| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk X
De kerstklokken beierden over de aarde en brachten vrede en blijdschap in de harten der mensen. Rustig dwarrelend daalden de sneeuwvlokjes van het grauwe uitspansel omlaag en bedekten alles met een smetteloos wit kleed. Alom werden de kaarsjes der kerstbomen aangestoken en hun warme lichtglans bracht een sfeer van gezelligheid en welbehagen. Heerlijk geurden de kerstganzen en blauw vlamde de rhum op de plumpuddingen. De kinderen zongen de al-oude kerstliederen en in de kerken en kathedralen ruisten de gewijde klanken der orgelpijpen. Twee dagen lang waren er geen politieke onrust en sensationele persberichten, het was Kerstmis en daar was rust en vrede op aarde. De radio verspreidde over de ganse wereld de boodschap, die alle mensenharten nauwer verbond. Het was Kerstmis: voor sommigen tijd van inkeer en overpeinzing, voor anderen dagen van zalig luieren, van laat opstaan en heerlijk eten, van behaaglijkheid rondom de huiselijke haard.
Maar de dag er na was het afgelopen met aller rust. De winkels gingen weer open, op kantoren en in fabrieken werd de arbeid hervat en ook de Hobby Club ging weer aan de slag en ontplooide een activiteit als alleen van jongens met hobbies en idealen verwacht kon worden. De Kerstfuif stond immers voor de deur.
* * *
Zaterdagavond 28 December des avonds om acht uur:
De bezoekers stroomden het gymnastieklokaal binnen en dat gaf een drukte van belang: overal geroezemoes en heen en weer geloop. De jongens, velen keurig in een blauw pak gestoken, de meisjes, fris en vrolijk in hun kleurige kleedjes, de ouders en leraren, meer stemmig, maar toch nog wel een tikje feestelijk: allen zochten ze een goed plaatsje in de met sparregroen en hulst versierde zaal.
| |
| |
In de jongenskleedkamer, waarvan één hoek was ingericht voor de technische staf van de Hobby Club, liepen de jonge spelers en speelsters, die dadelijk voor het voetlicht moesten komen, hun rol door te nemen, sommigen nerveus en angstig, nu al bevangen door plankenkoorts, anderen kalm en zelfverzekerd. Er was hoogspanning, niet alleen in de versterkers, maar in de hele atmosfeer van deze kleedkamer-omroepstudio.
Leo, Poldervaart, Dick de Vries en Wijngaart zaten achter de omvangrijke geluidsinstallatie: de grote clubversterker, twee gramofoons, een microfoon en stapels gramofoonplaten. Poldervaart en Wijngaart controleerden aan de hand van een lijst of de platen wel in de juiste volgorde lagen. Leo en Dick namen samen nog even de diverse teksten, die zij moesten uitspreken, door.
Toen alle rijen stoelen en banken en zelfs de bovenste sporten van de wandrekken gevuld waren, kwamen de directeur en zijn vrouw binnen en verstomde het geroezemoes in de zaal: het festijn kon beginnen.
Allen zaten op hun post, wachtend op het aanvangssignaal. Daar klonk het belletje, de schakelaars werden omgedraaid, de gramofoonmotoren gestart, de pick-up werd opgezet, de handle van de grote lichtfader werd overgehaald en knetterend en sissend flitsten de booglampen aan. Langzaam doofde het zaallicht en tegelijkertijd weerklonk een steeds krachtiger tromgeroffel, waarna luide fanfares de op komst zijnde gebeurtenissen aankondigden. Een felle lichtbundel priemde door het duister en daarin verscheen de voorzitter van de schoolvereniging, die op het toneel de gebruikelijke openingsspeech hield. Zoals altijd waren zijn woorden saai en onsamenhangend, stotterde hij en vergiste hij zich.
Toen deze vervelende formaliteit tot ieders vreugde, ook van den spreker zelf, was afgelopen, weerklonken opnieuw het tromgeroffel en bazuingeschal en sprak een heldere sympathieke jongensstem uit de luidsprekers:
- O.N.A. brengt u als begin van haar Kerstfuif een opvoering van ‘De familie Kegge’, een toneelspel in vijf bedrijven naar de Camera Obscura van Hildebrand, in een toneelbewerking van Ir. J.P. Valkema Blauw. De rolverdeling is als volgt....
Nadat Leo, want die was de spreker, de rolverdeling had aangegeven, weerklonk melodieuze achttiende eeuwse muziek, ‘Eine kleine Nachtmusik’ van Mozart, om het publiek vast in een ouderwetse sfeer te brengen. Langzaam schoof het
| |
| |
gordijn open, het voetlicht gloeide aan en de drie schijnwerpers, geconstrueerd en bediend door de electriciteitsstaf van de Hobby Club, wierpen een fel-wit licht op het toneel: de woonkamer van de familie Kegge, ‘een schouwspel van de weelderigste pracht, met de grootste achteloosheid gepaard’, waar de student Hildebrand zijn opwachting maakte bij den rijken West-Indiër Kegge, zijn vrouw en zijn dochter Henriëtte. De inrichting van de kamer overtrof aller verwachtingen en menig pronkstuk uit de huiskamers bij de jongens thuis was, nadat de aanvankelijk door de ouders geuite protesten waren overwonnen, naar het schooltoneel verhuisd. Ook de ouderwetse klederdracht was uitstekend getroffen en de toneelkapper had met de hoge kapsels van de dames alle eer van zijn werk.
Hans van Zuilen en zijn lichttechnici, hadden het hogerop gezocht. Bij gebrek aan een balkon in het gymlokaal, hadden ze boven in de stellage van de rekstokken een geïmproviseerde standplaats voor de schijnwerper met een primitieve, maar doeltreffende zitbank voor den lichtmachinist gemaakt. Zo zat Hans rechts boven in de feestzaal, vijf meter boven de begane grond, te puffen achter de electrische kachel, die de booglamp vormde. Wat waren de jongens trots op hun booglampprojector: hoge-intensiteits-koolstaven, die tijdens het opbranden met een wormwielmechanisme, naar elkaar toe gedraaid konden worden, een verschuifbare holle spiegel, waarmee de lichtbundel versmald of verbreed kon worden en vóór de eigenlijke schijnwerper achter elkaar twee draaibare schijven, elk met drie sectoren van verschillend gekleurd glas, en een open sector, waarmee je alle kleuren van de regenboog kon verkrijgen. Bij het toneelstuk was alleen wit licht nodig, zodat Hans al zijn aandacht kon besteden aan een rustig doorbranden van de lichtboog tussen de twee koolspitsen.
Hij had daar een aardige plaats, zo vlak bij het plafond. Onder hem de honderden hoofden der toeschouwers, schuin voor hem het toneel, dat in vogelvlucht een alleraardigste aanblik bood. Op gelijke hoogte, maar aan de linker kant van de zaal zat zijn collega met de tweede Hobby-Club-projector, terwijl de derde op zij van het toneel was opgesteld. Deze zorgde voor een felle zijdelingse belichting, waardoor een sterk perspectief ontstond en de acteurs en requisieten goed los kwamen van het décor.
Het toneelstuk was werkelijk alleraardigst en de jonge acteurs en actrices, allen leerlingen van de H.B.S., kweten
| |
| |
zich uitmuntend van hun taak. De muzikale begeleiding, een idee van Leo, kwam uitstekend tot haar recht zonder afbreuk te doen aan het toneelspel zelve. Behalve van ‘Eine kleine Nachtmusik’ werd gebruik gemaakt van de Holberg-suite ‘in oude stijl’ van Grieg.
De rol van Suze Noiret werd gespeeld door één van de knapste en aardigste meisjes van de school, Lous de Haan, die, van nature met een zacht, innemend en beschaafd karakter begiftigd, zonder moeite en op hoogst ongedwongen wijze de sympathieke juffrouw Noiret uitbeeldde. Het fijne proza en de gezonde humor van Hildebrands meesterwerk, waren in deze toneelbewerking goed behouden gebleven. Het publiek volgde met de grootste belangstelling de verwikkelingen, waarin de student Hildebrand beland was en lachte van harte om de grappige verhalen van Barend, den knecht van den bloemist. Het verguld-avondje vormde wel het hoogtepunt van het eerste deel van het stuk en de bezoekers smulden van het op 't vergulden volgende pandverbeuren, waarbij het bekende spelletje ‘alle vogels vliegen’ werd gespeeld. Was het niet om er jaloers op te worden, die jongen, die om zijn pand terug te krijgen, Suze Noiret een kus moest geven?
Na het derde bedrijf werd een pauze van tien minuten gehouden, waarin snel alle voorbereidingen werden getroffen voor het ballet, dat aan de opvoering van het vierde en vijfde bedrijf van de familie Kegge vooraf zou gaan. Uit de meisjeskleedkamer kwamen steeds opgewondener en opgetogener kreetjes, hetgeen Leo toeschreef aan de mooie toiletjes, die de meisjes natuurlijk van elkaar aan 't bewonderen waren. Hij moest zo dadelijk weer omroepen en dronk wat water om geen droge keel te krijgen. Op het toneel werd het décor in gereedheid gebracht en rrrrrring, daar ging het belletje.
Poldervaart zette ‘Stille nacht, heilige nacht’ op, om er de Kerststemming in te krijgen, daardoorheen mengde hij een wals van Tsjaikowski en even later sprak de stem van Leo door de luidsprekers:
- Het was Kerstavond bij een deftige familie in St. Petersburg. De twee kinderen, Frits en Clara, zaten met hun ouders en familieleden om de rijk-getooide Kerstboom, waarin tientallen kaarsjes brandden. De kinderen werden overladen met geschenken en daarbij was een grote, prachtig-uitgevoerde notenkraker, die vooral bij Clara in de smaak viel. 's Nachts lag het kleine meisje nog uren lang wakker en dacht ze aan die prachtige notenkraker, die soms net een mens geleek.
| |
| |
Plotseling hoorde ze een zacht gepiep en even later stond voor haar bed een grote muis. Ze hoefde daarvoor helemaal niet te schrikken, want de muis was heel vriendelijk en nodigde haar uit om mee te gaan naar het land van koning Notenkraker. Zo gezegd, zo gedaan en Clara ging mee naar het land van Koning Notenkraker, hand in hand met de muis, die een dienaar was van den doorluchtigen vorst....
Hierbij zwelde Tsjaikowski's prachtige ‘Casse Noisette’ oftewel Notenkrakerssuite aan tot volle sterkte, het zaallicht, dat tot nog toe zwak gebrand had, doofde geheel uit, een schijnwerper priemde een dunne lichtbundel door de zaal en langs de rand van het toneel liepen hand in hand Clara, die een elegante ouderwetse pyama met veel kant droeg, en de afgezant van koning Notenkraker, de in officiers-uniform geklede muis. Het gordijn schoof open en daar troonde midden op het toneel zijne majesteit Koning Notenkraker, gekleed in een reusachtige, kartonnen notenkraker, getooid met een krullende snorrebaard en een schitterende kroon op het doorluchtige hoofd.
De Ouverture was afgelopen en toen de kleine mars begon, stapten zes muizen, meisjes met bordpapieren muizenkoppen op, het toneel op en hielden een keurige en kleurige parade voor hun vorst. Hierbij kwamen de lichtmachinisten pas goed in actie en draaiden in overeenstemming met de muziek met de kleurenschijven, waardoor de kleuren op het toneel steeds veranderden. Dan was het rood, dat eerst overging in oranje en dan in geel, even later, als de muziek weer een wending had genomen, groen en diepblauw. Het wisselen der kleuren en de samenwerking tussen de schijnwerpers waren zorgvuldig ingestudeerd. De derde schijnwerper, opzij van het toneel, gaf steeds een complementaire kleur, zodat, wanneer een scène van voren blauw belicht werd, van opzij geel licht viel, hetgeen de blauwe figuren een goud-gele rand gaf.
Het werd een sprookjesachtige vertoning, vooral toen met de ‘danse de la fée dragée’, de dans van de suikerfee, het eigenlijke dans-gedeelte van het ballet begon. Clara, haar begeleider en de geuniformde muizen hadden zich aan weerskanten van de koning opgesteld en daar danste met bevallige passen de suikerfee het toneel op, begeleid door de fondante, als van zilveren klokjes afkomstige klanken van de celesta. De suikerfee was gekleed in rose tulle en droeg op haar hoofd een wit gazen mutsje in de vorm van een suikerbrood. Zij danste, dat het een lust voor de ogen was, soms als
| |
| |
een vallend blad ronddwarrelend over het toneel, dan weer sierlijk zwevend als een libel.
De muziek, gespeeld door het Philadelphia Symphony Orchestra onder leiding van Leopold Stokowski, kwam door de goede kwaliteit van de versterker en door een juiste opstelling van beide luidsprekers, volmaakt tot haar recht. Opvallend groot was de invloed van de contrast-expansie-schakeling, die de ‘vlakke’ gramofoonmuziek haar natuurlijke diepte teruggaf. De jongens van de omroepstaf misten door hun werkzaamheden natuurlijk het mooie schouwspel, maar dit werd hun ruimschoots vergoed door het voldoening-gevende besef, dat op hun muziek gedanst werd en dat daarvan het publiek zo genoot.
De korte dansen wisselden elkaar af: de Chinese dans was allergrappigst met de drie kleine Chineesjes, in kimono gekleed en voorzien van spleetoogjes en pruiken met staarten, die op koddige wijze rondhuppelden, diepe buiginkjes maakten en de danskunst uitstekend bleken te beheersen; de zoete, melancholieke Arabische dans was vol van exotische Oosterse schoonheid; de Russische dans, de Trepak, was als een wervelwind en vliegensvlug draaiden de voeten van het als Russische boerinnetje verklede danseresje over de houten vloer. Daarna kwam de mooiste melodie van de suite, de ‘danse des mirlitons’, die zelfs den meest verstokten jazz-enthousiast tot betere muzikale gevoelens bracht.
Het derde en laatste deel van het ballet was de beroemde Bloemenwals, welke op de klassieke wijze gedanst werd door meisjes, die geheel in tulle gekleed waren. De harpgeluiden klaterden door de zaal en de danseresjes bewogen zich met grote, zwevende passen op de drie-kwarts maat van de wals in het rond. Veertjes leken ze, voortbewogen door beurtelings stijgende en dalende luchtstromen. Het was alsof de zwaartekracht was opgeheven, zo gracieus waren ze. Luchtig dwarrelde het tulle om hun ranke figuurtjes, die draaiden en neigden op de maat van de meeslepende walsmelodie. De feeërieke, slechts uiterst langzaam veranderende kleuren, de bevallige danspassen van de door de muziek voortbewogen nymfjes en de volmaakte harmonie der klanken leverden zulk een betoverend geheel op, dat de toeschouwers na afloop minutenlang onafgebroken applaudisseerden.
Tijdens het toneelstuk en het ballet had Taco de zaal verscheidene malen aan het schrikken gemaakt, doordat hij met bliksemlicht foto's had genomen. Bij het erfstuk van zijn neef
| |
| |
den persfotograaf hoorde een met de sluiter van de Leicacamera gesynchroniseerde ‘flashlight’-lamp en bij belangrijke gelegenheden placht Taco zijn zakken vol te proppen met de kleine en handige Philips bliksemlicht-lampjes. Daarmee kon hij dan onder alle licht-omstandigheden actiefoto's en momentopnamen maken en dat had hij ook nu gedaan. De snelle Kodak super-XX-film, waarmee zijn camera was geladen, had hem in staat gesteld zelfs de snelle danspassen op het celluloid vast te leggen.
Na een korte pauze volgde het tweede deel van ‘de familie Kegge’, dat met uitzondering van één klein incident even vlot verliep als het eerste deel. In het vierde bedrijf trok een acteur tijdens een vrij heftige woordenwisseling aan zijn baard, waardoor het elastiekje, dat de baard vasthield, sprong. De acteur riep ‘Au!!!’ en het baardje beschreef een parabool door de zaal. Bijna had het publiek ‘bis!’ geroepen, zo verrukt was het over dit komisch voorval. Een ware lach-orkaan ontstond, toen een toeschouwer, die het baardje handig had opgevangen, het terugwierp en de acteur in zijn verbouwereerdheid vergat het op te vangen, zodat een actrice het voor hem moest oprapen. Toen eindelijk de baard weer ‘hing’, kon de woordenwisseling worden voortgezet.
Na het stuk, na de bloemen en het applaus volgde twintig minuten pauze om de bezoekers wat op adem te laten komen. Ten behoeve van den inwendigen mens was een buffet ingericht en ook hier was het weer Leo, die reclame voor de zaak moest maken: voor de microfoon prees hij de met vlees en kaas belegde broodjes, de gevulde koeken, de limonade en de thee aan, alsof hij nooit anders had gedaan. Toen het publiek voldoende overtuigd was van het feit dat het nergens in 't heelal lekkerder en goedkoper kon eten dan in de O.N.A.-cafetaria, ging hij voor zichzelf en voor de andere leden van de omroepstaf de gratis-consumptie-bonnen-voor-medewerkers inwisselen.
De Hobby Club maakte van de pauze gebruik om eens extra hard aan de slag te gaan. Het nu volgende gedeelte van het programma zou geheel door haar verzorgd worden en dat vereiste nogal wat technische voorbereidingen. Tot nog toe was alles perfect gegaan, maar de vuurproef kwam nog: het synchroon draaien van de propagandafilm, dat, zoals bij het proefdraaien was gebleken, verre van eenvoudig was. Fred had van zijn tandarts - die meer belangstelling voor de tanden van zijn filmcamera- en projector had dan voor het gebit van
| |
| |
zijn patiënten, - een zeer krachtige projector geleend, de Paillard Bolex met een 750 watt lamp, die zowel voor 8 en 9½ mm als voor 16 mm-film gebruikt kon worden.
Toen op het podium het 2 bij 3 meter metende parelscherm en achter in de zaal de projector waren opgesteld en het publiek door de schoolbel naar de zaal was teruggeroepen, doofde het licht weer uit en zette Leo de pick-up op de eerste, bij de film behorende plaat. Daar daverden de fanfares van ‘Music from the movies’ en op het moment dat de mars begon, startte Fred de projector.
Hoe zou het publiek op hun film reageren? vroegen de jongens van de Hobby Club zich af. Tijdens de voorstelling viel daarvan nog niets te zeggen. De mensen bogen af en toe hun hoofden naar elkaar toe om iets te zeggen, een enkele keer lachte men, maar verder zat het publiek doodstil. Doodstil te genieten, doodstil van spanning? Het publiek zelf wist het wel, alleen de Hobby Club wist 't niet.
De geluidsinstallatie was nu voor de geopende deur tussen de kleedkamer en het gymnastieklokaal geplaatst, omdat Leo op de achterzijde van het projectiedoek moest kunnen zien, wanneer links in het spiegelbeeld het kruisje en het balletje verschenen. Met gespannen aandacht zat hij te wachten.... daar was 't! Werktuigelijk zette zijn rechterhand de tweede pick-up op de buitenste groef van de tweede plaat, nog vijf, nog vier, nog drie seconden.... daar was het balletje en op dat moment duwde Leo de pick-up naar rechts. De synchronisatie van de eerste plaat was niet volmaakt geweest, waarschijnlijk doordat de Paillard iets minder snel startte dan Freds Kodak-projector, maar de vertraging was zo gering geweest, dat het publiek het waarschijnlijk niet eens had opgemerkt. Nu echter pasten beeld en geluid volkomen bij elkaar en daar was Leo heel blij om. Hij wist, hoe Fred in zijn blijdschap zou delen. Typisch idee toch, dat hij en Fred wel 20 meter van elkaar af zaten, elkaar niet eens konden zien en niet met elkaar konden spreken en dat er toch contact tussen hun tweeën was. Hij, Leo, draaide het geluid, Fred draaide de film, samen draaiden ze een sprekende film. De band van vriendschap had vandaag de vorm van een as aangenomen, een as, die gramofoon en projector synchroon deed draaien.
Een donderend applaus verbrak na het einde van de film de spanning van de Hobby Club. Het publiek had de inhoud van de film en de strekking er van begrepen en toonde dit door luide bijvalsbetuigingen. Of ze wilden of niet, ze moesten het
| |
| |
toneel op, de jongens en de meisjes, die de film gemaakt en gespeeld hadden. Met verheugde gezichten en wat verlegen buigend nam de Hobby Club de ovaties in ontvangst, gelukkig en tevreden, omdat dit haar eerste openbare succes was. ‘Waar is Annie?’ riepen enkele stemmen uit het publiek, dat, zoals de bedoeling van de club was geweest, anonieme spelers had gezien en dus niet de namen van de acteurs kende. ‘Ja, waar is Joosje??’ riepen enkele jongens van de Hobby Club, die door de drukte van de Kerstfuif helemaal niet meer aan Joosje hadden gedacht. ‘Ja, waar is Joosje???’ riep nu in spreekkoor de zaal, die dat lieve, leuke actricetje wel eens in werkelijkheid wilde zien. ‘Waar zit ze toch, ons Joosje’ vroeg de Hobby Club zich af. ‘We hebben haar vanavond nog niet gezien!’ ‘Joosje, waar is Joosje?’ vroeg iedereen zich nu af.
Juist wilden Fred en Leo uitleggen, waarom Joosje er niet was, wilden ze vertellen dat Joosjes peettante op 28 December jarig was, dat Joosje onder geen enkele omstandigheid op het verjaardagsdinertje mocht ontbreken en dat ze pas tegen een uur of elf kon komen, toen achter hen, van de deur van het gymnastieklokaal, een stem zei:
- 't Spijt me.... ik ben laat, maar....
‘Waar is Joosje?’ galmden nog enkele stemmen uit de zaal.
- ....ik ben Joosje.
En Fred vertolkte ditmaal niet alleen de gevoelens van de Hobby Club, maar van een hele zaal vol mensen, toen hij zei:
- Waarom zou het je spijten.... dat je Joosje bent....? Ons spijt 't helemaal niet.... en het publiek ook niet, kijk maar!
Terwijl het publiek met donderende toejuichingen de charmante speelster van de vrouwelijke hoofdrol in de film begroette, werd het de Hobby Club even vreemd te moede. Joosjes eigenaardige intrede in de Hobby Club had zich herhaald, weer had ze op zo dubbelzinnige wijze haar verontschuldiging gemaakt door te zeggen: ‘'t Spijt me.... ik ben laat, maar.... ik ben Joosje’, alleen had ze nu meer de nadruk op het tweede ‘ik’ gelegd, omdat het publiek ‘Waar is Joosje? had geroepen. Was het wonderlijk toeval, deze herhaling, of was het opzet geweest van de dochter van een toneelspeelster? Hoe dan ook, dit was weer echt iets voor Joosje!
- Wat heb je daar bij je? vroeg Hans van Zuilen, terwijl hij op een groot pak wees, dat Joosje onder haar arm droeg.
- Meneer, zei Joosje. Herinnert gij u de prijsvraag van de
| |
| |
Hobby Club voor de aardigste attractie voor de Kerstfuif? Zo ja, dan weet gij genoeg!
En inderdaad wisten de jongens van de Hobby Club nu genoeg. Joosje gaf het pak aan Poldervaart, die er mee de jongenskleedkamer binnenging, en verdween zelf in de kleedkamer van de meisjes.
Nu de rust in de zaal was teruggekeerd, beklom de directeur het podium en in een korte, maar pakkende speech bedankte hij de Hobby Club voor de vertoning van wat hij ‘een door en door interessante, goed gespeelde en technisch uitstekend afgewerkte film’ noemde. Hij verklaarde, dat hij een voorstander was van jeugdverenigingen als de Hobby Club en vroeg Leo, of deze als voorzitter het publiek in 't kort misschien nog wat van deze ‘veel-belovende instelling’ wilde vertellen.
Leo maakte van deze gelegenheid maar al te graag gebruik om met een overtuigend stuk propaganda voor de dag te komen. Het was niet zijn doel om leden te winnen, maar om het publiek de grote Idee bij te brengen en daardoor morele en eventueel financiële steun te verkrijgen. Hij vertelde uitvoerig over de grootse toekomstplannen en verzocht den aanwezigen het streven van de Hobby Club te steunen door donateur te worden of de clubkrant te kopen. Het slot van zijn betoog was een warm pleidooi voor het georganiseerd beoefenen van hobbies en een dringend verzoek aan de ouders om een leerzame liefhebberij, die spontaan uit het verlangen van hun kinderen was ontstaan en gegroeid, om die niet te remmen of te onderdrukken, maar, zolang het schoolwerk er niet onder leed, te steunen en aan te moedigen.
Leo's openhartige en uit eerlijk idealisme voortgekomen uiteenzetting werd door de aanwezigen zeer gewaardeerd en toen na afloop de jongens van de Hobby Club met stapels HOBBY rondgingen, was er bijna niemand, die niet kocht. Met opzet had Dick de verschijning van het tweede nummer uitgesteld tot de Kerstfuif en ook had hij nog 200 exemplaren van het eerste nummer laten afdrukken, omdat daarin uitvoerig het ontstaan, wezen en doel van de Hobby Club werden beschreven.
Het tweede nummer van HOBBY was zeer geslaagd. Het opende met een artikel van Leo, dat ontleend was aan de grote rede, die hij op de vergadering in het begin van December had gehouden. Daarop volgde een boeiende reportage van het opnemen van de film, die geïllustreerd was met foto-opnamen uit de film. Een halve pagina was gewijd aan de a.s. excursie,
| |
| |
waarin een korte beschrijving werd gegeven van het Philips-bedrijf, van Radio Kootwijk en van de omroep in Hilversum. De foto's bij dit artikel waren afdrukken van cliché's, die Dick van het het Algemeen Handelsblad had mogen lenen. De directeur van de H.B.S., Dr. IJpma, had een korte aanbeveling geschreven, die omringd door een fijn kader, midden op pagina drie prijkte.
De leiders van de diverse afdelingen hadden natuurlijk weer voor een kort en bondig verslag van hun werkzaamheden over de afgelopen maand gezorgd. Bijzonder belangwekkend en in zekere mate ook indrukwekkend was een volledig schema van de na-synchronisatie-installatie, waarin geen enkel detail was weggelaten. Het werkprogramma van de komende maand en een technische puzzle met prijsvraag stonden op de vijfde pagina.
Joosje en Hanna hadden samen een artikel in elkaar gedraaid, een gesprek tussen twee meisjes, die samen een bezoek aan de Hobby Club hadden gebracht en in kleuren en geuren napraatten over wat ze daar allemaal beleefd hadden. Er stonden tal van dingen in, die de jongens van hun eigen club nog niet eens wisten, maar die de meisjes met hun fijn-ontwikkelde vrouwelijke intuïtie hadden opgemerkt en onder woorden hadden weten te brengen. Het oordeel van de meisjes was vaak zeer ‘raak’ en bovendien buitengewoon geestig geformuleerd. Heel mooi waren de illustraties bij dit artikel: tekeningen, die Joosje in de Hobby Club van de knutselende jongens had gemaakt.
Mijnheer Verburg had gezorgd voor een bloemlezing van blunders uit natuurkunde-proefwerken, die een humoristisch inzicht gaf in de wonderlijke manier van denken in het vaak zo verwarde brein der H.B.S.-leerlingen. De clubleden hadden ditmaal een druk gebruik gemaakt van de advertentierubriek. Hockey-schaatsen, mondharmonica's, stoommachines, postzegelalbums, koffergramofoons, modelvliegtuigen en boeken, van alles werd er gevraagd en aangeboden.
HOBBY bevatte vijf hoogst interessante technische artikelen: één van de hand van Poldervaart over moderne fijnraster-televisie, een beschouwing van Taco over stereofotografie met een aanvulling van Fred over stereofilm, een uiteenzetting van Max Veerman over radio-peiling en blind-vliegen van vliegtuigen, een artikel van Hans van Zuilen over hoogspanningsgeneratoren, dat hij ontleend had aan Philips Technisch Tijdschrift en een bijdrage van Tjark, die in 't kort de
| |
| |
gefractionneerde destillatie van aardolie en het bereiden van benzine, smeerolie, paraffine, asfalt en stookolie behandelde.
Niet alleen de inhoud van HOBBY, maar ook de verkoop er van was bijzonder geslaagd. Na een kwartier hadden de jongens van het eerste en tweede nummer samen 382 exemplaren verkocht. Menigeen had voor een neefje of vrindje ook een exemplaar gekocht, terwijl de meeste mensen in plaats van 15 cent per nummer een kwartje of zelfs twee kwartjes hadden betaald. De penningmeester straalde dan ook van genoegen, toen de jongens het geld bij hem kwamen afdragen. Het bleek, dat de verkoop van HOBBY in een kwartier f 95.85 had opgeleverd. Zo rijk was de Hobby Club nog nooit geweest. Hoeveel plannen zouden door dit bedrag niet verwezenlijkt kunnen worden! De jongens van de Hobby Club waren wild van blijdschap; de penningmeester van de schoolvereniging trok een zuur gezicht en was kennelijk jaloers.
Als laatste nummer voor het bal stond op het feestprogramma vermeld: ‘Wereldpremière van het Wonder van de.... Pop’. Toen het zaallicht weer gedoofd was, de booglampprojectors weer waren aangeflitst en het gordijn openschoof, zagen de toeschouwers tot hun grote verrassing Joosje op het toneel, gekleed als een snoeperig klein meisje met vlechtjes en een grote strik in 't haar. Op haar arm droeg ze een pop en naast haar stond een met rose zij bekleed wiegje. De pop was een klein boerinnetje, in Brabantse klederdracht met een grote witte muts op. Joosje had samen met Hanna een pop uit haar kinderjaren van door henzelf uit oude lappen genaaide kleertjes voorzien en daarna hadden ze de pop aan de technische handen van de Hobby Club toevertrouwd. Deze had de pop een kleine schedeloperatie laten ondergaan en het resultaat daarvan was, zoals dadelijk zou blijken, verrassend geweest.
Nadat ze het popje enige tijd in haar armen gewiegd had, zei Joosje:
- M'n lief popje! Dat jij niet kunt spreken, dat jij niet kunt babbelen, zoals de meisjes op school. Dan zou je me kunnen vertellen, waarom je mooie, heldere oogjes soms zo treurig kijken. Hoe jammer toch, dat jij niet kunt praten.
Het publiek was onuitputtelijk verbaasd, toen het uit de mond van het popje een fijn stemmetje hoorde zeggen:
- Moâr lief moederke, da' alted zo goe' veur mèn is, ik kan ummers goe' prôate!
- Droom ik nou, of is het heus waar? vroeg Joosje zich
| |
| |
af, terwijl ze zich ter contrôle in haar arm kneep. - Neen, ik ben klaar wakker, dus.... is 't waar, dat jij spreekt, mijn lieveling!
- Bèja, 't is acht wôar, da'k kan proâte en singe as imes anders. Alleen kan 'k nie zo goe' hollans proâte umda'k ut 't land van Broâbant kom.
- Maar hoe ben je dan hier in Amsterdam gekomen, mijn poppekind? vroeg Joosje in tedere ontroering.
- Da zak oe vertelle, lief moederke. Doâr wier'k geborre op een klaan boerderijke in de Peel. Umda'k dik so stout waer, hè Sintrekloâs me meegenomme noâr Spaanje, toen 'k vèf joâre waar.
- En hoe ben je toen weer teruggekomen? vroeg Joosje met spanning.
- Da za'k oe zegge. Dôar in Spaanje wier 'k noâ een welleke een zuud durske en 't aandre joâr moo'k wir mee noâr ons boerderijke. Moâr toen we doâr kwame, wier 'k gewôar, da' onze voâder en ons moeder dood gegoân ware.
- Ach, mijn arme kleine! zei Joosje, terwijl ze het popje troostend streelde.
- Toen hè' Sinterkloâs men meegenomme op z'n perd, over de doâke en bè' ennen hogen schorsteen zin-ie: ‘Hier wont en lief moederke veur oe en da' woârde gij, m'n lief moederke. Ik ben zo blij mè' oe. Za'k 'n skon lieke veur oe zinge?
- Nou en wat graag! zei Joosje, blij dat het popje zo veel van haar hield. Terwijl ze het zachtjes op en neer wiegde, zong het poppenkind met een fijn stemmetje een Brabants kerstliedje. Toen het uitgezongen was, knuffelde Joosje haar kleine nog eens en zei:
- En nu moet je naar je bedje en zoet gaan slapen, hoor! Het is eigenlijk al veel te laat voor je geworden.
Joosje zong met haar lieve-jongemeisjesstem ‘Slaap, kindje, slaap’, gaf het nog een nachtzoentje en toen schoof het gordijn weer dicht, doofden de projectors en ging het zaallicht weer aan.
Het publiek was opgetogen, niet alleen om het leuke, gevoelige spel en aardige voordracht van Joosje en ook niet alleen om het grappige boerinneke met 't sappige Brabantse dialect, maar in hoofdzaak om het nog nooit vertoonde wonder van een pop, die spreken kon zonder dat daaraan een buikspreker te pas kwam.
- Zeg, hoe zit dat eigenlijk met die pop? vroeg de voor- | |
| |
zitter van de schoolvereniging, die er 't zijne van wilde weten, aan Leo.
- Oh, vraag dat maar aan Joosje, die weet er alles van, die heeft het bedacht! antwoordde Leo, die geen tijd had doordat hij voorbereidingen voor het bal moest treffen. Er waren ook nog verscheidene anderen, die tekst en uitleg van de wonderpop wilden hebben en samen gingen ze naar Joosje. Deze haalde van het poppenhoofd de Brabantse muts af en toen zagen de belangstellenden dat een kapje van het hoofd was afgesneden en in het gat een kleine luidspreker, een zgn. babyluidspreker met een conusdiameter van drie inch, ongeveer 7½ centimeter gemonteerd was. Aan de pop zat een heel dun snoertje en dat leidde via Joosjes mouw naar een microfoon in de kleedkamer-omroepstudio, waar Hanna, die van geboorte Brabantse was, namens het popje had gesproken en gezongen. Joosje wilde zich er niet over uitlaten, hoe precies de verbinding tussen haar en de microfoon tot stand was gekomen, maar men vermoedde, dat dit een lang, dun en nauwelijks zichtbaar snoer was geweest.
In de zaal werden inmiddels de stoelen en banken aan de kant geschoven, zodat het midden van het lokaal vrij kwam voor het dansen. Op het vrijgekomen gedeelte van de vloer werd talkpoeder gestrooid om het gladder te maken. De jongens, die de schijnwerpers moesten bedienen, klommen weer naar boven en richtten de stralenbundels van de booglampen op de dansvloer. Ook Leo, Dick, Poldervaart en Wijngaart bezetten weer hun post en begonnen met het draaien van een pittige mars, de melodie, waarop altijd het schoollied werd gezongen. Leo kondigde de polonaise aan en verzocht den directeur en zijn vrouw de stoet te openen. De andere aanwezigen sloten zich daar achter aan en weldra marcheerde een lange stoet van mensen door de zaal, voorafgegaan door een in rok geklede H.B.S.-er, die als dansmeester fungeerde.
Toen de wandeltocht door het hele schoolgebouw begon, kon de geluidsstaf de versterker eens flink opendraaien. Ook in de gangen was nu de muziek duidelijk hoorbaar; in het gymnastiek-lokaal was het een lawaai dat horen en zien je verging, maar de jongens genoten er van, al vreesden ze af en toe dat met een doffe knal de conus uit één van de luidsprekers zou springen.
Na de polonaise vertelde Dick, die voor de microfoon op het podium als conférencier optrad, den aanwezigen, dat zij nu
| |
| |
geen reis door de school, maar een reis om de wereld gingen maken.
- Kent U het boek van Arthur van Schendel, ‘De wereld een dansfeest’? vroeg Dick. Welnu, we zullen het U niet voorlezen, maar we zullen het U toch laten horen, we zullen het U laten dansen, door de ganse wereld! Daar gaan we!!
Met zware, eerst langzame en daarna steeds snellere sis- en stampgeluiden, suizend en gonzend, met stampende cylinders en ratelende wielen trok de Oriënt-express met Sidney Torch als machinist de met feestgangers volgeladen trein de wereld in. ‘Sous les toîts de Paris’ en men kon beginnen met dansen. ‘Lady of Spain’ voor Spanje, ‘Chiribiribin’ voor Italië, ‘Wiener Blut’ voor Oostenrijk, ‘Tokajer’ voor Hongarije, ‘The Wolga-boatsman’ voor Rusland, ‘The sheik of Araby’ voor Arabië.... de ene plaat na de andere met steeds de Oriënt Express als overgang voerde de reizigers langs een wat ongewone route naar het oosten. Nu ging de trip met ‘Caravan’ dwars door de woestijnen en oerwouden van Afrika naar het land van ‘Sarie Marijs’ en vandaar via Brits Indië met ‘Indian love call’ naar ‘Chinatown’, hoewel met die naam eigenlijk de Chinezenwijk in New York bedoeld werd. Dick, die telkens met een kort, pakkend zinnetje het land van aankomst karakteriseerde, bootste nu het zware, melancholieke fluiten van een schip na en weldra weerklonken de Krontjong-klanken van ‘Nina Bobo’: Indië.
Het werd een echte reis om de wereld, niet in 80 dagen, maar binnen een half uur. Met ‘Honolulu Blues’ en ‘Sweet Hawaï’ werd even aangelegd in de Stille Oceaan, die vanwege de feeststemming allesbehalve stil was en via een Argentijnse tango en een Cubaanse rumba dansten de mensen naar Noord-Amerika: ‘Arkansas Blues’ en ‘Midnight in Harlem’. Met de mars ‘London Bridge’ en ‘By the side of the Zuiderzee’ werd de tienduizenden kilometers lange aaneenschakeling van foxtrots, walsen, marsen, slowfoxes, tango's en rumba's besloten. Het publiek, dat heerlijk gedanst had, bedankte met een luid applaus.
Voor het middernachtelijk uur, de tijd waarop spoken en geesten zich bij voorkeur vertonen, kondigde het feestprogramma het optreden van den ‘groten en mysterieuzen Arabischen fakir en helderziende Ben Hobbiman’ aan. Tevens vermeldde het programma, dat diegene, die het mysterie vermocht te onthullen als prijs een gratis gramofoon-opname
| |
| |
van zichzelf kreeg. Nu het bijna 12 uur was, zat het publiek met spanning op het grote gebeuren te wachten.
Enkele minuten voor twaalf begon door de luidsprekers een klok te tikken, tergend langzaam, maar dat verhoogde juist de spanning. Toen dreunden twaalf zware slagen en nog vóór de laatste slag was uitgegalmd, doofde plotseling het zaallicht en werd het pikdonker. Een angst-aanjagende muziek zette in, passages uit de vermaarde ‘Danse macabre’ van Camile Saint Saëns: een lugubere dodenmuziek met een krassende viool en rammelende knekels. Af en toe loeide en gierde een woedende stormwind door de zaal en nog steeds bleef het duister, kon men geen hand voor ogen zien. Toen opeens flitste met een knallende donderslag een verblindende bliksemschicht door de zaal naar het toneel, waar een geel-groene vlam omhoogsloeg. En bij het naargeestig flakkerend licht daarvan werd een tot op 't gebeente uitgemergeld lijk, het skelet van een mens zichtbaar....
Een koude rilling voer door de toeschouwers: het skelet bewoog alsof er leven in kwam, het kromde de rechter arm.... Knarsend hief het de armen omhoog, boog het de weerzinwekkende doodskop achterover, opende het de benige mond, stond het met wijd-uitgestrekte armen en open-gesperde kaken.... slaakte het een akelige, rauwe gil, die de aanwezigen door het hart sneed.... en op hetzelfde moment warrelden dof-rommelend uit de vlam dikke rookwolken omhoog, die het skelet aan de ogen van de toeschouwers onttrokken. Het gerommel nam steeds in kracht toe, zwol aan tot een luid gedonder, een dichte rookkolom steeg op.... een daverende donderslag, de rook sloeg plotseling weg en daar stond met wijd-uitgestrekte armen en met grote, glinsterende ogen een mens: door de loutering van het vuur was uit het dorre geraamte een mens van vlees en bloed verrezen.
Het was een indrukwekkende gestalte, een man gekleed in een statig Oosters gewaad met op de fascinerende kop een grote, witte tulband, waarop één enkele diamant flonkerde. De fakir, want dat was 't, bracht de armen omlaag, kruiste ze over zijn borst en sprak met een zware trillende stem, een stem die uit het graf scheen te komen: ‘Salem aleikum....!’ (Vrede zij over U).
Een zucht van verlichting ging door de zaal, toen nu de schijnwerpers aanvlamden en de conférencier op het toneel trad:
- Geachte dames en heren! Het is ons een grote eer U te
| |
| |
presenteren 's werelds grootsten fakir en telepaat, het beroemde, helderziende spiritistisch medium: BEN HOBBIMAN!!!
Nadat schetterende fanfares deze plechtige aankondiging nog eens extra onderstreept hadden, vertelde Dick, die de conférencier was, dat Ben Hobbiman (Ik ben ook een hobbyman, dacht hij bij zichzelf) dat deze zijn helderziende gaven op de volgende wijze zou tonen. Tien willekeurige personen uit de zaal, die de aanwezigen zelf moesten uitzoeken, zouden Ben Hobbiman uit de zaal leiden en met hem ver genoeg de school doorlopen om er zeker van te zijn, dat hij geen enkel geluid uit het gymnastieklokaal zou kunnen opvangen. Onderdehand moest het in de zaal achtergebleven publiek enige opdrachten opnoemen, die Ben Hobbiman na terugkomst in de zaal moest uitvoeren. Zijn tien geleiders moesten er voortdurend voor waken, dat hij met niemand contact had, dat hem geen enkel briefje werd overhandigd, dat niemand hem iets meedeelde, kortom: dat niets van wat in de zaal besproken was aan hem verraden zou kunnen worden. En of het geachte publiek nu maar tien personen als geleiders wilde aanwijzen.
Dat was gauw genoeg gebeurd: drie vaders, twee moeders, een leraar, drie jongens en een meisje zouden meegaan. Het publiek begreep, dat hier niets achter kon zitten, dat zij die meegingen ook elkaar zouden controleren, dat ze op generlei wijze ingelicht waren of in het complot zaten. Toen het elftal, Ben Hobbiman en zijn 10 bewakers, ver genoeg verwijderd was, verzonnen de mensen in de zaal een serie ingewikkelde opdrachten, die door Dick nog even overzichtelijk gecombineerd werden:
- Ja, dames en heren, nu is 't genoeg, anders duurt 't te lang. Ben Hobbiman moet dus eerst naar die mevrouw met de rode jurk toe gaan, haar tasje openmaken, daaruit een potloodje halen, dan naar dien mijnheer met dat strikdasje gaan, uit diens linker binnenzak een zakagenda halen, op de voorlaatste pagina daarvan vijf potlood-kruisjes zetten, dan de agenda teruggeven en het potlood terugbrengen, vervolgens twee maal in zijn handen klappen en ‘haha!’ roepen. Dan gaat hij naar dat meisje met vlechtjes, legt een strik in de vlechtjes, den jongen, die naast haar zit, geeft hij een klap op zijn wang ten slotte gaat hij naar den directeur, haalt een bankbiljet van tien gulden uit diens portefeuille en overhandigt dit aan den penningmeester van de Hobby Club. Bravo!
- Wie is die penningmeester? riep het publiek.
- Ben Hobbiman is immers helderziende! antwoordde Dick
| |
| |
ad rem, dat weet hij wel!! En als de gymnastiekleraar voor de deur nu even op zijn fluitje wil blazen, opdat het elftal weet dat het terug kan komen.... Nu goed opletten, dames en heren, dat niemand geheime tekens of wat ook aan Ben Hobbiman geeft.
Onder doodse stilte kwam Ben Hobbiman met zijn bewakers de zaal binnen en betrad het podium, waar hij ten tweeden male een diepe buiging maakte. Zijn lijfwacht bleef bij hem staan en verloor hem geen ogenblik uit 't oog. Ook de toeschouwers letten scherp op, niet alleen op hem, maar ook op elkaar. Alle mensen wantrouwden elkaar en waren op hun quivive.
Ben Hobbiman bleef bijna drie minuten lang roerloos staan, de armen gekruist over zijn borst. Hij was in diepe concentratie: zijn scherpe, doordringende ogen staarden in het oneindige....
Plotseling slaakte hij een diepe zucht, knipperde met zijn ogen alsof hij uit een diepe droom ontwaakte, daalde het podium af en liep met lange, langzame passen naar de dame met de rode jurk, pakte zonder aarzelen haar tasje, haalde er een potlood uit, ging naar den heer met 't strikdasje, ontfutselde dien zijn zakagenda, tekende op de voorlaatste pagina vijf kruisjes, klapte twee maal plechtig in zijn handen, riep met een stalen gezicht ‘Haha!’, waarbij de zaal in een lach schoot, knoopte de varkensstaartjes van het meisje aan elkaar, gaf den jongen naast haar een wang-vijg, ging naar den directeur, ontdeed dezen als een geroutineerd zakkenroller van zijn portefeuille, viste er een lapje van tien uit en bracht dat aan Hans van Zuilen, den penningmeester en boog bijna tot de grond, toen het publiek losbarstte in wilde toejuichingen. Daarna beklom hij weer het podium.
- Thans verzoek ik het geacht publiek, zei de conférencier, Ben Hobbiman enkele namen van families in Amsterdam met telefoon op te geven, de familienaam en de straatnaam alstublieft. Ben Hobbiman zal U dan na een korte gedachtenconcentratie het bijhorende telefoonnummer opgeven.
- Voskuil, Singel 78! riep een stem uit het publiek.
Ben Hobbiman kruiste weer zijn armen, keek den eigenaar van de stem nog geen halve minuut doordringend aan en zei langzaam:
- Drie.... vijf.... zeuven.... zes.... drie....
- Hoe bestáát 't? riep de stem. 't Is krek juist.
Ook deze proeve van helderziendheid werd door Ben Hobbiman met succes afgelegd: vlugger dan dat je het in een
| |
| |
telefoongids opzocht, noemde hij zonder fouten nog wat andere nummers.
- Maar een nummer in Den Haag mag het niet zijn, hè? spotte iemand in de zaal, die Ben Hobbiman in het nauw wilde drijven.
Met spanning wachtte de zaal op antwoord. De helderziende knikte ‘Jawel’ en Dick zei: ‘Och, waarom niet, noemt U maar op!’
- Van Bemmel in de Javastraat!
- Twee.... vier.... zes.... acht.... drie.... één! zei Ben Hobbiman na een korte gedachtenconcentratie.
‘En in Rotterdam?’ - ‘En in Leeuwarden?’ - - ‘En in West Kapelle?’ riepen nu enkele toeschouwers.
Het publiek stond perplex, want ook ditmaal gaf Ben Hobbiman feilloos het juiste antwoord. De toejuichingen werden steeds luider.
- Ben Hobbiman, zei de conférencier, is niet alleen een groot helderziende, hij is tevens een groot rekenwonder. Ik verzoek U hem enkele vermenigvuldigingen van twee getallen met vier cijfers op te geven. Uit zijn hoofd zal Ben Hobbiman U de juiste uitkomst geven. Misschien willen enkele goede rekenaars in de zaal op papier meerekenen, opdat we kunnen nagaan of de uitkomsten van Ben Hobbiman juist zijn. Mag ik U verzoeken....?
- Negen duizend zevenhonderd acht-en-dertig maal vijf duizend zeshonderd vier-en-twintig! riep één van de aanwezigen.
De wiskundeleraar zette zijn beste beentje voor, toen hij op papier de vermenigvuldiging uitvoerde, maar Ben Hobbiman was hem met de uitkomst voor en zei:
- Vijf.... vier.... zeuven.... zes.... zes.... vijf.... één.... twee! Vier en vijftig millioen zevenhonderd zes-en-zestig duizend vijfhonderd twaalf!!
Even moest men wachten tot de wiskundeleraar uitgerekend was en toen riep deze: ‘Bravo! Het klopt precies!!’ Weer volgde een donderend applaus.
Na nog enkele vermenigvuldigsommen, die Ben Hobbiman zonder fouten uitrekende, verzocht de conférencier het publiek nogmaals tien bewakers uit te zoeken, die Ben Hobbiman de zaal uit moesten leiden. Zodra hij ver genoeg verwijderd was, moesten de mensen van de voorste rijen achter elkaar vijftig namen, woorden, getallen of spreuken opnoemen. Na terugkomst zou Ben Hobbiman deze herhalen. Toen Ben Hobbiman
| |
| |
de zaal verlaten had, sloofden de aanwezigen zich uit om de gekste dingen te verzinnen.
Vijf minuten later stond Ben Hobbiman weer op het toneel en terwijl de conférencier de mensen aanwees, zei Ben Hobbiman met zijn vreemde, trillende stem wat ze gezegd hadden:
- Tom-bo-la.... zeven en veertig elf.... ik laat me geen knollen voor citroenen verkopen (ach, meent U dat? dacht Dick) ....hokus-pokus-pilatus-pas.... een half ons onderonsjes.... vijf ben hobbi-lieden.... foei toch.... dag oom.. tempora mutantur et nos mutamur in illis (wat een opschepper, dacht Dick, om zo met zijn Latijn te pronken).... le-verworst.... koopt en leest Hobby (Bravo! dacht Dick).... zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet (hè, wat een ouwe zeur! d.d.)....
Toen nummero vijftig was opgenoemd, keek de conférencier op zijn horloge en zei hij tegen Ben Hobbiman:
- Hoogheid! Het is de hoogste tijd voor U om uit Uw stoffelijk omhulsel te treden en Uw ziel te doen opstijgen naar het eeuwige rijk der doden!!
Ben Hobbiman keek diep bedroefd, schreed enkele passen achterwaarts, zodat hij weer tussen de gordijnen kwam te staan, spreidde zijn armen omhoog, sprak in vervoering: Sa.. lem.... a.... lei....
Op dat moment doofde het zaallicht, klonk een smartelijke gil, een blauw-violette vlam laaide op voor de voeten van den stervenden fakir, onder een rommelende donder stegen weer rookwolken omhoog, Ben Hobbiman werd onzichtbaar en toen de rookontwikkeling verminderde, stond daar koud en naakt zijn dor gebeente. Het schrikwekkende skelet stiet nog een laatste, rochelend gekreun uit en stortte toen kletterend ter aarde. Sombere treurmuziek weerklonk....
Opeens werd het weer licht en gezellig in de zaal, daverde een vrolijke jazz-mop uit de luidsprekers en nadat het publiek stormachtig gejuicht en zijn handen zowat stuk geklapt had, sprong Dick weer het toneel op, vroeg hij kwajongensachtig aan het publiek: ‘Nou, hebben jullie 't al door?’, floot hij het clubfluitje, de Posthoorngalop en riep hij: ‘Hé, Hobbimanneke, kom 's effetjes hier!’
Wat moesten de mensen lachen, toen Poldervaart, want die was 't, half-afgeschminkt op het toneel kwam, weer gekleed als een gewone schooljongen, met een halve snor, met klodders vaseline op zijn gezicht en.... zijn tulband op.
- Hallo dames en heren! zei hij lachend, ik heb een ver- | |
| |
jongingskuur ondergaan en ben van hobbiman weer een hobby-jongen, een jongen van de Hobby Club geworden. Tussen twee haakjes, hebt U al enig idee hoe we 'm dit gelapt hebben? Want U begrijpt wel, die helderziendheid van mij, dat is maar lariekoek en boerenbedrog, - en wat mijn rekentalent betreft: vraagt U 't den wiskundeleraar maar, ik heb 't voor algebra nog nooit hoger dan een minne 6- gebracht. U weet, U krijgt een echo in pannekoekvorm, een gramofoonplaat van Uw eigen stem, als U ons geheim verklaart. En daarom: welke truc schuilt er achter het mysterie van den schooljongen, die helderziend is en van den fakir, die een 6- voor algabra heeft?
‘Geef mij maar een kruiswoord-puzzle’, dacht het publiek, dat voor een onoplosbaar raadsel stond. Iedereen had overal op gelet en had niets verdachts gezien. Maar hoe ter wereld was het dan mogelijk dat die aap van een jongen wist, wat hij niet kòn weten? Hoe? Hoe? Hoe toch?
- Een heel kleine radio-ontvanger en een zender! riep met een piep-stem een mijnheer, die, naar later bleek, radiohandelaar was.
- 't Spijt me, mijnheer, zei Poldervaart beleefd, maar die zijn daaraan niet te pas gekomen! Als we 't gekund hadden, hadden we 't zeker zo gedaan, want dat zou een prima methode zijn.
Er kwamen nog enkele antwoorden, maar het ene was nog onjuister dan het andere. Eindelijk gaf het publiek het op en wachtte men in spanning op de ontsluiering van het mysterie door den ex-helderziende zelf.
- Ik zal van voren af aan beginnen, zei Poldervaart, dan begrijpt U dat ik eigenlijk niets en dat de Hobby Club alles gedaan heeft. De ‘séance’ begon met allerlei geluidseffecten; de klok, griezelmuziek, stormgeloei en donderslag zijn alle voor rekening van de geluids-technici van de Hobby Club. De bliksemstraal was een stuk brandend magnesiumband, dat door den lichtjongen in de schijnwerper links boven U werd aangestoken. Niet alleen de bliksemstraal, maar ook het ‘louterend’ vuur werd geleverd door onze afdeling Scheikunde. ‘Margere Hein’ oftewel ons dierbaar skelet was welwillend in bruikleen afgestaan door Mammi.... uh, ik bedoel onzen geachte nattehis.... uh, ik bedoel onze lerares in natuurlijke historie. U moet ons maar vergeven, dat we een tikje oneerbiedig met 'm zijn omgesprongen - hij is per slot van rekening toch ook een mens geweest, - en dat we aan zijn armen
| |
| |
en hoofd enkele touwtjes hebben gebonden, zodat hij als een marionet kon bewegen. Misschien hebt U opgemerkt, dat hij tussen de bijna dicht-geschoven gordijnen stond. Op het ogenblik dat hij zijn kaken opensperde en gilde, kwam er zoveel rook uit 't vuur dat U 'm niet meer kon zien. Voor de rook zorgde de afdeling Scheikunde. Magere Hein werd gauw achter het gordijn gezet en ik ging op zijn plaats staan. Toen de rook was weggetrokken, zag U mij.
- Ik werd de zaal uitgeleid en scherp bewaakt, U gaf een serie opdrachten, ik kwam terug, klom met mijn bewakers op het podium, ging midden op het toneel staan en hoorde ‘Klik’. Ik zal, ook vanwege de beleefdheid, mijn tulband eens afdoen. Neen, doe geen moeite Dick, de diamant is uit de Hema, kostte maar een kwartje. Ziet U wat ik op heb? Geen borrel, maar een koptelefoon. Nu moet U de onderkant van mijn schoenen eens bekijken. Op de zolen zit een ijzeren plaatje, een ‘tap’, zoals tap-dancers die gebruiken. Door mijn kleren en kousen lopen twee draden van de koptelefoon naar de ‘taps’. Natuurlijk kon U ze straks niet zien en dat was maar goed ook.
- U begrijpt dat in de planken van het podium heel wat spijkers zitten. Dat de koppen van twee daarvan een millimetertje uitstaken en de bijbehorende spijkers via draden met een versterker en microfoon in de kleedkamer verbonden waren, dat wist U niet, hè? Welnu: zodra ik met de ‘taps’ onder mijn schoenen op de spijkers kwam, hoorde ik ‘klik’, kwam de verbinding tot stand en verklapte de omroeper, die via een microfoon in de zaal alles gehoord had van wat U had gezegd, mij langs de geheime telefoonlijn welke opdrachten U uitgedacht had. Hij herhaalde zijn boodschap enkele malen en toen deed ik, wat U mij bevolen had, zoals 't trouwens een gehoorzamen jongen betaamt....
- 't Is een feit, ik ken alle telefoonnummers van Amsterdam, U trouwens ook, alleen weten wij geen van beiden welke namen er bij behoren. Omdat ik 't wat te omslachtig vond de telefoongids uit mijn hoofd te leren, hebben we de assistentie van een telefoniste gevraagd. We kenden er eentje ziet U? En die heeft een stel gidsen meegenomen, voor alle zekerheid ook een inter-locale en met haar routine heeft ze twintig minuten geleden de nummers vlugger opgezocht dan U of ik 't gedaan zou hebben. We hadden nog een andere kennis, die op een bank werkte. Zij, ja, 't was een zij, zij heeft een rekenmachine meegenomen en keurig de vermenigvuldigsommen gemaakt, die U mij, of liever gezegd, haar opgaf.
| |
| |
Behalve deze jongedame, den omroeper en de telefoniste behoorde nog een steno-typiste tot de redactie van mijn helderziend hoofd en die heeft de 50 spreuken, woorden en getallen stenografisch opgetekend. En als U nu klapt, klapt U dan niet voor mij, maar voor ‘de jongens van de Hobby Club’ en hun vrouwelijke assistenten.
Voor men 't wist, was Poldervaart verdwenen, achter de gordijnen. Even was het publiek beduusd, voelde het hoe knap en origineel die jongens van de Hobby Club waren geweest, dat ze zo iets in elkaar hadden kunnen zetten. Ditmaal volgde geen applaus, maar een complete huldiging. Zeventien personen meldden zich aan als donateur....
Het was inmiddels kwart voor één geworden en daar het festijn tot twee uur mocht duren, kon men nog een uur dansen. Voor het laatste kwartier was ‘iets leuks’ aangekondigd, meer niet. Eerst hadden de jongens ‘DE super-sensatie van deze fuif’ op het programma willen zetten, maar ze vreesden, dat daardoor de leraren, die meestal tegen een uur of één weggingen, zouden blijven en die konden ze die 15 minuten missen als kiespijn. Toen het swingen begon, spraken de leraren van ‘kinderbedtijd’ en gaven zelf het goede voorbeeld door weg te gaan. 't Kon niet beter!
Wat was er opwindender dan wedstrijd-dansen na het middernachtelijk uur? De swingende paren moesten elkaar een stokje doorgeven of een bal naar elkaar trappen en wie, bij het plotseling ophouden van de muziek, het stokje in zijn bezit had of het laatst door de bal geraakt was, viel uit. En hoe minder paren er overbleven, des te spannender werd 't. Het werd een ge-ren, een geschreeuw en gelach om je onder normale omstandigheden voor te schamen, maar nu was het feest en mocht je wild, gek en uitgelaten doen. Heerlijk toch! En als je moe was van al dat gespring, dan kon je uitrusten op de slepende passen van een dromerige Engelse wals, gelukkig, omdat je jong en onbezorgd was. Die Hobby Club, die verstond haar vak: prima was deze muziek, prima was dit programma. In één woord: àf!
Om 18 minuten voor tweeën werden de deuren van de omroepstudio van binnen op slot gedraaid en gebarricadeerd. De draden naar de luidsprekers hingen hoog en betrekkelijk veilig, daar zou waarschijnlijk niemand aankomen. En de stoppen losdraaien, dan ging het licht in de zaal ook uit en dat zou niemand durven riskeren. Vooruit, dan moesten ze 't er maar op wagen, al waren er nog wat ouderen, al was er nog
| |
| |
de directeur. Wat er nu ging gebeuren, zou de Hobby Club in één slag bekend maken op alle middelbare scholen in Amsterdam. Voor geen dreigement zouden ze zwichten, onder geen enkele omstandigheid zouden ze de uitzending afbreken voor ze helemaal klaar waren. Ze gaven elkaar plechtig de hand en zeiden in spreekkoor voor de microfoon: Morituri te salutant....
De bijna 200 jongens en meisjes in de zaal zaten op ‘iets leuks’ te wachten en hoorden griezelig-plechtig ‘morituri te salutant’. Wat was dat ook weer? Oh, ja dat zeiden de Romeinse gladiatoren tegen den keizer: zij, die sterven gaan, groeten U. Wat konden ze daar in hemelsnaam mee bedoelen? Het klonk zo ernstig.... Daar begon een klok te tikken, eerst gewoon, langzaam, toen vlugger, steeds vlugger en tenslotte klonk alleen nog maar een hoge zoemtoon. ‘Ben jij al lang dood, Dick?’ vroeg een stem uit de luidsprekers. ‘Ja, ik ben al een hele tijd geleden gestorven, in 1998; 't bevalt me hier best!’ luidde het antwoord. ‘Mij ook, het is veel leuker dan ik dacht, dood te zijn.... Neen maar, daar heb je Fred.... met zijn filmcamera.... heeft zeker zijn eigen begrafenis gefilmd.... Hallo Freddie, blij dat je dood bent.... nu kunnen we hier boven weer een Hobby Club gaan oprichten....’ Weer tikte de klok, steeds sneller: symbool van eeuwen, die voorbijgingen.
- Wereldgenoten, sprak een stem, vandaag, de zevende van de vierde van het jaar 2547 is het 500 jaar geleden dat een meteorenregen wereldblok 28/AQ verwoestte. In dit gebied, dat vroeger Nederland werd genoemd, heeft professor P31/K66 onlangs opgravingen verricht en daarbij heeft hij enkele zwarte schijven met geluids-hiërogliefen gevonden, die als door een wonder bij de vernietiging gespaard zijn gebleven. Ondanks het primitieve karakter der geluidsregistratie is professor P31/K66 er in geslaagd de geconserveerde geluiden weer tot leven te brengen. Het zijn menselijke stemmen van ongeveer zes eeuwen geleden en na langdurige studie is de professor tot de ontdekking gekomen dat zij zijn geregistreerd tijdens lessen op een middelbare school, een zgn. H.B.S. van die tijd. En als zodanig vormen zij een uiterst belangrijk historisch document. Dachten wij dat het onderwijs in die dagen saai en eentonig was, uit deze geluidsschijven blijkt dat het op zeer levendige en boeiende wijze gegeven werd en dat de leerlingen er zeer actief aan deelnamen. Luistert U eens hoe attractief deze
| |
| |
lerares in de Franse taal haar les heeft weten te maken. Blijkbaar had zij een van de jongens gevraagd een muis mee te nemen, waarschijnlijk om haar onderwijs niet alleen boeiend en beeldend, maar volgens de paedagogische opvattingen van het midden van de twintigste eeuw, ook spannend te maken. Misschien had dit zoals professor P31/K66 ons meedeelde, bovendien nog ten doel een duidelijker uitspraak van sommige Franse klanken te bevorderen. Luistert U maar....
Met uitzondering van de ingewijden was er niemand in de zaal, die er iets van begreep, maar toen de wel-bekende stem van de rood-harige Franse lerares uit de luidsprekers klonk, begrepen de jongens en meisjes, dat dit de grootste sensatie van deze fuif zou worden, dat dit de grootste technische stunt was, die ooit op een school in Nederland was uitgehaald: stiekem tijdens de les opgenomen gramofoonplaten. Wat een durf, wat een lef om die nu af te draaien! Wat was dat nu? Verdraaid.... 't was toch niet waar? Ja toch, waarachtig een muis! En Arabella als de dood natuurlijk! Wat gilde dat mens.... heerlijk gewoonweg! Wat maakte ze een kapsones en die meisjes.... neen maar, die gilden mee. Wat was dat schelle gepiep? Ah.... dat was de muis natuurlijk! Nu kwamen de jongens in actie.... tjonge, nu begon de herrie pas goed! Wat een ge-ren, wat een geschreeuw, wat een kabaal!! Oh.... daar had je de Sik met zijn gewichtig-doenerij! Ha-ha, wat een bende, wat een heerlijke bende! Ha! Ha!! Ha!! De toehoorders waren gewoonweg niet meer te houden, zo lachten ze.
- De tweede geluidsregistratie laat U een geluid horen, dat onze samenleving van de 26ste eeuw eigenlijk niet meer kent, het zgn. ‘niezen’, het optreden van explosies in de neusholte. De twintigste eeuw kende blijkbaar het antinasocatarrhine niet. Het is werkelijk een alleraardigst gehoor, dames en heren, deze leraar, die zoals professor P31/K66 vermoedt, zijn leerlingen voordoet hoe zij behoren te ‘niezen’. Eigenaardig toch, hoe het onderwijs sindsdien veranderd is. Zo is bv. nog geen één van onze professoren er achter kunnen komen wat de paedagogische strekking is van de luide uitroepen, die de demonstraties van het niezen geregeld onderbreken. Hier, helaas, tast de wetenschap nog in het duister....
Tranen, ja, tranen lachte men zich, toen de nies-salvo's, het razen, tieren, vloeken, schelden en de brokken geschiedenisonderwijs elkaar afwisselden. Zelfs de directeur schuddebuikte van de pret, al zat hij een tikje in de rats over wat er
| |
| |
misschien nog volgen zou. Hij gunde den jongens een pleizier, maar dit ging toch eigenlijk te ver!
- En tot slot van deze merkwaardige klankdocumenten, dames en heren, een geluidsregistratie, die voor de wetenschap van het allergrootste belang, ja, van onschatbare waarde is. Vooral treffend is hier de ontzaglijke dynamiek, die de leraar in zijn onderwijs weet te leggen. Welk een voordracht, welk een zinsbouw, welk een talent, ik zou bijna willen zeggen, welk een genie is hier aan 't woord. Let U vooral op de geladen, dramatische sfeer, die deze les kenmerkt en op de spontane belangstelling en waardering, die de jongens en meisjes voor de woorden van hun leraar tonen. Luisteraars: het fraaiste en belangrijkste geluidsdocument van de twintigste eeuw!!!!!!
De zaal was door het dolle heen, toen Peukie losbarstte en lag weldra in een lach-stuip, d.w.z. een combinatie van huilen, hikken, hijgen, amechtig naar adem happen en voorzover nog mogelijk: schokkend lachen. Men gierde en gilde, toen Peukie: ‘Daar is 't gat van de direct....’ riep. ‘Treffend’, zei de omroeper in geestdrift uit, ‘hoe deze paedagoog den leerling door een geestige, geslaagde woordspeling op zijn morele plichten wijst’ en vanwege het weergaloos succes werd deze passage herhaald. ‘Bis! Bis!! Bis!!! vroeg, neen, smeekte de zaal. En voor de derde maal kon men gillen van het lachen.
- Dames en heren, riep de omroeper in vervoering uit, mag-ik-U-snel-even attent maken op het zo waardige slot van deze paedagogische voordracht, waarin de leraar zich als een vader wil opofferen voor het belang van zijn geliefde pupillen en hij in één korte, maar krachtige zin de strekking van zijn betoog weet samen te vatten. Ontroerend is de wijze, waarop een leerling zich met deze strekking accoord verklaart. Deze climax, dames en heren, werkelijk, zij is een monument van rechtvaardigheid en naastenliefde!!
Wat nu volgde, zou geen der aanwezigen ooit vergeten. Hijgend van opwinding ging Peukie voort met razen en tieren, tot hij in extase uitriep: ‘Het is buigen of barsten en ik buig niet!’ en de leerling met gevoel voor logica er aan toevoegde: ‘Nou, barst dan maar, mijnheer!!’ Maar het was niet Peukie, die barstte, het was.... de zaal!
Uit de luidsprekers klonk tragisch en somber in koor:
- Morituri te salutant: Zij, die sterven gaan, groeten U. Want: wij geven ons over, maar hopen op Uw genade....
|
|