenders zouden zitten, dat zij eindelijk het grootste genot van de radio deelachtig zouden worden: zelf de radiogolven uit te zenden en te besturen, zelf te spreken om duizenden kilometers verder gehoord te worden, zelf draadloze banden van vriendschap te leggen tussen henzelf en andere mensenkinderen met een hobby voor radio en zelf mee te helpen aan het nader tot elkaar brengen van mensen van verschillende nationaliteit, ras en geloof om zodoende zelf bij te dragen tot de wereldvrede!
|
|