| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XII
Koud was de natuur, maar warm waren hun harten.... Als wit-besneeuwde bossen, heidevelden en zandvlakten strekte zich aan weerszijden van de betonnen autoweg de Veluwe uit. Ondanks de heldere morgenzon vroor het, dat 't kraakte en een scherpe noordenwind blies langs de milliarden sneeuwkristallen. Over de autoweg raasde de touringcar en daarin zaten de jongens van de Hobby Club, wier harten gloeiden van enthousiasme over het nu weer op handen zijnde technische evenement. Met verrukte gezichten genoten ze van de pracht van het winterlandschap, tot Hans van Zuilen plotseling uitriep:
- Kijk's, daar in de verte! Al die masten en palen: dat zal Kootwijk zijn!!
En inderdaad, daar naar het noorden werd de zacht-golvende horizon verbroken door kleine, dunne streepjes die parmantig de blauwe lucht in staken. Daar lag op het Kootwijkse Zand, eenzaam als een eiland temidden van de verlaten bossen, vlakten en zandverstuivingen het Rijkszendstation Kootwijk met zijn zes 212 meter hoge radiomasten en zijn tientallen andere antennepalen. Daar lag het grootste radiocentrum van Nederland, waar een groot aantal zenders het draadloos verkeer met alle werelddelen onderhield.
Het duurde nog wel twintig minuten, voordat de touringcar bij het monumentale zandstenen hoofdgebouw van Radio Kootwijk stopte. De jongens stapten uit en gaven hun ogen goed de kost. Wat een zendmasten en welk een wirwar van antennes! Hoog boven hun hoofden hing een netwerk van koperdraden gespannen tussen de zes 212 meter hoge zendmasten, tussen Eifeltorens op Nederlandse bodem. De grote glazen en porseleinen isolatoren van de antennes fonkelden en glinsterden in het scherpe zonlicht.
Hier startten dus de radiogolven, die de aardbol omspanden,
| |
[pagina t.o. 192]
[p. t.o. 192] | |
Opeens schalde en knalde een verblindende vuurstraal door de hoge holle ruimte.... pag. 190
| |
| |
die bergen en woestijnen, zeeën en oceanen met de alles overtreffende snelheid van 300.000 kilometer per seconde overbrugden! Hier zouden de jongens de geboorte van het radiowonder, het ontstaan van de hoog-frequente trillingen, bijwonen!
- Aha, de Hobby Club! zei de portier bij wien ze zich vervoegden. De heren zullen worden rondgeleid door ingenieur Roorda van de Technische Dienst. Als ik nu even Uw bijdrage voor het kinder- en personeelfonds van de P.T.T., tien cent per persoon, mag innen, dan zal ik ingenieur Roorda even opbellen.
- Morgen, jongelui! begroette vijf minuten later ingenieur Roorda de Hobby Club. Frisjes buiten, nietwaar? Houd je jas maar aan, want in sommige gedeelten van ons bedrijf is het vinnig koud.
De jongens volgden ingenieur Roorda naar de grote hall van het hoofdgebouw, waar een natuurgetrouwe maquette van Kootwijk stond opgesteld. Deze gaf een duidelijk overzicht van het gecompliceerde bedrijf. Tussen de miniatuur zendmasten, die het model van het hoofdgebouw omringden, hing als een spinneweb het antenne-net, dat in werkelijkheid een oppervlakte van 70 hectare bestreek. De koperdraden daarvan hadden samen met het in de grond gegraven dradennet een lengte van 52.000 meter! Alle zenders met hun antennes, golflengten en land van bestemming waren op de maquette aangegeven.
Toen de jongens de situatie voldoende in zich hadden opgenomen, begaven zij zich naar de grote zenderzaal, een indrukwekkend grote ruimte, waar zich een kolos van een zender bevond.
- Dat is onze vriend ‘Lange Gerrit’, zoals wij dezen reus in ons bedrijf noemen, verklaarde Ir. Roorda. Al onze zenders hebben een naam, die afgeleid is van de laatste letter van de drie roepletters, die elke zender heeft. ‘Lange Gerrit’ heet officieel PCG en als wij het hier over Pieter of Kareltje hebben, weet iedere ingewijde welke zender daarmee bedoeld wordt. Lange Gerrit is als een plesiosaurus uit het prae-historisch dierenrijk, een gigantisch monster uit het stenen tijdperk van de radio, de tijd van de super-lange golven, toen men nog niet op de hoogte was van de mogelijkheden van de korte golven en men machine- of booglampzenders van reuze afmetingen bouwde. Lange Gerrit: alles aan hem is even kolossaal. Golflengte zeventienduizend meter, spoelen van drie meter middellijn, samengesteld uit liefst 18.000 van elkaar geïsoleerde
| |
| |
koperdraadjes een stroomverbruik van honderden kilowatts en een energieverspilling, die eenvoudig treurig is. Wel is Lange Gerrit betrouwbaar en als de korte golven kuren hebben, gebruiken we hem voor het verkeer met Noord-Amerika. Bekijk hem maar eens van dichtbij.
De jongens naderden Lange Gerrit met enig ontzag en stonden even later aan de voet van één van de twee hoge Telefunken-dynamo's, die de hoog-frequent-wisselstromen opwekten. De motoren, die hen aandreven, wat een kanjers! En dan de hoog-frequent-transformatoren, de spoelen en condensatoren, die het trillingsgetal van de opgewekte wisselstromen verdrievoudigden, wat waren ze allemaal groot! De jongens konden zich plotseling levendig voorstellen, hoe een lilliputter uit ‘Gullivers reizen’ zich zou voelen, wanneer hij een bezoek aan de grote versterker van de Hobby Club bracht. Wat vooral tot de verbeelding van de jongens sprak, waren de verbindingsdraden, die bijna zo dik waren als een pols, koperen buizen, waardoor de vele honderden ampères sterke stromen vloeiden. Ook de isolatoren, waarmee de buizen door de muur gingen, hadden ongekende afmetingen en waren met olie gevuld.
- Kijk, dat noemen ze ook al een milli-ampèremeter, riep Leo uit. Hij wees naar een instrument, zo groot als een openbare klok, dat ter hoogte van het balkon aan het einde van de zaal in de leiding was geschakeld. - Meetbereik 0 tot 2000 ampères! Twee duizend, stel je eens voor!!
- Ik zal jullie eens vertellen hoe we hier aan die kampioen zwaar-gewicht zijn gekomen, die als een ware holle bolle Gijs onze kostelijke, onze watjes van een kilo, onze kilowattjes verslindt, zei Ir. Roorda.
- Jullie weet, dat Radio Kootwijk is opgericht om een draadloze communicatie met Indië tot stand te brengen. Tot de wereldoorlog ging de berichtgeving via drie kabels, een directe Engelse verbinding, een Amerikaanse kabel via Sjanghai en de Philippijnen en één via Siberië. Toen in de eerste oorlogsmaand een kabelknooppunt het eiland Yap in handen van de Japanners viel, konden we alleen nog maar van de Engelse kabel gebruik maken. Dat betekende een grote vertraging en voor onze regering was het onaangenaam, dat haar officiële telegrammen door de handen van een censor van een oorlog-voerend land gingen. Een draadloze verbinding tussen Indië en het Moederland, dat was de enige oplossing. De afstand van 12.000 kilometer was echter nog nooit
| |
| |
overbrugd, zodat men voor een allesbehalve gemakkelijke taak stond.
- De draadloze brug met twee pijlers op een afstand van 12.000 kilometer moest en zou er komen en onze regering gaf aan de firma Telefunken, die met succes in Nauen een zender voor communicatie met Amerika had gebouwd, opdracht een dergelijke zender voor Nederland te construeren.
- In Indië ging men ook aan de slag. Dr. Ir. C.J. de Groot bouwde een booglampzender, die zijn gelijke niet had. In de omgeving van Bandoeng had Dr. de Groot op de Malabar een geweldige kloof ontdekt, die bij uitstek geschikt was om er een antenne over te spannen. Nooit heeft een antenne in de wereld hoger gehangen dan deze: 600 meter boven de begane grond. Van de centrale van de electrische tram in Batavia leende Dr. de Groot een dynamo, van de militaire luchtvaartafdeling een vliegtuigmotor. Met moeite sleepte men al die zware spullen langs de smalle bergpaadjes omhoog en tientallen problemen moesten nog worden opgelost vóór het doorzettingsvermogen van Dr. de Groot zegevierde en de booglampzender in gebruik kon worden genomen. De booglamp was een grote ketel, waarin tussen een watergekoelde electrode van koper en een roterende electrode van kool en in een atmosfeer van waterstofgas de lichtboog brandde.
- Wat jullie misschien interesseert: de booglamp was een zelfmoordenaar, die per seconde 30.000 doden stierf. Hij was in serie geschakeld met een sterke electro-magneet, die, zodra de lichtboog ontstond, de boog aantrok, de boogvlam wegzoog en daardoor uitdoofde. Door de verbroken verbinding verdween onmiddellijk het magnetisme, waarna door de lading van een condisator de boog weer ontstoken werd. De magneet werd weer magnetisch, de boog doofde weer en dat spelletje herhaalde zich 30.000 maal per seconde. Deel dat op de afstand, die de radiogolven in één seconde afleggen, 300.000 kilometer, en je krijgt de golflengte van de booglampzender: 10 kilometer. De afmetingen van de antennespoel maakten het dan ook noodzakelijk er een apart huisje voor te bouwen. Op technisch gebied vormde deze boogzender jarenlang een wereldsensatie.
- In Nederland bouwde men onzen vrind Lange Gerrit. In Sambeek, later in Noordwijk en in Rantja Ekek werden luisterstations opgericht, waarvan de NoRa, Noordwijk Radio, jullie wel-bekend is. Nadat de eerste signalen met succes de lange reis volbracht hadden, heeft de regering enige tijd van de
| |
| |
zenders gebruik gemaakt en in 1923 zijn Kootwijk en Bandoeng ook voor het publieke telegraafverkeer in gebruik genomen. Omstreeks die tijd kwamen de zenders met radiolampen in de mode en hier rechts zie je een stel, dat voor het lange-golfverkeer met ver-afgelegen Europese steden dienst doet.
Wat zagen die lampzenders er nog heerlijk ouderwets uit! Zo oer-degelijk en toch, hoe interessant! Terwijl ze alles bekeken, stelden de jongens van de Hobby Club Ir. Roorda allerlei vragen.
- Wat of er hier gebeurt als het onweert? Nu, dan kan het hier aardig spoken! Je begrijpt dat als het onweer hier vlak boven is, dat er dan veel kans is dat de bliksem hier of daar in de antennedraden of in de masten slaat. De spanningen, die daarbij optreden, kunnen millioenen volts bedragen en dat betekent een groot gevaar voor onze kostbare zenders. De stroomsterkten kunnen oplopen tot vele tienduizenden ampères en daarvan kunnen de draden doorsmelten. We hebben daarom enkele voorzorgsmaatregelen genomen, waardoor de ontlading van de bliksem onmiddellijk naar aarde wordt afgeleid. Zie je daarboven die balansvormige schakelaar? Bij bliksem-inslag verbindt die de antenne met aarde. Toch kan 't er hier bij onweer lustig op los knallen, vooral ook door inductie in de antennedraden.
- Jammer toch dat die enorme energieën in de aarde verdwijnen en we ze niet op een of andere manier gebruiken kunnen, zei Leo.
- Er zijn er meer die dat betreuren, maar ten onrechte, zei Ir. Roorda, want je stelt je die energieën veel te groot voor. Onze Nederlandse Professor van Staveren heeft uitgerekend hoeveel energie er bij één bliksemslag vrijkomt: gemiddeld 5 kilowatt-uur, een waarde van enkele dubbeltjes. Dat valt je tegen, hè? Maar vergeet niet dat zo'n blikseminslag ontzettend kort van duur is, ongeveer één duizendste seconde. Het is anders een prachtig gezicht, die vonk-ontladingen!
- We weten er van mee te praten, mijnheer Roorda, zei Poldervaart. Gisteren waren we bij Philips en daar hebben we de ontladingen van de hoogspannings-generator gezien. Machtig schouwspel, hoor!
Ir. Roorda had veel interesse voor de Hobby Club en toen hij hoorde, dat Leo en Poldervaart zouden trachten een zendvergunning te krijgen, begon hij op enthousiaste wijze over de genoegens van het amateur-zenden te vertellen.
- Als jullie meeloopt, zei hij na van het amateurisme te
| |
| |
zijn afgestapt, dan kun je de zender zien waarnaar je vroeger zo vaak geluisterd hebt: de 1875 meter omroepzender. We hebben 'm niet meer nodig en binnenkort wordt hij gedemonteerd.
Hoe interessant de jongens de zender ook vonden, hun grootste belangstelling ging uit naar de reusachtige zendlampen van de eindtrap. Ir. Roorda vertelde den jongens, dat deze zendlampen elk meer dan 100 kilowatt aan energie verbruikten en dat door de gloeikathode, die zo dik als een potlood was, een stroom van 420 ampères vloeide.
- Het glazen gedeelte is maar een klein deel van de zendlamp. De stalen buis onder het glazen gedeelte, dat is de anode, die hol en water-gekoeld is. De spanning op de anode is 15.000 volt; mocht de waterkoeling door de een of andere oorzaak plotseling wegvallen, dan wordt de anodestroom automatisch uitgeschakeld.
- Dat die anode met zijn hoge spanning door het koelwater niet tegen aarde kort-gesloten wordt! merkte Leo met enige verbazing op.
- Dat zou inderdaad gebeuren als ook hier geen voorzorgsmaatregelen waren genomen. De oplossing van dit probleem is een spiraalvormig opgewonden slang van rubber, die door haar lengte zo'n weerstand voor de electriciteit vormt, dat er maar een heel klein stroompje door het water vloeit.
- Kijk, hier werd destijds onze radiogolf geboren, in een broedstoof! Binnen in een glazen doosje zit het pulserend hart van de radiozender, het kwartskristal, zorgvuldig gekoesterd en op constante temperatuur gehouden door een thermostaat, voorzien van een verwarmingselement. Het kristal is als condensator in de roosterkring van een E 409 een kleine triode-ontvanglamp geschakeld. Door de piëzo-electrische eigenschappen van het kristal treden er snelle, rhythmische vormveranderingen in op, vibraties, waardoor een constante hoogfrequent-trilling ontstaat, die, enorm versterkt, de draaggolf van de zender vormt. Daarop wordt de modulatie geënt. De draaggolf ‘draagt’, zoals de naam al aangeeft, de muziek en het spreken door de lucht. De meesten van jullie weten dat waarschijnlijk al. Straks krijgen we iets dat jullie niet zult weten: het uitzenden zònder draaggolf, maar laten we eerst maar eens een kijkje gaan nemen bij de gelijkrichters.
De hoogspanning, die als draaistroom door een bovengrondse hoogspanningsleiding van de grote electrische centrale in Nijmegen kwam, werd in Kootwijk ‘omlaag’-getransformeerd
| |
| |
en in de ruimte, waar de Hobby Club nu binnenging, omgezet in de hoge gelijkspanning voor de zendlampen. Wat den jongens het eerst opviel, waren gelijkrichtlampen, die niet, zoals de zendlampen, lang en slank waren, maar dik-buikige glazen gevaarten met verscheidene tuitvormige uitstulpingen, waarin de electroden waren ondergebracht. Het waren kwikdampgelijkrichters, die een mysterieus blauw-violet licht uitstraalden en doordringend zoemden. Ze hadden veel weg van de ‘octopus’, de monsterachtige inktvis, die met zijn soms 12 meter lange grijp-armen de zeeën onveilig maakt, de inktvis, die Jules Verne op zo suggestieve wijze beschreef in ‘Twintig duizend mijlen onder zee’.
Tegen half één begaven de jongens van de Hobby Club zich naar het nabij gelegen restaurant om daar wat melk of koffie te drinken en de kadetjes, waarvan ze er niet minder dan 200 hadden meegenomen, te beleggen met smeerworst en kaas om ze daarna op te eten. Ir. Roorda, die in de omgeving van Kootwijk een landhuisje had, stapte in zijn Baby-Ford om thuis te gaan lunchen.
Toen er van de 200 broodjes geen kruimel was overgebleven, gingen de jongens van de Hobby Club een stevige wandeling maken. Na een kwartier lopen bereikten ze een bos, dat de sneeuw in een waar sprookjesland had omgetoverd. Pittig kraakten sneeuw en takjes onder hun voeten, in dikke wolken sloeg hun adem uit hun mond en zuiver, oh zo zuiver was de tintelende vrieslucht, die ze in-ademden. En wat was het stil; als er niemand sprak en ze even stilhielden, heerste er een oneindige stilte, net alsof de natuur je niet door overbodige geluiden van al dat moois wilde afleiden.
Al die technische dingen waren interessant. Zeker waren ze interessant, ze waren geweldig, ze waren opwindend. En toch.... waar ze nooit tegen op konden: tegen de natuur. De natuur die was meer, die ontroerde je. Die kneep af en toe je keel dicht, zodat je wel met een klein, bescheiden stemmetje zou willen zeggen: hoe wonderlijk mooi, hoe onbegrijpelijk heerlijk is dit toch! In de natuur, daar voelde je je zo helder, zo fris, zo vol van levenslust, zo volkomen bevrijd van alle zorgen. Nergens aan denken, alleen maar het mooie, het ongerepte in je opnemen, alleen maar genieten, zonder meer.... één met de natuur!
Maar dan, na een poosje, kwam de stadsmens weer in je terug. Dan verlangde je toch plotseling weer naar dat drukke, jachtige gedoe van mensen, machines, fietsen, auto's en tram,
| |
| |
naar al dat gerinkel en geschuifel, naar dat gepraat en getoeter, naar al die schreeuwende lichtreclames en fel-verlichte etalages. Gek toch, dat je altijd weer begon te verlangen naar dat, wat je op 't moment niet had of bezat!
Verfrist naar lichaam en geest door de heerlijke wandeling keerden de jongens van de Hobby Club een uur later naar hun uitgangspunt terug en precies half drie waren ze present in de hall van het hoofdgebouw. Ir. Roorda nam hen eerst mee naar boven, naar de top van een hoge toren, vanwaar ze een prachtig uitzicht over de omgeving hadden. Het Kootwijkse Zand in vogelvlucht was daarom zo belangwekkend, omdat ze hier het gehele complex van zenders en antennes konden overzien. De veertig meter hoge watertoren, de vele zendergebouwtjes, de wegen naar de zenders, de antennesystemen, dat alles zag je even duidelijk als op een landkaart. Wel het aardigste was de hoogspanningsleiding, die zich in een rij van steeds kleiner wordende masten door de zandvlakten, heiden en bossen naar de zuidelijke horizon slingerde.
Teruggekeerd op de begane grond ging het hele gezelschap met de touringcar naar een drietal twee km verder op gelegen gebouwtjes, waarin de kortegolfzenders voor Rome, Indië, Japan en Amerika waren opgesteld. Toen de jongens de kortegolf-telefoniezenders voor Indië zagen, waren ze wat teleurgesteld door de kleine afmetingen daarvan, tenminste vergeleken bij Lange Gerrit en de omroepzender. Maar toen Ir. Roorda één van de metalen kasten opende en hun het inwendige van zo'n zender toonde, waren ze weer vol enthousiasme, zo mooi was de constructie van deze zenders.
- Je ziet, zei Ir. Roorda, dat deze zenders klein en compact zijn. Bij kortegolfzenders hoeft de energie ook niet groot te zijn, temeer doordat we als antennes zgn. ‘beams’ gebruiken, gerichte antennesystemen, waarbij de golven door middel van een antennesysteem, dat als reflector werkt, in één betrekkelijk smalle, maar geconcentreerde bundel in de richting van Indië worden gezonden. Zoiets als de reflector van een autolamp, waarbij een zwak acculampje een felle lichtbundel geeft.
- De zenders, die je hier ziet, werken volgens een heel bijzonder systeem. Radio-experts, schrik niet, maar deze zenders werken volgens het één-zijband-systeem, waarbij de draaggolf niet wordt uitgezonden, maar wordt achtergehouden, evenals één kant van de modulatie, evenals één zijband. Over de zijband, die overblijft, kunnen we tegelijkertijd vier
| |
| |
telefoongesprekken en een aantal telegrammen overzenden. Kootwijk was hiermee de eerste ter wereld....
De meeste leden van de Hobby Club snapten er niets van, maar de enkele radio-experts, die konden aanvoelen wat Ir. Roorda vertelde, - begrijpen konden ze het nog niet helemaal, - die konden hun oren niet geloven. Uitzenden zonder draaggolf, hoe was dat nu mogelijk?
- Straks zal ik je uitleggen hoe het één-zijband-systeem werkt, ging Ir. Roorda voort, nu zal ik je zeggen welke voordelen 't heeft. Het achterhouden van de draaggolf bespaart ons een hoop energie en de pauzes tussen twee woorden kosten ons helemaal geen energie, want dan wordt er niets uitgezonden. We kunnen al onze energie concentreren in die nuttige zijband en dat geeft een 16 maal zo sterke ontvangst. Wat op het eerste gezicht een nadeel lijkt, - de noodzaak van een zeer gecompliceerde ontvanger, die de achtergehouden draaggolf in 't klein weer opwekt en de verschillende gelijktijdig uitgezonden gesprekken van elkaar scheidt, - dat is in werkelijkheid een voordeel. Zonder een dergelijke gecompliceerde ontvanger is het namelijk niet mogelijk de telefoniegesprekken te ontvangen en dat betekent: geheimhouding!
Nadat Ir. Roorda de leden van de afdeling Radio haarfijn de werking van het één-zijband-systeem had uitgelegd, vroeg hij een technicus of deze even wilde laten horen wat er eigenlijk werd uitgezonden. Even later hoorden de jongens uit een luidspreker een volkomen onverstaanbaar gebrabbel, de allerzonderlingste cacofonie, die ze ooit gehoord hadden. Vier telefoongesprekken en wat telegrafie-signalen, die tot een hutspotje door elkaar waren gestampt. Nu één gesprek er uit zeven....
- M'n jongen, mijn eigen lieve jongen.... jammer, dat ze bijna om zijn, die drie minuten.... maar och, wat heb je je ouwe moeder gelukkig gemaakt met dat verjaarspresentje.... dank je wel, jongen enne.... zul je vaak aan me denken?
Even was er stilte: de zoon in Indië antwoordde zijn moeder, maar dat konden de jongens van de Hobby Club niet horen. Daar had je de moeder weer:
- Hans, ik moet je de groeten geven van Lies en van Bep en van opa, - ach, die heeft toch zo'n lelijke hoest tegenwoordig, - en van Dirk en van eh.... nou, je weet wel, van allemaal natuurlijk.... Wat zeg je? O ja, ik zal er om denken.... moeten we ophouden....? Hans, jongen.... het
| |
| |
ga je goed hoor! Enne, tot ziens zullen we maar zeggen, nog 14 maandjes, dan kom je met verlof, hè.... Oooooh jong, ik ben zo blij, zo gelukkig dat ik je stem weer eens heb gehoord.... jouw eigen lieve stem....
Uit de luidspreker klonk iets, dat op een snik leek. Dit was niet de technische, maar de menselijke kant van de radio en met een zekere ontroering voelden de jongens dat radio nog meer kon zijn dan een pracht van een hobby. Een moeder sprak met haar zoon in het verre Insulinde en in haar weemoedig verlangen werd zij getroost door zijn ‘eigen lieve stem’....
- Ja, jongelui, zei Ir. Roorda, die zag hoe dit simpele telefoongesprek ook tot de jongensharten had gesproken, dat is nu radio op zijn mooist. Wat mij van de radio behalve de techniek altijd zo heeft aangetrokken is haar veelzijdigheid. Door onze vèrgaande belangstelling voor de technische kant, die allen maar middel is, vergeten we soms het doel van de radio: het dienen der mensheid. Denk eens aan de diepere betekenis van een telefoongesprek als dit, denk aan de troost, die de radio aan zieken brengt, denk aan de radio als verbreider van Gods woord, als kerkdiensten, voor hen die afgelegen wonen of gebrekkig zijn, denk vooral ook aan de radio als redder van honderden mensenlevens, wanneer een schip het S.O.S. heeft moeten uitzenden. Het is de radio, die de luchtvaart van tegenwoordig mogelijk maakt, die tijdseinen en weerberichten verspreidt, het is de radio die ons vermaakt, die ons van muziek doet genieten, die ons leert door lezingen en hoorspelen. En zo kan ik doorgaan, maar dat is niet nodig, want jullie zult het met me eens zijn, dat de radio een machtig wonder is, een wonder dat de volkeren eens dichter bij elkaar kan brengen en daarom is het zo heerlijk aan zoiets moois als radio te mogen meewerken. Je moet me deze ontboezeming maar vergeven, maar af en toe voel ik weer diezelfde sympathie voor de radio, die ik als jongen van twaalf jaar had, toen ik bij een oom seinen uit de lucht hoorde, die mijn oom wel en ik niet kon begrijpen. Kennen jullie morse?
- We zijn er mee bezig, mijnheer Roorda, zei Wijngaart. Een paar van ons kennen 't en die leren het de rest. Kunt U ons eens wat laten horen, dan zullen we 's kijken of we het op kunnen nemen.
- Goed, ik zal jullie wat morseseinen laten horen, die tegelijkertijd met de telefoongesprekken naar Indië worden uitge- | |
| |
zonden. Wie het kan opnemen, beloof ik een bankje van honderd.
- Van honderd? vroeg Leo. Daar kun je heel wat mee doen! Maar we hebben het nog niet!!
En daar had hij gelijk in, want even later klonk uit de luidspreker een hoog, snel geratel, dat heel weinig van het tuutuutetuu-gedoe van het morse-seinen weg had.
- Het is telegrafie, verklaarde de ingenieur, maar niet met een snelheid van 25 woorden per minuut, zoals een radiotelegrafist eerste klas moet kunnen opnemen, maar met een snelheid van 150 woorden per minuut. Neen, daar hoef je niet van om te vallen, want dat is een snelheid, die geen telegrafist benaderen kan, zelfs niet als hij de bibberatie in zijn pols heeft. Het is al weer de machine, die het werk van den mens, in dit geval den telegrafist, overneemt. Op het telegraafkantoor in Amsterdam ponst men met een soort schrijfmachine combinaties van gaatjes in een papieren band. Door de band met grote snelheid langs een stel contact-stiften te trekken krijgt men snel-opeenvolgende stroomstootjes, die hier uitgezonden worden. In Indië worden de ontvangen seinen in zgn. ondulatorschrift op een papierband opgetekend.
- Mijnheer Roorda, vroeg Leo, de gewone stadstelefoon bestaat uit een in serie geschakelde tele- en microfoon. Veroorzaakt dat geen storingen?
- Heerlijk om eens mensen rond te leiden, die kijk op de zaak hebben. Wat je daar zegt, is een heel pientere opmerking en er zouden inderdaad complicaties ontstaan als er niet de nodige voorzorgen waren genomen. In de centrale te Amsterdam, waar alles geregeld wordt, bewerkstelligt een automatisch werkend toestel het volgende: spreekt Holland, dan zendt Kootwijk uit en is ontvangstation Noordwijk uitgeschakeld, spreekt daarentegen Indië, dan wordt Kootwijk uit- en Noordwijk ingeschakeld. In Indië gebeurt hetzelfde. Dat in- en uitschakelen gaat zo snel, dat de telefonerenden er niets van merken. In Bandoeng staan weer andere zenders opgesteld en die maken het mogelijk van Nederland indirect met de Philippijnen, Celebes, Sumatra, Bali en Madoera te telefoneren.
In twee andere gebouwtjes bewonderden de jongens de in Kootwijk gebouwde telegrafiezenders, die de telegrammen van ‘Hollandradio’ naar Oost- en West-Indië, Amerika, Japan en veraf-gelegen Europese landen uitzonden.
Tussen het hoofdgebouw en het kortegolf-complex bevond
| |
| |
zich een controle-gebouw, waarvan één kamer geheel door platen koper omgeven was. Deze koperen afscherming vormde een kooi van Faraday, waarbinnen geen enkele ongewenste radiogolf of storing kon doordringen. In deze contrôlekamer, waar de kwaliteit en sterkte van de uitzendingen konden worden geregeld en gecontroleerd, bewonderden de jongens een 24 lamps ontvanger, waarin de nieuwste uitvindingen, snufjes en principes waren verwerkt. Het bleek dat Ir. Roorda de bouwer van dit toestel was en toen de jongens dit wonderapparaat hoorden, steeg hun bewondering voor den ingenieur ten top. Fantastisch hoe goed je hiermee de zwakste stations ontvangen en van elkaar scheiden kon. Ir. Roorda, die het toestel door en door kende, liet den jongens allerlei weinig bekende Amerikaanse en Aziatische zenders horen, terwijl hij er bovendien in slaagde de signalen van een K.L.M.-vliegtuig en van de ‘Oranje’, het vlaggeschip van de Maatschappij Nederland, op te vangen. Eén soort signalen konden de jongens absoluut niet thuisbrengen. Het bleken de door Kootwijk uitgezonden beeldtelegrafie-signalen te zijn en dat vonden de jongens een gek idee: er werd een foto of een tekening uitgezonden en die kon je ‘horen’.
- Hier heb ik nog een puzzle voor jullie, zei Ir. Roorda, die uit een kast een gramofoonplaat had gepakt. Weet je wat hier op staat, op deze gramofoonplaat? Geen symfonie, geen foxtrot, maar.... een foto van de Koningin.
Hè.... wat????? De jongens snapten er niets van. Een foto op een gramofoonplaat, dat was toch te gek, dat kon toch niet? Ze keken zo stom-verbaasd, dat Ir. Roorda bulderde van het lachen.
- Waarom niet? Bij beeldtelegrafie wordt het hele beeld puntje voor puntje door een foto-electrische cel afgetast en als we de daardoor opgewekte stroomstootjes aan een opname-pick-up toevoeren, kunnen we het beeld in een gramofoonplaat vastleggen. Ook grofraster-televisie kun je op deze wijze opnemen. Geluid op een filmband of film in een gramofoonplaat, zo'n heksentoer is dat niet. Ga maar even mee, dan zullen we uit de gramofoonplaat de foto van de Koningin te voorschijn roepen. Toevallig hebben we hier een beeldontvanger staan.
Om de rol van een toestel, dat uiterlijk veel van de ouderwetse ‘phonographe’ weghad, bevestigde Ir. Roorda een vel lichtgevoelig papier. Hij zette een pick-up op de gramofoonplaat, zowel de grammofoonmotor als de motor van de beeld- | |
| |
ontvanger begon te draaien, na drie minuten nam de ingenieur het vel papier er uit, ontwikkelde en fixeerde het en waarachtig, daar stond op het papier een foto van de Koningin, samengesteld uit fijne lijntjes. Ir. Roorda beloofde de foto aan de Hobby Club te sturen, zodra deze gespoeld en gedroogd was. De jongens vonden het een leuk idee om deze op zo merkwaardige wijze ontstane foto als proeve van beeldtelegrafie in hun clublokaal op te hangen. De ingenieur vertelde nog, dat de beeldtelegrafie vaak gebruikt werd om technische tekeningen naar Indië over te brengen, en nodigde hen toen uit de diverse antennesystemen eens te gaan bekijken.
Weldra staarden de jongens naar de hoog in de lucht gespannen koperdraden en had de ingenieur het over ‘halve golflengten, dipool-antennes, voedingslijnen, veldsterkten, spanningsknopen, stroombuiken en stralingsweerstanden’. De jongens begrepen dat een antenne heel wat meer kon zijn dan zo maar 'n koperdraadje aan isolatoren en stonden versteld over de ingewikkelde berekeningen, die voor het ontwerpen van een zendantenne nodig waren.
Tegen vieren hadden de jongens van de Hobby Club elk hoekje en gaatje van Kootwijk, dat de moeite waard was, gezien. Ze nodigden hun vriendelijken geleider, wiens keel door al die technische uiteenzettingen bepaald erg droog geworden moest zijn, uit om in het hotel wat te gaan drinken en onder gezellig gepraat dronken ze hete chocolade en rookten ze een sigaret.
Het was tien voor vijf, toen uit Kootwijk een touringcar wegreed, volgeladen met wuivende jongens. Op de weg stond iemand de jongens na te kijken en met zijn hoed te zwaaien. Het was ingenieur Roorda, die zijn jongen vrinden een laatste vaarwel toewuifde. Nadat de invallende duisternis de touringcar had opgeslokt, wandelde hij terug naar het hoofdgebouw en dacht:
- Ik benijd die jonge kerels en zij benijden mij misschien. Goed dat ik ze niet verteld heb hoe saai en stil het hier is, vooral in de winter. Waarom zouden ze me benijden? Ik heb meer reden om hen te benijden. Zij zijn nog jong, zij hebben nog een leven vol van schone beloften voor zich, zij kennen nog geen zorgen en geen zwaar drukkende verantwoordelijkheid. En dan, zij hebben niet alleen vrienden en vrolijke uitgangetjes: ze hebben een club, waarin ze hun technische hobby ten volle kunnen uitleven. Stuk voor stuk zijn het frisse, pientere knapen en daarom wacht hun een mooie toekomst, da's zeker!
|
|