| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk XI
Philips sportpark.... Philips kleuterschool.... Philips bedrijfsschool.... Philips ontspanningsgebouw.... Philips gloeilampenfabriek.... Philips Natuurkundig Laboratorium.. Philips radiofabriek.... het rustieke Brabantse landschap, waardoor de touringcar met de jongens van de Hobby Club had gereden, had plaats gemaakt voor een uitgebreid industriecentrum.
In tegenstelling met de heidevelden en poldervlakten verrezen nu voor het oog van de jongens enorme fabriekscomplexen, die met hun torenhoge betonnen bouwwerken de gehele omgeving beheersten. Rondom lagen, als door een kwistige hand uitgestrooid, vriendelijke huisjes met rood-getinte daken, afgewisseld door bomen en plantsoenen.
Sinds half acht 's morgens zaten de jongens op die Donderdag, de tweede Januari, de dag, waarnaar ze zo vurig verlangd hadden, in hun touringcar. Op het tijdstip, waarop ze zich anders haastig wasten om daarna te ontbijten en naar school te gaan, waren ze, gewapend met kleine koffertjes, actetassen of rugzakken, ingestapt in de grote ‘Greyhound’-touringcar, die met zijn veertig, met rood leer beklede fauteuils alle comfort bood. Aan de achterkant van de touringcar had Fred een stuk wit doek gespannen, waarop Joosje met grote letters ‘HOBBY CLUB’ geschilderd had.
Wat een avontuur om er met de hele club op uit te trekken! In de touringcar was het warm en gezellig en buiten gaf de zon met haar gouden stralen het besneeuwde landschap een sprookjesachtig aanzien. De chauffeur, een joviale kerel, had er schik in zo'n uitgelaten jonge troep te vervoeren. Hij reed hard en toch veilig en zat genoeglijk te kauwen op de toffiereep, waarvan de jongens een hele doos hadden meegenomen. Hij vroeg of de heren een moppie muziek wilden en na enig gedraai aan de autoradio klonk uit de luidspreker een frisse en
| |
| |
vrolijke mars, die het monotone geronk van de motor overstemde. En als er een bekende mop werd gespeeld, dan zongen of floten de jongens uit volle borst mee.
Eindelijk: Eindhoven! Hier begon het technische avontuur, waarop de jongens al zo lang gevlast hadden. Met kloppend hart gingen ze het Philips ontspanningsgebouw binnen, waar ze verwelkomd werden door een nog jongen man, die hen uitnodigde een kopje koffie te gaan drinken. Een kleine hartversterking na zo'n lange reis zou hun weer frisse moed geven voor de nogal vermoeiende rondgang door het bedrijf, zo dacht hun geleider, die net als Dick, De Vries heette. Tot grote verrassing van de Hobby Club bleek, dat mijnheer de Vries televisie-cameraman was. Vroeger had hij bij de film gezeten, maar zijn tweede hobby, radiotechniek, had hem de eerste gelegenheid doen aangrijpen om zijn hobbies voor film en radio te combineren tot televisie. Een dergelijke gang van zaken lag volkomen in de lijn van de opvattingen van de Hobby Club en daar mijnheer de Vries bovendien nog jong en enthousiast was, beschouwden de jongens het als een buitenkansje door hem te worden rondgeleid.
Het programma was een tikje overladen, maar met zulke flinke jonge kerels, zoals mijnheer de Vries het uitdrukte, zou 't best meevallen. 's Morgens een rondgang door enkele interessante gedeelten van het bedrijf en na de lunch een serie lezingen en demonstraties in de collegezaal van het natuurkundig laboratorium, waar die dag toevallig een aantal technische journalisten te gast was, zodat de Hobby Club daarvan kon mee-profiteren. Boften ze even?
- Het lijkt me van belang, zei mijnheer de Vries, om jullie een kort overzicht van de historische ontwikkeling van Philips te geven, want dan kunnen jullie de samenhang tussen de verschillende takken van het bedrijf beter begrijpen. Het begon in een washok achter een huis in Zaltbommel, waar Gerard Philips trachtte een cellulose-brij te maken, die hij uit kleine openingen tot een draad kon spuiten. Door deze in alcohol te harden en vervolgens te gloeien, maakte hij kooldraden voor gloeilampen. In 1891 leidde dit tot de oprichting van een fabriekje in Eindhoven, dat een jaar later zijn eerste 50 bruikbare gloeilampen afleverde. De eerste jaren waren heel, heel moeilijk voor het jonge bedrijf en pas in 1896, toen er met 60 arbeiders 280.000 lampen vervaardigd waren, kon voor het eerst winst worden geboekt. In de nu volgende jaren werd de gloeilamp steeds verbeterd, de metaaldraadlamp en
| |
| |
de gasgevulde lamp deden haar intrede en dit alles leidde tot een steeds sterkere uitbreiding van het bedrijf.
- In de jaren 1910-1914 had de General Electric Company in Amerika de techniek verrijkt met een hele serie nieuwe vindingen. De getrokken wolfraamdraad voor gloeilampen, de half-watt-lamp, de Coolidge Röntgenbuis, de hoogvacuum zend-, ontvang- en gelijkrichtlampen, alle waren zij resultaten van systematisch laboratorium-onderzoek. Deze successen gaven Philips aanleiding tot het besluit ook een onderzoekingslaboratorium in te richten. Dit besluit had vèrstrekkende en onverwachte gevolgen.
- Het laboratorium bestond aanvankelijk uit één man, professor Holst, en maakte een studie van gloeilampen en alles wat daarmee samenhing, zoals glas, vacuum, gas, metaal en gloeidraden. Al spoedig kreeg het voldoende kennis van de aangrenzende gebieden, om de fabriek in staat te stellen met succes radiolampen, Röntgenbuizen, neonbuizen en gelijkrichters te fabriceren. Om het gedrag van deze verschillende buizen en lampen in diverse schakelingen te kunnen bestuderen, waren proef- en meet-instrumenten nodig, die leidden tot de fabricage van radio-ontvangers, zenders en meet-instrumenten. In deze, zich steeds vertakkende lijn ging het voort: steeds was het noodzakelijk om de omliggende gebieden te bestuderen, steeds deden zich daarbij nieuwe gezichtspunten voor en keer op keer gaf dit aanleiding tot nieuwe fabricagemogelijkheden.
- Studie van isolatiematerialen gaf de stoot tot fabricage van alle mogelijke voorwerpen van de kunsthars Philite en opende grootse perspectieven op het gebied der plastics. Uit een onderzoek, dat begonnen werd om na te gaan, welke golflengte van het licht 't meest geschikt was om Engelse ziekte te bestrijden, kwam een nieuwe methode om vitamine D te bereiden voort. Een onderzoek naar een electriciteitsbron voor de voeding van een radiotoestel op plaatsen, waar geen electrisch net voorhanden is, gaf aanleiding tot een hete-luchtmotor, die er veel-belovend uitziet. De bioscoopprojector, het scheerapparaat, de fietsdynamo, de hoogtezon, de fluorescentiebuis, welk Philips-product je ook neemt, in vier of vijf stappen kom je terug bij de gloeilamp.
- Vroeger meende men dat een fabriekslaboratorium zich uit zakelijke overwegingen geen diepgaand, algemeen wetenschappelijk onderzoek kon permitteren, maar uitsluitend een op 'n bepaald doel gericht onderzoek. Afgezien van koop- | |
| |
manstalent en een Hollands-degelijke afwerking van de producten is het succes van Philips vooral daaraan te danken, dat men de onjuistheid van deze stelling van begin af aan heeft ingezien. Toen al besefte men, dat hoeveel universiteiten en wetenschappelijke instituten ook tot onze kennis mogen bijdragen, deze instellingen de practische mogelijkheden eerder over 't hoofd zien dan een laboratorium, dat voor een fabriek werkt. In een tijd, waarin de meeste ondernemingen alleen maar succes verwachtten van een steeds sterker doorgevoerde specialisatie, begreep Philips dat een breed opgezet en algemeen natuurwetenschappelijk onderzoek ook in commercieel opzicht vroeg of laat rijke vruchten zou afwerpen. Deze opvatting is juist gebleken.
- Dit alles is ook van toepassing op de fabricage. Had Philips zich gespecialiseerd in de gloeilamp, dan was het nuttige effect daarvan misschien een enkel procent opgevoerd. Men besloot echter alles te fabriceren, waarvan men voldoende kennis had verkregen en dit heeft tezamen met het wetenschappelijk onderzoek de enorme uitbreiding van het bedrijf tot gevolg gehad. Men volgde deze politiek zelfs ook bij de zgn. half-fabrikaten en zo kreeg Philips b.v. de grootste cartonnagefabriek van Europa en het grootste diamant-trekstenen-bedrijf ter wereld.
- Omdat dit alles is voortgekomen uit de gloeilamp, uit het licht, zullen we met dit onderwerp onze rondgang beginnen en eerst gaan we dan naar het fabrieksgebouw aan de Emmasingel.
Met de touringcar was dat een kwestie van enkele minuten en met een ongewoon grote lift stegen de jongens omhoog in het gebouw, dat iedere reiziger die met de trein voorbij kwam, kende. Daar brandden nl. voor de ramen vele natrium- en kwikdamplampen op proef, hetgeen vooral 's avonds een sprookjesachtig schouwspel opleverde. De jongens gingen met mijnheer de Vries een zaaltje binnen, waar enkele verschillend gekleurde buisvormige lampen brandden.
- Over de gloeilamp, die jullie allen zo goed kent, zal ik weinig zeggen, zei mijnheer de Vries. Er worden hier in Eindhoven ongeveer 40.000 verschillende types gemaakt, voor huis- en straatverlichting, voor zoeklichten, vuurtorens, auto's, schepen, treinen, filmprojectors, filmstudio's, fabrieken, werkplaatsen, kantoren, vliegvelden, wetenschappelijke instrumenten, kerstbomen, illuminatie en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. De kleinste typen, voor medische doeleinden, zijn
| |
| |
niet groter dan een rijstkorrel, de vuurtorenlampen daarentegen zijn reusachtig groot.
De gloeilamp heeft zijn beste tijd gehad; zuiniger lampen, de zgn. gas-ontladings-buizen, zullen hem geleidelijk aan verdringen. De hoeveelheid licht, die een lamp uitstraalt, drukken we uit in ‘lumen’. Welnu, een moderne ‘Bi-Arlita’-lamp met dubbel-gespiraliseerde gloeidraad geeft ongeveer 15 lumen per watt electriciteitsgebruik, vijftien maal zo veel als de eerste gloeilamp van Edison, maar tegelijkertijd vier maal zo weinig als de jullie wel-bekende natriumlamp, die geel licht geeft, en de super-hoge-druk-kwikdamp-lamp, - een mond vol hè, - die eveneens 60 lumen per watt geeft. Kijk hier heb je dat lampje met die onuitspreekbare naam: een buisje van kwarts, kleiner dan een aspirinebuisje, waarin zich onder zeer hoge druk kwikdamp bevindt. Daaromheen een tweede buis om het kwartsbuisje met water te kunnen afkoelen. Zullen we die dwerg eens inschakelen, dan kunnen jullie zijn prestaties als van een reus zien. Eerst het koelwater....
De jongens konden hun ogen niet geloven, toen het lilliput-lampje werd ingeschakeld. Mijnheer de Vries had hen gewaarschuwd niet in het licht te kijken en dus keken ze de andere kant op. Het was alsof de volle zon naar binnen scheen, zo fel was alles verlicht. Een stroomverbruik van 2000 watt en een lichtsterkte van 120.000 lumen, fantastisch!
- Niet bepaald geschikt voor de huiskamer, hè? Daarvoor kun je beter de TL-buizen, de fluorescentiebuizen nemen, die daar op dat rek branden. Daarin bevindt zich tussen twee electroden kwikdamp onder lage druk, die bij een electrische ontlading het onzichtbare ultra-violette licht uitstraalt. Tegen de binnenkant van het glas bevindt zich een poeder, dat deze onzichtbare straling omzet in een zichtbare. Dit verschijnsel, het omzetten van licht van een kortere golflengte in licht met een langere golflengte noemen we fluorescentie, vandaar dat deze lampen fluorescentiebuizen worden genoemd. Ze zijn duurder dan gloeilampen en hebben een voorschakel-apparaatje nodig, maar daartegenover staat dat ze driemaal zo zuinig zijn als een gloeilamp, en door het grote lichtgevende oppervlak een bijzonder zacht en vrijwel schaduwloos licht geven. Die één meter lange buis verbruikt maar 25 watt, weinig, vind je niet? Ze worden meest geleverd in de drie standaardkleuren: blauwig-wit, wit met een tikje rose en gelig-wit.
| |
| |
- Zodra ik 's dik in mijn geld zit, zei Leo, koop ik zo'n TL-buis: fijn licht om bij te werken!
- Ze worden steeds meer toegepast, zei mijnheer de Vries, en voor huisverlichting en voor gebouwen en kantoren zijn het de lampen van de toekomst. Ter afwisseling zal ik jullie nu eens zwart licht laten zien.
Zwart licht? De jongens van de Hobby Club dachten, dat ze voor de gek gehouden werden. Zwart licht! Dat was toch immers onzin!! Het lampje, dat mijnheer de Vries voor hen neerzette, had een zwarte ballon en toen hij het inschakelde, kwam er geen licht uit. Was dat nu het zwarte licht? Een flauwe mop! Waarom doofde mijnheer de Vries alle lampen en schoof hij zorgvuldig de gordijnen dicht? Zeker om het zwarte licht nog zwarter te maken!
In het donker straalde de lamp een geheimzinnig, werkelijk zeer mysterieus zwak-violet lichtschijnsel uit. Het leek wel of het licht trilde en dat niet alleen, je voelde dat er iets heel vreemds mee was....
- Grote grutjes, riep Tjark plotseling als een oudejongejuffrouw, wat zien jullie d'r allemaal uit!!! Afzichtelijk gewoonweg!!! Wat een monsters zijn jullie!!!
Verschrikt keken de jongens elkaar aan. Tjark had gelijk, ze zagen er afzichtelijk uit en ze griezelden van elkaars gezichten. De ogen waren lichtende vlekken geworden, de huidkleur was akelig groen met allerlei vieze gele vlekken, haren met brillantine gaven een fel geel-oranje licht en de tanden waren zo wit, dat elke tandpasta-advertentie het er tegen moest afleggen. Bruine pakken waren groen geworden, rode dassen geel, alles had een andere kleur gekregen en dat niet alleen: alles straalde zelf licht uit!
- Wat is dat? vroeg mijnheer de Vries, terwijl hij de jongens een vuurrood voorwerp, dat de vorm van een sigaar had, voorhield. Het wàs een sigaar, een doodgewone sigaar. Mijnheer de Vries vroeg aan Leo hoe laat het was.
- Verdraaid, ik kan niet meer door mijn onbreekbare horlogeglas heenkijken! riep Leo verbaasd uit. 't Spijt me, maar U zult het een ander moeten vragen.
- Jij hebt een valse rechter hoektand! zei mijnheer de Vries tegen Poldervaart.
- Dat klopt! Maar hoe weet U dat? Nog nooit heeft iemand het kunnen zien? Kunnen jullie het zien, luitjes?
En of de jongens het konden zien! In de twee rijen hagelwitte tanden was er één zwart: de valse!!
| |
| |
- Zo zien jullie dan, hoe we dank zij deze moderne wonderlamp van Alladin een geraffineerde vervalsing aan het licht hebben gebracht. En daarvoor wordt deze lamp ook meestal gebruikt: voor het opsporen van vervalsingen. Het is een kwikdamplamp met een ballon van glas, dat door toevoeging van nikkel-oxyde zwart is, waardoor het zichtbare licht wordt tegengehouden, terwijl het onzichtbare, ultra-violette licht wordt doorgelaten. De meeste stoffen vertonen het fluorescentie-verschijnsel en zenden, wanneer ze door het onzichtbare ultra-violette licht bestraald worden, zichtbaar licht uit. Welke kleur, dat hangt af van de aard van de stof. Zijde, wol en katoen fluoresceren in een verschillende kleur, ook al zijn ze bij gewoon licht volkomen hetzelfde van kleur. Je kunt dus op eenvoudige wijze vaststellen of zich in een zgn. wollen stof katoen bevindt. De HPW-lamp, zoals we deze lamp noemen, is dan ook een waardevol hulpmiddel bij de warenkeuring.
- Meel wordt vaak vervalst door er krijt of andere stoffen doorheen te mengen. De kleur, waarmee het fluoresceert, toont dat onmiddellijk aan. Edelstenen fluoresceren in het algemeen zeer sterk en kunnen dan ook dadelijk van namaak worden onderscheiden. Alle mogelijke stoffen, die normaal niet van elkaar te onderscheiden zijn, kun je met het zwarte licht in enkele seconden identificeren. Hier heb ik drie lapjes, uiterlijk volkomen gelijk, hè, nu ik het gewone licht even inschakel. En nu bij de HPW-lamp: alle drie verschillend van kleur; voor den deskundige echte wol, melkwol en katoen. Ook valse bankbiljetten, handtekeningen en tal van andere vervalsingen kunnen met de HPW-lamp in de meest letterlijke zin aan het licht worden gebracht. Ondanks zijn bescheiden uiterlijk heeft dit lampje textielbedrijven, warenkeuring en politie al onschatbare diensten bewezen. Om nog een voorbeeld te noemen: verse eieren fluoresceren rood, oude eieren blauwachtig. In één oogopslag zie je het verschil.
- Enkele bioscopen, w.o. de bekende spoorbio in Utrecht, hebben een zoldering, die bestreken is met sterk-fluorescerende verf. Bij verlichting met uitsluitend HPW-lampen geeft dat een feeëriek effect. In één van de Bouwmeester-revues heeft men de kleding der balletgirls met fluorescerende verf beschilderd en terwijl alles donker was, zag je over het toneel een stel kleurige, lichtende lijnen dansen, terwijl de meisjes zelf onzichtbaar bleven.
- Dat was iets voor onze Kerstfuif op school geweest! zei
| |
| |
Leo. Wacht maar, op de volgende Kerstfuif komt de Hobby Club met een sensatie, waarbij Ben Hobbiman of de sprekende Pop nog niets was.
In de nu volgende rondgang door een gedeelte van de fabriek zagen de jongens van de Hobby Club de fabricage van TL-buizen. Ze zagen hoe de glazen buizen op maat werden afgesneden, hoe een vloeistof aan de binnenkant van het glas een dun laagje fluorescerende chemicaliën achterliet, hoe door ingewikkelde machines aansluithulzen met electroden aan het glas werden bevestigd, hoe het glas dichtgesmolten werd, hoe de buizen luchtledig gepompt werden, hoe in allerlei fantastische kleuren gasontladingen in de buizen werden opgewekt, kortom hoe de TL-buizen in een lange reeks van bewerkingen gereed voor gebruik werden gemaakt.
Een korte rit met de touringcar bracht hen daarna naar de glasfabriek, waar ze met grote bewondering de werkzaamheden van de duivelskunstenaars, die glasblazers heten, gadesloegen. Wat een suggestief gezicht: de vele tientallen glasblazers, die op de rand van een rond platform stonden en als bazuinblazers hun lange blaaspijpen met aan het uiteinde daarvan het taai-vloeibare glas schuin omhoog richtten.
- In onze mengkamer, zei mijnheer de Vries, worden zand, soda, potas, loodmenie en eventueel nog andere chemicaliën gezeefd, afgewogen en gemengd. Aan het mengsel worden dan nog afvalglas en scherven toegevoegd en die worden in mengbakken naar de gas-ovens gebracht. 's Avonds, na afloop van de werktijd, wordt het mengsel in potten van vuurvaste klei gedaan en 's nachts gesmolten. De tijd van het smelten en het zgn. louteren, het blank worden van het glas, duurt ongeveer 12 uur en dat komt net goed uit.
- 's Morgens wacht dan den glasblazers een verse voorraad gesmolten glas. Als je nu aandachtig kijkt, begrijp je wat ze doen. In het centrum van het bordes staan de glaspotten in de gas-oven en daaromheen staan ongeveer 90 glasblazers. Zo'n glasblazer, je ziet het, trekt met zijn 1½ meter lange blaaspijp een portie taai-vloeibaar glas uit de pot: ‘keien’ noemen we dat. De aan de blaaspijp gekeide hoeveelheid glas wordt door den blazer over een ijzeren plaat gerold, - ‘walsen’ heet dat, - de blazer blaast met korte stoten wat lucht in de pijp, het zg. ‘puffen’, en zwaait dan de pijp enige malen heen en weer waardoor de glasmassa een voor het blazen geschikte vorm aanneemt. Kun je 't volgen?
De hele gang van zaken was den jongens zo helder als glas.
| |
| |
Wat vooral een indrukwekkend effect gaf, was de typische zwaai, waarmee de blazers plotseling hun blaaspijp schuin omhoog richtten: net alsof ze een fanfare gingen blazen. Maar het werd een kathodestraalbuis, die haar gedeeltelijk ronde en gedeeltelijk trechterachtige vorm kreeg in een houten of ijzeren vorm, welke de glasblazer door middel van een hefboom met de voet opende. Daarin bracht de glasblazer het glas en na de vorm gesloten te hebben, blies en draaide hij zijn draaipijp net zolang tot het glas precies het model van de vorm had aangenomen. Nadat de glasblazer gecontroleerd had of het model wel geheel zuiver was, gaf hij de blaaspijp met aan het uiteinde daarvan de kathodestraalbuis aan een jongen, den zg. ‘tikker’. Deze vijlde met een natte vijl op de plaats, waar het glas van de blaaspijp moest loslaten en tikte daarna met een klophout tegen de pijp, waardoor de nog gloeiend-hete kathodestraalbuis in een rek viel. De jongens hadden grote bewondering voor het talent der glasblazers en begrepen dat dit een heel moeilijk werk was. En wat zat er een actie in dit bedrijf, waarbij elke beweging een speciale betekenis had.
Niet alleen interessant, maar ook grappig was de machine, die geheel automatisch de glazen ballonnen voor de gloeilampen blies. Deze had ongeveer de vorm van een cylinder en aan de buitenkant daarvan draaide de glasballon van de ene trap van bewerking in de andere. Boven de machine zat een glaspot en daaruit viel om de zoveel seconden een mop vloeibaar glas, die door een vormpje in de machine werd opgevangen. Het glas werd gedraaid, er werd lucht in geblazen, met kleine spitse gasvlammetjes werd het op bepaalde plaatsen verhit en in een lange reeks van bewerkingen ontstond een dun-wandige en zuiver-gevormde glazen ballon. Per dag produceerde zo'n machine, die geheel in eigen bedrijf ontworpen en gebouwd was, vele duizenden glazen ballonnen. Er zat iets van ‘leven’ in dit ingewikkelde apparaat en de manier, waarop het met de gewillige popjes glas omsprong, had iets komisch, vooral als, wat wel eens voorkwam, een ballonnetje onderweg zieltogend in elkaar zakte.
Tot grote blijdschap van de Hobby Club volgde op de glasfabriek een kijkje in de fabriek van radio-apparaten. Hier zagen ze hoe uit honderden verschillende onderdelen en door honderden nijvere handen aan de lopende band de zo ingewikkelde radio-ontvangers werden gefabriceerd. Hier zagen ze voor het eerst van hun leven de lopende band met al zijn
| |
| |
voor- en al zijn nadelen, voordelen voor de fabricage, nadelen voor de mensen, die steeds aan een bepaald tempo gebonden zijn en steeds dezelfde handeling moeten verrichten. De jongens begrepen echter, dat de lopende band de enige oplossing was om op grote schaal radio's te fabriceren, immers: de apparaten waren zo ingewikkeld dat het vrijwel uitgesloten was om honderden mensen in hun eentje een compleet toestel te laten bouwen.
Het was maar goed, dat de jongens van de Hobby Club geen neiging tot kleptomanie vertoonden, want als ze de honderden radiolampen en de duizenden onderdelen zagen, dan dachten ze: Als er nu eens een goede fee kwam, die zei: ‘Jongens, pak maar zoveel mee als je kunt dragen’, wat zouden ze dan niet een kostelijk materiaal voor hun club kunnen meenemen! Het was om te watertanden, de heerlijkheden van dit radioluilekkerland!!
In een andere afdeling werden radio-ontvangers voor speciale doeleinden en zenders gebouwd. De jongens vonden deze afdeling, die een soort Hobby Club in 't groot was, het interessantst. Ze stelden veel vragen en kregen vaak allerlei tips, die hun bij het monteren van apparaten voor de club goed te pas konden komen.
Het testen van de voltooide apparaten was ook heel interessant. Natuurlijk kwamen daar tal van milli-ampèremeters aan te pas, waarmee allerlei stroomsterkten en spanningen gemeten werden. De luidsprekers, die ook op de lopende band werden vervaardigd, ondergingen eveneens een test. In een kamer met geluiddempende banden en met behulp van een electrische gramofoon met versterker, werd de weergave van elke luidspreker vergeleken met het geluid van een standaard-luidspreker.
De rondgang door de fabrieken was een non-stop-programma. Hadden de jongens een fabriek ‘afgewerkt’, dan stapten ze in hun touringcar en ging het in snelle vaart naar een volgende. En wat ze daarbij niet allemaal zagen....
Hoe een plompe staaf van het metaal wolfraam een vermageringskuur onderging met als eindresultaat een ragfijne gloeidraad. Fijn wolfraampoeder werd in een hydraulische pers tot een vierkante staaf geperst. In een sinteroven werden de tegen elkaar geperste metaaldeeltjes tegen elkaar aan ‘gebakken’. In een door water gekoelde en met waterstofgas gevulde klok, liet men door de brosse staaf een stroom van 5000 ampères gaan, waardoor de deeltjes tot vlak onder het
| |
| |
smeltpunt verhit werden en samensinterden tot een staaf, die stevig genoeg was voor het nu volgende hamer- en trekproces.
De staaf werd dan door pneumatische hamers gebeukt en gehamerd, tot hij vele malen zo lang was geworden. Vervolgens werd hij in een electrische oven wit-gloeiend gemaakt en waren het roterende hamermachines, die hem steeds langer en dunner maakten. Na wel 100 maal gloeien en hameren was de staaf vermagerd tot een ronde draad van één millimeter dikte.
Om hem nog dunner te maken, werd de draad door de kegelvormige opening van een diamant getrokken en dat proces werd vele tientallen malen herhaald. Ten slotte ontstond een draad van enkele honderdsten van een millimeter dikte en had de oorspronkelijke staaf een lengte van vele honderden kilometers gekregen.
Ze zagen.... de edelgassenfabriek, waar een wirwar van machines een oorverdovend lawaai, vloeibare zuurstof en waterstof en de edelgassen neon, argon en helium produceerden. Het materiaal, de grondstof, waarvan de fabricage uitging, was lucht, doodgewone lucht, waarvan per uur duizenden kubieke meters verwerkt werden. Dat daarvoor enorme krachten, zware pompen, compressors en allerlei andere apparaten om de lucht onder hoge druk en op uiterst lage temperaturen te brengen nodig waren, wisten de jongens wel van de natuurkundelessen van mijnheer Verburg. Maar dat die fabricage zo gesmeerd kon gaan, dat hadden ze niet verwacht.
De lucht werd hier grondig van vocht en koolzuur bevrijd en dan samengeperst tot een druk van 150 atmosfeer, waarna de lucht in een apparaat geleid werd, waar hij vloeibaar werd gemaakt. Dit geschiedde door de samengeperste lucht sterk af te koelen, o.m. met kokende vloeibare zuurstof bij een temperatuur van meer dan 100° onder nul, en door vervolgens de afgekoelde en samengeperste lucht plotseling tot normale druk te laten uitzetten. Deze vloeibare lucht onderging dan een zgn. gefractionneerde destillatie, waarbij de verschillende bestanddelen door een zorgvuldig geregelde verdamping van elkaar gescheiden werden. De eindproducten werden dan als gas in stalen cylinders geperst of in vloeibare vorm in speciale vaten gedaan. Behalve voor de vulling van lampen en nog enkele andere doeleinden, werden de vloeibare gassen ook gebruikt om in het natuurkundig laboratorium heel lage temperaturen, tot onder 200° onder nul, te krijgen.
Hier zagen de jongens voor 't eerst van hun leven vloeibare
| |
[pagina t.o. 176]
[p. t.o. 176] | |
Het lage gebrom, waarmee Poldervaart begon, werd zichtbaar als een lange, brede golflijn.... pag. 180
| |
| |
lucht, een vloeistof, die veel weg had van licht-blauw gekleurd water. De lucht werd hun ‘opgediend’ in een soort thermosfles, een zgn. Dewar-vat. Het was een wonderlijke gewaarwording lucht als een rokende, borrelende vloeistof te zien. Het zag er zo onschuldig uit, maar als je er één slok van zou drinken, dan zou je een vreselijke dood sterven, waarbij je keel en slokdarm zouden bevriezen. Buiten het Dewar-vat ging de vloeibare lucht onder hevig gebruis in dampvorm over, waarbij plaatselijk een sterke afkoeling ontstond. Doodgewone zemelen, gedrenkt in vloeibare lucht, vormden een gevaarlijke explosiestof.
De jongens zagen.... in de Philitefabriek, hoe huizenhoge persen in één slag een complete radiokast persten, maar toen ze daar even hadden staan kijken, zag mijnheer de Vries dat het al over éénen was en omdat de lezingen en demonstraties in het Natuurkundig Laboratorium om twee uur begonnen, moesten ze als een haas gaan eten. Voor de zoveelste maal stapten ze in de touringcar en ditmaal reden ze weer naar het ontspanningsgebouw. Toen de jongens uitstapten, wilden ze allemaal hun boterhammen, die ze 's morgens thuis hadden klaargemaakt, meenemen, maar mijnheer de Vries zei:
- Die moeite kun je je sparen. Vandaag ben je bij Philips te gast en dat geldt ook voor de natjes en droogjes.
Dat ze na al die technische wonderen toch nog wel aan eten konden denken, bleek toen ze zich in een gezellig ingerichte zaal van het ontspanningsgebouw aan de lunchtafel zetten. Keurig in het zwart geklede Brabantse meisjes met proper witte schortjes schonken hun thee of koffie in en op tafel stonden allerlei heerlijkheden, waaraan ze zich, zoveel ze wilden, te goed konden doen. Ondanks hun volle monden konden de jongens zich toch niet weerhouden tussen de lekkere hapjes door allemaal vragen aan hun geleider te stellen. En al was mijnheer de Vries veel ouder dan de jongens van de Hobby Club, toch voelden ze dat hij een even vurig hobby-enthousiast was als zij zelf waren. Zo ontstond er een allergenoeglijkste en bovendien interessante conversatie, waarbij mijnheer de Vries vooral van zijn voornaamste hobby, televisie, vertelde. Toen Leo zei dat het jammer was, dat televisie voor de Hobby Club onbereikbaar was, bestreed mijnheer de Vries deze mening. Te oordelen naar wat de Hobby Club over haar plannen en mogelijkheden had verteld, kon deze club over één of twee jaar een televisie-zender en ontvanger bouwen. Heus, dat kon al was het voor den enkeling moeilijk.
| |
| |
Maar in een club met specialisten op verschillend gebied kon het best. Als de Hobby Club ooit plannen in die richting had, moest ze zich maar tot hem wenden.
Wat de Hobby Club in Philips zo aantrekkelijk vond, was de veelzijdigheid van het bedrijf. Wat bij Philips in 't groot gebeurde, geschiedde bij de Hobby Club in 't klein. Ze begonnen met radio-ontvangers, kwamen daardoor vanzelf op het opnemen van gramofoonplaten, op zenders, meetinstrumenten en als ze daar voldoende ervaring mee hadden, dan konden ze uitstapjes maken naar televisie, geluidsfilm en het op afstand besturen van modelvliegtuigen. Mogelijkheden in overvloed, net als Philips, steeds uitgebreider gebieden bestrijken, een heerlijk vooruitzicht!
Dick en nog enkele andere jongens hadden van alles wat ze gezien en gehoord hadden, notities gemaakt, die ze zouden uitwerken tot artikelen voor HOBBY. Taco had tal van foto's gemaakt en al met al verzamelden ze hier stof voor ten minste een halve jaargang als het niet meer was. Dick zou niet de zoon van een verslaggever geweest zijn als hij Neerlands eersten cameraman niet een interview had afgenomen. Het speet mijnheer de Vries, dat hij wegens het verbouwen van de zender het wonderlijkste speelgoed van de twintigste eeuw, de televisie, niet kon demonstreren en daarom vertelde hij er den jongens zoveel mogelijk van. Als televisie-cameraman kon mijnheer de Vries dat als geen ander en de jongens hingen dan ook aan zijn lippen.
Nadat nog wat fruit en een kop koffie in hun maag en een geurige sigaret in de lucht verdwenen waren, begaven de jongens zich met hun geleider naar het Philips Natuurkundig Laboratorium. Wat een reuze gebouw! En dat was helemaal voor laboratorium-onderzoek bestemd? Helemaal! Niet minder dan 700 mensen werkten hier. Terwijl de jongens door de lange gangen liepen, vroegen ze zich af hoe het er achter al die gesloten deuren zou uitzien. Aha, daar stonden een paar deuren open. De jongens gluurden nieuwsgierig naar binnen. Een scheikunde-lab, zoiets als bij Tjark, maar dan tien keer zo groot. Een vertrek vol met electrische toestellen.... geheimzinnig leek dat allemaal.
Na drie lange gangen bereikten de jongens eindelijk de collegezaal, hetzelfde ingericht als de collegezalen op een universiteit. Half cirkelvormig en met amphitheatergewijze oplopende zitbanken en schrijflessenaars. De voorste twee rijen waren ingenomen door de technische journalisten, daar- | |
| |
achter mochten de jongens van de Hobby Club plaats nemen. Helemaal beneden stond, wat ze op school de ‘toonbank’ noemden, aan de muur waren verschuifbare borden en op de toonbank was een pracht collectie electrische apparaten opgesteld.
De eerste voordracht en demonstratie had tot onderwerp ‘Toepassingen van de kathodestraalbuis’. De meeste jongens wisten wat een kathodestraalbuis was en hoe hij werkte. Een soort lang-gerekte radiolamp, met een breed, plat uiteinde, dat een schermpje vormde. De gloeikathode er van straalde een bundel electronen uit, die door de hoge spanning van de cylindervormige anode werden aangetrokken en met een snelheid van tienduizenden kilometers per seconde tegen het schermpje botsten, waar dan een groen-lichtend puntje ontstond. In de buis waren twee stel afbuigplaatjes aangebracht en door deze onder spanning te zetten, kon je de electronen-bundel ‘afbuigen’, kon je de richting er van veranderen, waardoor het lichtend puntje zich over het schermpje verplaatste. Met een bepaalde schakeling nu was het mogelijk allerlei electrische verschijnselen op het schermpje zichtbaar te maken en wel door hen de electronenbundel te laten besturen. Het lichtend puntje ging dan zo snel allerlei banen beschrijven, dat je door de traagheid van het oog in lichtende groene lijntjes een figuur waarnam. De wisselstroom van het lichtnet zag je dan als een golflijn, als een sinusoïde. De kathodestraal-oscillograaf, zoals het complete apparaat genoemd werd, gaf van het verloop van spanningen en stroomsterkten een grafische voorstelling.
Het eerste wat de jongens bij deze demonstraties zagen, was het zichtbaar maken van muziek. Naast de oscillograaf stonden een versterker, een gramofoon, een microfoon en een radiotoestel. De microfoon werd ingeschakeld en één van de jongens van de Hobby Club werd uitgenodigd om wat geluiden voort te brengen. Het was Poldervaart en eerst moest hij ‘aaaaaa’ zeggen, net als bij den dokter. Hij zei ‘aaaaaa....’ en op het scherm van de kathodestraaloscillograaf verscheen een ingewikkelde golflijn, die steeds ongeveer dezelfde vorm behield. Vervolgens zei hij ‘iiiiiiiiie’ en daarbij werden de golfjes veel kleiner en heel anders van vorm en combinatie. Als er gewoon gepraat werd, warrelden in de maat van het spreken allerlei wonderlijk gevormde golflijntjes over het scherm. Nog interessanter werd het, toen Poldervaart voor sirene mocht spelen. Het lage gebrom, waarmee hij begon,
| |
| |
werd zichtbaar als een lange, brede golflijn en naarmate Poldervaart hoger kwam, werden de golfjes korter en spitser. Poldervaart mocht nog enkele andere geluiden maken, o.m. fluiten en met zijn tong klakken en daarna was de beurt aan de gramofoon.
Eerst een vioolsolo, lustig voorthuppelende golflijntjes, en vervolgens een opname van de coloratuurzangeres Meliza Korjus met orkestbegeleiding. De vele instrumenten van het orkest tekenden zich af als een ingewikkeld samenstel van door elkaar dansende golflijntjes en de hoge trillers van de menselijke nachtegaal schoten daar als fijne, scherpe tongetjes en piekjes bovenuit. Dit leverde een fantastisch en boeiend schouwspel op: de grove brede golflijnen van de lagere registers van het orkest en de als slangentongetjes zo slanke en beweeglijke topjes van de menselijke stem, die soms nerveus trillend en dan weer in opwindende cadens tussen de omringende golfjes van de begeleidende muziek voortdansten. Zichtbare muziek, het was meer dan fantastisch!
Radiomuziek gaf ongeveer hetzelfde beeld, maar hierbij wachtte den jongens van de Hobby Club toch nog een verrassing. Ze ‘zagen’ radiogolven van ongedempte telegrafiesignalen, ze zagen een ongemoduleerde draaggolf, als een brede groene band, ze zagen een draaggolf met de modulatie, met muziek er op en alles wat ze op dit gebied vroeger maar half begrepen hadden, werd hun nu opeens volkomen duidelijk. Zoiets moest je op school hebben om allerlei wiskundige problemen zichtbaar te maken. Ook dat was mogelijk met de kathodestraaloscillograaf.
- Een andere belangrijke toepassing van de kathodestraaloscillograaf, zei de ingenieur, die deze voordracht hield, is het gebruik er van in combinatie met onze electro-dynamische trillingsopnemer. Bij de constructie van machines en bij het opsporen van fouten daarin is het van grote waarde, als men de trillingen, die bij het functionneren van een machine ontstaan, kan meten en het verloop er van als een grafische voorstelling zichtbaar kan maken. Het cylindervormig apparaatje, dat ik in mijn hand heb, is een electro-dynamische trillingsopnemer. De werking er van komt enigszins overeen met die van een pick-up, die, zoals U weet, de mechanische trillingen van de naald in de groef van een gramofoonplaat omzet in electrische spanningen. De naald van de pick-up komt dan overeen met de taststift van de trillingsopnemer. Ik zal nu deze electrische motor inschakelen, ik druk het uiteinde van
| |
| |
de taststift tegen het omhulsel van de motor en op het scherm van de oscillograaf ziet U het verloop van de mechanische trillingen afgebeeld. Als ik de motor even uit- en inschakel, dan ziet U hoe de trillingen veranderen. Door de grote gevoeligheid van de apparatuur is het mogelijk de trillingen 3500 maal vergroot weer te geven. De trillingsopnemer reageert al op een trilling van één duizendste millimeter.
De jongens vonden het allemaal heel interessant en begrijpelijk. Handig toch, dat je de zwakste en ingewikkeldste trillingsverschijnselen als een golflijn zichtbaar kon maken en voor zorgvuldige meting kon fotograferen. Waren het niet vaak trillingen, die een machine-onderdeel konden vernielen, zoals een stevig gebouwde brug in elkaar kon zakken als een rij soldaten er in de pas overheen marcheerde? De ingenieur vertelde hoe machines vaak op onverklaarbare wijze onklaar raakten en hoe het met de trillingsopnemer vaak mogelijk was in korte tijd de oorzaak daarvan op te sporen. De aantrekkelijkste toepassing van de kathodestraalbuis was en bleef natuurlijk de televisie, maar dat nam niet weg dat de demonstratie van de buis in een oscillograaf voor de jongens van de Hobby Club ook een grote attractie vormde.
Wat ze vreemd vonden: dat op de as van de electrische motor een vierbladige propeller als van een ventilator was bevestigd, dat de bladen daarvan elk een andere kleur hadden en dat aan de uiteinden er van touwtjes met daaraan een lucifer zaten. Dit mysterie werd gauw opgelost. Er verscheen een andere ingenieur en die ging een voordracht over de electrische stroboscoop houden. Een assistent duwde een vierwielig wagentje naar voren, dat er hyper-interessant uitzag. Het bevatte een paneel met tal van draaiknoppen en twee milli-ampèremeters en er boven op was een pracht van een schijnwerper gemonteerd. Toen de ingenieur zijn voordracht begon, hadden de jongens al gauw door waar het om ging.
Ze kenden allen de stroboscopische schijf, zoals zij die bij hun gramofoonmotor gebruikten om de omwentelingssnelheid er van te controleren: een papieren schijf met straalsgewijze een aantal zwarte en witte spaken. Electrisch licht ging 50 maal per seconde uit en als de schijf met een bepaalde snelheid ronddraaide, versprong een zwarte of een witte spaak net in die periode van duisternis naar de plaats van een volgende zwarte of witte spaak. Je zag de spaken dan ook niet meer draaien, maar stilstaan. Toch draaiden ze in werkelijkheid.
| |
| |
De electrische stroboscoop, die ze voor zich zagen, kon in snelle opeenvolging uiterst korte lichtflitsen uitzenden en daarmee kon je allerlei bewegingen schijnbaar doen stilstaan. Je kon het aantal lichtflitsen per seconde variëren van 30 tot 15.000 en wat je daarmee kon bereiken, zagen de jongens toen de demonstratie begon.
De electrische motor werd ingeschakeld en van de propellerbladen, die snel ronddraaiden, was haast niets meer te zien. De electrische stroboscoop werd ingeschakeld, een knop werd ingedrukt en de schijnwerper wierp verblindend felle lichtflitsen op de ventilator. De snelheid, waarmee de lichtflitsen elkaar opvolgden, werd geleidelijk opgevoerd en op een gegeven moment aanschouwden de jongens een wonder: terwijl de motor en dus ook de propeller-bladen snel draaiden, zag je de laatste rustig stilstaan! Het was haast niet te geloven, je had het gevoel dat je ze rustig kon beetpakken, maar dat moest je niet proberen: je hand zou verbrijzeld worden! En wat helemaal een krankzinnig gezicht was: de touwtjes met de lucifertjes aan de uiteinden van de propellerbladen. Die spotten, ten minste, zo leek het, met alle wetten van de zwaartekracht: je zag het bovenste touwtje rustig omhoog hangen met aan het bovenste uiteinde er van de lucifer. In werkelijkheid draaide het touwtje even snel rond als de propeller zelf.
Enkele jongens moesten nog eens even goed nadenken voor ze het snapten. Het aantal lichtflitsen per seconde was even groot als het aantal omwentelingen van de motor en propeller, dus.... zag je de propellerbladen steeds in dezelfde stand, zag je ze stilstaan. Dood-eenvoudig eigenlijk.
Toen de ingenieur de snelheid van de lichtflitsen nog verder opvoerde, begonnen de bladen àchteruit te draaien! Ten minste, zo leek het. Steeds sneller draaiden ze achteruit tot ze niet meer afzonderlijk zichtbaar waren en even later zag je ze weer vooruitdraaien, eerst snel, maar geleidelijk langzamer. Nu stonden ze weer stil, draaiden langzaam weer achteruit, gingen sneller en sneller....
Het was om stapelgek te worden, want.... op een gegeven ogenblik stond de propeller weer stil, maar had hij geen vier bladen, maar twáálf!!!! Je zou zweren, dat de propeller twaalf bladen had, al wist je, dat het er in werkelijkheid maar vier waren. Twaalf bladen, twaalf touwtjes en twaalf lucifertjes. Hoe was dat nu mogelijk? Maar natuurlijk, het aantal flitsen per seconde was drie maal zo groot als het aantal omwente- | |
| |
lingen van de propeller en dus zag je elk blad in drie verschillende standen.
Een draai aan de knop, een vijfvoudige snelheid van de lichtflitsen en i.p.v. twaalf propellerbladen zag je er 25, een hele krans, met een hele krans van touwtjes en lucifertjes er omheen, allemaal even duidelijk! Nog nooit hadden de jongens zo'n dol gezichtsbedrog gezien. Door aan één knop te draaien kon je de propeller voor- of achteruit laten draaien, kon je hem laten stilstaan, kon je hem vier, acht, twaalf, vijf- en twintig, negen en veertig of nog meer bladen geven en dat terwijl de propeller voortdurend met dezelfde snelheid en met vier bladen ronddraaide!
- De lichtflitsen, zei de ingenieur, zijn van zeer korte duur: één honderdduizendste seconde. De flitslamp bestaat uit een kwartsbuisje, gevuld met het edelgas argon, en is gemonteerd in een ballon met een vulling van stikstofgas. Door middel van een gastriode is het mogelijk de snelheid van de lichtflitsen te regelen. De korte, felle stroomstoten om de lichtflits te verkrijgen worden opgewekt door een speciale met kwik gevulde ontladingsbuis, die gedurende korte tijd een stroom van 2000 ampère doorlaat. Deze stroom gaat ook door de flitslamp. De lichtsterkte er van is twee millioen kaars!
Twee millioen kaars! Taco kon gerust zijn. Hij had met zijn Leica enkele opnamen van het wonder van de stroboscoop gemaakt, zo maar op goed geluk, niet wetend of de opnamen zouden slagen. Nu hij echter wist dat de lichtsterkte twee millioen kaars was, kon hij vrijwel zeker zijn van succes.
Met de stroboscoop kon je allerlei bewegende of draaiende machine-onderdelen schijnbaar doen stilstaan en kon je hun gedrag bestuderen, terwijl ze in bedrijf waren. Evenals de trillingsopnemer in combinatie met de kathodestraal-oscillograaf was dit een waardevol hulpmiddel om bewegingsprocessen te bestuderen en afwijkingen, fouten en oorzaken van storingen op te sporen. De ingenieur noemde als voorbeeld een scheepsschroef, die in 't water telkens stuk sloeg. Men liet een natuurgetrouw model van de schroef in een glazen tank met water draaien, bekeek dit bij de flitsen van een stroboscoop, het leek of de schroef stilstond en dadelijk zag men dat de vorm er van verkeerd was. De schroef sloeg luchtledige holten in het water, het water sloeg daarin met kracht naar binnen en het gevolg van dit alles was een defect raken van de schroef.
In de stroboscoop was een inrichting ingebouwd, die de
| |
| |
flitsen automatisch kon synchroniseren met het bewegend machine-onderdeel. M.a.w., het aantal flitsen per seconde werd dan automatisch gelijkgemaakt met het aantal omwentelingen of bewegingen van het machine-onderdeel. Deze synchronisatie kon o.m. met een foto-electrische cel bewerkstelligd worden. Je kon met de stroboscoop ook op eenvoudige wijze het aantal omwentelingen van een machine vaststellen. Je draaide aan de regelknop en zodra de zaak ogenschijnlijk stilstond, kon je op de schaalverdeling het aantal flitsen aflezen, waaruit je de omwentelingssnelheid kon afleiden.
De jongens van de Hobby Club waren diep onder de indruk van het wonder van de strboscoop. Leo bedacht, dat je met de stroboscoop een hard-trappenden fietser bewegingloos op zijn fiets kon laten zitten en ook moest het mogelijk zijn iemand over een toneel te laten fietsen, terwijl zijn spaken en wielen ogenschijnlijk stilstonden. Dat zou nog eens een sensatie voor een toekomstige schoolfuif zijn.
De volgende voordracht had tot onderwerp ‘nieuwe foto-chemische producten’. De sprekers, een doctor in de chemie, deelde mee, dat Philips voor microdocumentatie, voor het maken van fotocopieën en van copieën van films een materiaal had uitgevonden, dat gelijkwaardig was met de beste fotografische film, maar door de toepassing van cellofaan en een nieuw foto-chemisch product veel goedkoper, compacter en makkelijker in het gebruik was. Dit materiaal, zo zei de spreker, had een grote toekomst.
Het kwam voort uit een onderzoek naar een geschikt materiaal om copieën te maken van geluidsopnamen volgens het Philips-Miller-systeem. Zoals de jongens van de Hobby Club wisten, werden bij dit geluidsopnamesysteem de door de microfoon opgevangen geluidstrillingen versterkt en aan een electro-magneet toegevoegd, die, ongeveer zoals bij een pick-up, een beiteltje in trilling bracht. Dit beiteltje schaafde in een met een ondoorzichtig zwarte laag bedekte band van celluloid een doorzichtig geluidsspoor, waaruit men, evenals bij de geluidsfilm, met behulp van foto-electrische-cel, versterker en luidspreker het oorspronkelijke geluid kon toveren.
Met als doel een geschikt materiaal om van deze opnamen copieën te maken, was men tot een diepgaand, algemeen onderzoek van foto-chemische materialen overgegaan. Een staf van natuurkundigen, chemici en laboranten was jarenlang hiermee bezig geweest, hetgeen natuurlijk kapitalen gekost
| |
| |
had. Men was er indertijd niet zeker van het gestelde doel te bereiken, maar men was er van overtuigd, dat een brede opzet van het onderzoek hoe dan ook resultaten zou afwerpen. Deze poging was met volledig succes bekroond. Niet alleen vond men eindelijk het juiste materiaal voor copieën van Philips-Miller-opnamen, maar tegelijkertijd kreeg men de beschikking over een materiaal, dat een revolutie kon betekenen voor de gewone film en geluidsfilm, voor de fotografische reproductie van schilderijen, tekeningen en documenten en voor microdocumentatie, het op verkleinde schaal reproduceren van documenten, boeken, kranten en tijdschriften.
Een normaal fotografisch beeld werd gevormd door zilver, dat in fijnverdeelde toestand zwart was. Dat deze zilverkorrels bij sterke vergroting storend werkten, wist iedereen die wel eens vooraan in de bioscoop had gezeten. In de buitenlandse laboratoria had men er naar gestreefd de zilverkorrels zo klein mogelijk te maken en het record was een fotografische emulsie, die duizend lijnen per millimeter film gescheiden van elkaar kon afbeelden. Dat kon het nieuwe Philips-materiaal ook.
Het nieuwe foto-chemische materiaal bestond uit een diazoniumverbinding, die samen met een metaalzout in een drager van doodgewoon cellofaan, na belichting een kleurstofbeeld en tevens een sluimerend, nog niet zichtbaar, metaalbeeld gaf. Men was er nu in geslaagd dit metaalbeeld te versterken tot een uiterst fijn zilverbeeld. Het had vele voordelen boven de fotografische film. Je kon het zo dun maken, dat 250 velletjes op elkaar één centimeter dik waren, je kon het bij fel natriumlicht verwerken i.p.v. bij het zwakke, gekleurde licht van een donkere kamer, - en door de licht-intensiteit van de belichting en de vochtigheid te veranderen, kon je de contrastwerking er van naar believen regelen. Bovendien was het veel goedkoper dan fotografische film.
Tot grote verwondering van de Hobby Club werd een briefkaart doorgegeven, waarop iemand een kennis van hem meedeelde, dat hij hem ‘hierbij’ het gevraagde tijdschrift toezond. Toen de jongens de briefkaart in handen kregen, snapten ze er niets van. ‘Hierbij’??? In een brief kon je iets insluiten, maar op een briefkaart? Was het een puzzle? Een zoekpuzzle?? Ja, want na enig zoeken zagen ze in de briefkaart een gaatje en daarover was een stukje cellofaan geplakt. En op dat cellofaan.... als je goed keek, zag je er een paar puntjes
| |
| |
op. Die puntjes.... dat waren, zoals de spreker even later verklaarde, de pagina's van het gevraagde tijdschrift! Een sterk verkleinde fotocopie!!
De briefkaart werd onder een microscoop gelegd, alle aanwezigen konden daar om de beurt doorheen kijken en daarbij zagen de jongens het nauwelijks zichtbare puntje als een volledige tijdschriftpagina met scherpe, duidelijke letters. Het was meer dan fantastisch!!!
Op deze manier, zo zei de spreker, kon de complete inhoud van een omvangrijk boekwerk als de Encyclopaedia Brittannica met zijn 24 delen en zijn tienduizenden klein-gedrukte pagina's op één enkele plaat ter grootte van een briefkaart worden ondergebracht. Eén boekpagina kon met behoud van de scherpte tot een puntje van een halve millimeter verkleind worden en als je daarbij het zo dunne cellofaan, waarvan 250 velletjes één centimeter dik waren, gebruikte, dan kon je een bibliotheek van honderden boeken gemakkelijk in je zak steken!
Practischer was een minder sterke verkleining, ongeveer 40 maal, want dan kon je een eenvoudig leesplankje maken en een kleine projector met een matglazen schermpje, waarop het beeld van de microfilm 40 maal vergroot werd afgebeeld. De Encyclopaedia Brittannica kreeg dan de afmetingen van een kleine zakagenda en in je boekentas zou je makkelijk het leesplankje en enige duizenden boeken kunnen meenemen, terwijl de grootste bibliotheek in een kleine kast kon worden ondergebracht. De kosten van het materiaal waren heel laag en het maken van de microcopieën kon geschieden door automatische machines.
Wat een mogelijkheden voor het oprichten van nieuwe bibliotheken, voor het copiëren van boeken en tijdschriften, die niet meer verkrijgbaar waren, voor uiterst goedkope schoolboeken en bibliotheken, voor geleerden en natuuronderzoekers en wie weet, voor de toekomstige bibliotheek van de Hobby Club! De jongens hadden de grootste belangstelling voor deze uitvinding en bekeken aandachtig de geprojecteerde beelden van boekpagina's, kranten en schilderijen, waarin niet de minste korrel viel te bespeuren.
Copieën van Philips-Miller opnamen op het nieuwe materiaal waren veel goedkoper en beter van geluidskwaliteit dan gramofoonplaten en een kleine platte spoel was voldoende voor een uur on-onderbroken muziek. Dat de onhandige gramofoonplaat met haar korte speelduur, haar breekbaarheid en grote
| |
| |
slijtage ten slotte zou verdwijnen, was zeker. De techniek kende veel betere en nu ook goedkopere methoden van geluidsconservering. Hoe goed de kwaliteit van het nieuwe materiaal en van het Philips-Miller-systeem was, hoorden de jongens, toen een gedeelte van Bach's Mattheus Passion werd gespeeld. Ook konden ze constateren, hoe goed het foto-chemisch materiaal zich leende voor copieën van sprekende films, die op celluloid peperduur en nu heel goedkoop waren. Dat laatste was vooral van grote betekenis voor de onderwijsfilm.
De jongens rolden van het ene wonder in het ander, want nu vermeldde het programma een demonstratie van de electronenmicroscoop. Ze verlieten de collegezaal en kwamen daarbij langs een tafel, waarop iets was uitgestald, dat hen nieuwsgierig had gemaakt. Het was een stalen staaf, die vrij in de lucht zwééfde!!! Ze konden hun ogen niet geloven en toch, het was waar, de staafmagneet, - want dat was het, - werd aan één kant vastgehouden door een horizontaal touwtje en zweefde verder vrij in de lucht. Er onder lagen twee staafmagneten, die hem afstootten en daar de afstotende krachten even groot waren als het gewicht van de staaf bleef hij rustig in de lucht hangen.
De electronenmicroscoop.... de jongens van de Hobby Club hadden al vaak van dat technische wonder gehoord, maar nu zouden ze het wonder met eigen ogen kunnen aanschouwen. Het zag er interessant uit: een buis met allerlei knoppen en kranen met van onderen enkele kijkglazen, daarachter en daarboven een metalen overkapping en verder een apparaat van enkele meters hoogte met glanzende bakelieten zuilen, kennelijk bedoeld om de hoogspanning op te wekken. Bovendien zagen de jonges nog een ingewikkelde vacuumpomp en enkele schakelborden met volt- en ampèremeters en schuifweerstanden.
In een gewone microscoop werden nauwe lichtbundels door lenzen uitgespreid tot wijdere, waardoor een sterk vergroot beeld ontstond. Een ingenieur vertelde, dat met de gewone microscoop geen sterkere vergroting dan ongeveer 2000 maal mogelijk was, hetgeen geen gevolg was van de onvolkomenheden van de lenzen, maar van de aard van de lichtstralen. Deze vertoonden nl. een golfbeweging en als men heel sterk wilde vergroten, dus heel kleine voorwerpjes nog zichtbaar wilde maken, dan waren de afmetingen daarvan even groot als de lengte van de lichtgolfjes. Dit had tot gevolg, dat de
| |
| |
lichtgolfjes om die voorwerpjes heen spoelden zonder er door onderschept of beïnvloed te worden, hetgeen een strikte noodzakelijkheid was om die voorwerpjes zichtbaar te maken.
Het electron, het ‘manusje van alles’ in optima forma, bracht ook hierin uitkomst. Het was ongeveer 100 millioen maal zo klein als de lichtgolfjes en de kleinst waarneembare voorwerpjes. Een bundel van electronen kon dan ook wel door nog kleinere voorwerpjes onderschept worden. Om een bundel electronen te krijgen, trok men de electronen, die door een gloeiende metaaldraad werd uitgezonden, aan met een hoge positieve spanning. Zoals nu nauwe lichtbundels door glazen lenzen werden uitgespreid, zo kon men door middel van magnetische of electrische invloeden ook nauwe bundels electronen uitspreiden. Hierop berustte de electronenmicroscoop.
In een luchtledige buis richtte men op de voorwerpjes, die men wilde vergroten, een bundel electronen. Deze werden gedeeltelijk onderschept en gedeeltelijk doorgelaten. De doorgelaten electronenbundels werden door magnetische ‘lenzen’, ring-vormige electro-magneten, tweemaal uitgespreid en botsten ten slotte tegen een schermpje, dat meer of minder licht uitstraalde naar mate het door meer of minder electronen getroffen werd en zodoende een vergroot beeld van de bestraalde voorwerpen gaf.
De installatie werd ingeschakeld: een zacht gezoem, even een licht geknetter van vonken, toen de spanning tot bijna 100.000 volt werd opgevoerd en door de kijkglazen zagen de jongens, hoe zich op het groen-fluorescerende scherm allerlei staafjes aftekenden. Iemand, die het getal 2000 als maximale optische vergroting in zijn hoofd had, vroeg hoe sterk nu de vergroting was. ‘Ongeveer 50.000 maal, maar als ik mijn beeld wat lichtsterker kan krijgen, zal ik de vergroting nog wat opvoeren’, zei de ingenieur op een toon of hij op het postkantoor vijf postzegels van 10 en tien van 5 kocht.
Een vergroting van 50.000 maal!! En dat was niet eens het maximum! Dat lag voorlopig in de buurt van de 100.000. Een vergroting van 100.000 maal: dat betekende dat je voorwerpen kleiner dan een millioenste centimeter nog zichtbaar kon maken! En die staafjes, die bacteriën, zoals de ingenieur zei, die bacteriën, die zij daar zo duidelijk voor zich zagen, waren kleiner dan een duizendste millimeter!
Overal in de grote laboratoria was men bezig met de electronenmicroscoop, maar waar Philips de eerste en nu nog
| |
| |
de enige mee was, dat was de continu regelbare vergroting. Eenvoudig door aan één knop te draaien, kon je de vergroting van 1000 maal geleidelijk tot 80.000 maal opvoeren. De jongens zagen het, hoe nauwelijks zichtbare stipjes geleidelijk opzwollen, verder uit elkaar kwamen te liggen, dunne streepjes werden, uitgroeien tot staafjes en ten slotte zo groot als een sigaret werden.
De jongens waren diep onder de indruk van dit fantastische apparaat. Ze voelden waar het om ging: om die geheimzinnige wereld van het ultra-kleine. Ze begrepen, dat de scheikundigen, natuurkundigen, de bacteriologen en biologen, dat die zich allen over de electronenmicroscoop bogen en met hun blik een ‘terra incognita’, een terrein, dat voordien wit was op de kaart van het rijk der wetenschap, doorkruisten. Men had reeds afzonderlijke bewegende moleculen waargenomen en gefilmd, men had gevaarlijke ziektenverwekkers, bacteriën en virussen opgespoord, zodat men hun vernietiging kon beramen en wellicht zou de electronenmicroscoop in handen van de mannen der wetenschap er toe bijdragen het leven langer en beter te maken.
De ‘finale majestuoso’ van het programma was een bezoek aan het heiligdom der heiligheden van dit laboratorium: het hoogspanningslaboratorium. De jongens gingen een grote hall binnen en hier zagen ze een in strakke lijnen oprijzende hoogspanningsinstallatie met glanzende zwart-bakelieten zuilen, met gestroomlijnde metalen afschermkappen en een indrukwekkend hoge toren, waarin het electrisch kanon was gemonteerd, dat de droom der oude alchimisten in vervulling kon doen gaan, dat atoomkernen kon stuk-schieten en daarmee het ene scheikundige element in het andere kon doen overgaan. Wat de jongens nu zouden zien, was een aantal electrische ontladingen van meer dan een millioen volt. Toen de jongens van de Hobby Club dit hoorden, kregen ze een kleur van opwinding: meer dan een millioen volt....
De verlichting werd uitgedraaid en daar het buiten al schemerde, werd het tamelijk donker in de zaal, hetgeen de sfeer van geheimzinnigheid nog verhoogde. Het was doodstil.... met een klikkend geluid werd de eerste schakelaar overgehaald, een licht gezoem weerklonk, dat geleidelijk aanzwol, dat hoger en hoger werd en overging in een snijdende giertoon, die de zenuwen van de jongens tot het uiterste spande. Ze voelden, dat er iets raars met hen gebeurde en eensklaps zagen ze in het flauwe licht van de schemering hoe hun haren
| |
| |
recht overeind stonden, aangetrokken door de lading van de top van de hoogspanningsgenerator, waarvan de spanning gedurig steeg. De lucht was bezwangerd met electriciteit!
Met kloppend hart wachtten de jongens van de Hobby Club het grote gebeuren af. Terwijl de schakelaars klikkend over de contactpunten gleden en de wijzers der voltmeters over de 100.000 volt.... 200.000 volt.... 300.000 volt langs de schaalverdeling kropen, baanden snelle electrische stromen zich door weerstanden, condensatoren en gelijkrichters een weg naar boven, vloeide de springlading van het kanon met onweerstaanbare kracht in de bakelieten toren omhoog.. werd de giertoon ijler en ijler.... sprongen kwaadaardig knetterend enkele ritsen vonken van de isolatoren en toen....
Opeens schalde en knalde een verblindende vuurstraal door de hoge holle ruimte, sloeg vlak voor de ogen van de jongens met oorverdovend geweld een bliksemschicht omlaag. En hier bleef het niet bij: nog voor de jongens van de schrik bekomen waren, volgde een tweede explosie, nog heftiger dan de vorige, kwam er een derde, een vierde en weldra waren de donderende en krakende bliksemstralen niet van de lucht.
Met verbijstering aanschouwden de jongens van de Hobby Club dit hels tafereel: de milliarden electronen, die door herculische krachten uit hun verband werden losgescheurd, met grote snelheid door de lucht werden geslingerd en dan op de koperen vonkbol te pletter sloegen. De vonken oxydeerden de zuurstof van de lucht tot ozon en de prikkelende geur daarvan bracht tezamen met de trommelvlies-verscheurende donderslagen en de verblindend-felle vuurflitsen de Hobby Club in een roes van opwinding. Nog nimmer tevoren had de techniek zich op zo grootse wijze aan de jongens geopenbaard en het speet den jongens dan ook, toen er onverwachts een einde kwam aan dit indrukwekkende schouwspel.
- Mijnheer de Vries, vroeg Dick, toen het hele gezelschap was teruggekeerd naar het ontspanningsgebouw, weet U soms of bij die technische pers ook journalisten van de grote dagbladen waren?
- Neen! antwoordde mijnheer de Vries, terwijl hij een gestencilde lijst uit zijn zak haalde. - Het zijn uitsluitend vertegenwoordigers van technische tijdschriften en van enkele weekbladen. Hier zijn hun namen en functies, kijk maar.
- Zou ik dan misschien Amsterdam mogen opbellen? vroeg Dick. U weet, mijn vader is bij het Handelsblad en ik zou zo ontzettend graag....
| |
| |
- Ik begrijp 't al, viel mijnheer de Vries Dick in de rede, je wilt je vader een mooie primeur bezorgen, hè? Een pracht idee, maar weet je wat je nu moet doen? Ga nu even rustig na wat voor nieuwtjes je vandaag hebt gehoord, schrijf die dan in beknopte vorm op, laat ze mij even lezen en bel dan je vader op.
- Hallo, vader! zei Dick een half uur later door de telefoon, als je even je blocnote pakt, dan heb ik een paar prachtige tips voor je, een paar primeurs....
- Waarvoor we je goed zullen belonen, antwoordde Dick's vader, ten minste, als ze dat waard zijn. Kom maar op met je nieuws....
Dit was niet alleen maar nieuws, dit was groot nieuws! zei mijnheer de Vries van het Handelsblad, toen Dick klaar was met zijn verslag. Dit was een belangrijke primeur, waarvoor hij Dick heel dankbaar was. De jonge hoofdredacteur van HOBBY was hierover natuurlijk in de wolken en voelde zich zekerder dan ooit van het feit, dat hij journalist en nieuwtjesjager zou worden.
Als allerlaatste verrassing van deze dag wachtte de Hobby Club na het eten nog een filmvoorstelling in de grote zaal van het ontspanningsgebouw. Hier zagen ze een boeiende en instructieve film over atoomsplitsing met behulp van de hoogspanningsgenerator, die ze enkele uren tevoren in werkelijkheid hadden gezien. Alleraardigst waren twee poppenfilms in kleuren van Georg Pall, die in Eindhoven waren opgenomen. In één daarvan, ‘De schone slaapster’, werd Doornroosje na haar jarenlange slaap gewekt door de tonen van een moderne Philips-ontvanger! Fred vertelde van de werkwijze van Pall, die voor een stuk film van één minuut tientallen poppen en vele honderden verschillende koppen nodig had. Voorlopig een veel te ingewikkeld procédé voor de film-afdeling van de Hobby Club, al kon je nooit weten....
De jongens waren dood-moe, toen ze om kwart over tienen in de jeugdherberg aankwamen en nog voor elven droomden de meesten van hen van hoogspanningsgeneratoren en kathodestraalbuizen, van radio en televisie, van zenders en superhoge-druk-kwikdamplampen, van heel die wereld van electronische wonderen, waarvan ze al zo veel hadden gehoord, maar die ze nu voor het eerst in al haar grootsheid met eigen ogen hadden mogen aanschouwen!
|
|