| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk VIII
Een schetterende fanfare daverde door het clublokaal, plechtig langzaam doofde het licht uit, een felle stralenbundel sneed door het duister en daar verschenen de in overall geklede jongens op het doek, keurig op de maat van de muziek marcherend: DE HOBBY CLUB, in levenden lijve. Door de donkere achtergrond met de witte letters mengden zich de close-ups van knutselende jongens en daarna begon de eigenlijke film: Jan-Tom, klaar met zijn huiswerk. Nu de film gemonteerd was, konden de jongens van de Hobby Club er pas recht van genieten. Nu pas zat er rhythme, zaten er vaart en spanning in!
Wat kwam alles hun bekend en vertrouwd voor en hoe natuurlijk speelde iedereen zijn rol. Geen wonder eigenlijk: ze waren in hun eigen omgeving en deden, wat ze wel meer deden. De blasé-vrinden: een klaterend gelach barstte los over hun bijna fatserige luiheid. En in tegenstelling daarmee het nijvere, opgewekte gedoe in het clublokaal. Zelden hadden de clubleden zich bij een filmvertoning zo geamuseerd en elke keer, dat de film wat je noemt ‘raak’ was, steeg er een goedkeurend gejuich op.
Hoe fantastisch en griezelig waren de opnamen van de electriciens om hun booglamp en van Tjark met zijn geheimzinnig borrelende en kokende limonade! Een goede montage was toch maar alles, vond Fred, toen hij de diagonale, van steeds verschillend standpunt genomen opnamen van knutselende jongens zag en verrast werd door het meeslepend tempo daarvan. De knutselende meisjes deden gelukkig niet onder voor de jongens, maar hoe typisch was het verschil: hun werk was veel artistieker, hun bewegingen waren zo op-ende-top sierlijk. Joosje was toch maar een vondst; de scène, waarin zij als Annie voor de opneming van meisjesleden pleitte, was meesterlijk van spel en vormde bijna de climax van de film. ‘Bijna’, want de grootste climax vormde de finale met haar
| |
| |
massa-regie en haar suggestief opkomende zweltitel: Wordt lid van de Hobby Club!
- De na-synchronisatie, zei Fred, toen de geestdrift van de club wat geluwd was, - heeft me al slapeloze nachten bezorgd. Jullie vindt de film goed-geslaagd; daar ben ik blij om. Maar vergeet niet, dat het geluid op zijn minst even belangrijk is als het beeld. Het moeilijkste van de filmproductie ligt nog voor ons.
- Het opnemen van het bijbehorend geluid op gramofoonplaten is ons grootste probleem niet meer. Het opnameapparaat van Leo is nu prima in orde. De moeilijkheid zit'm in het gelijk-lopend maken, in het synchroniseren van beeld en geluid. We kunnen dat probleem voorlopig alleen maar op primitieve wijze oplossen. Bij de gewone sprekende film zitten beeld en geluid naast elkaar op één filmstrook, en is een ongelijk lopen van beeld en geluid uitgesloten. Wij daarentegen werken met aparte dragers van beeld en geluid, die op geheel verschillende wijze, de een optisch, de andere mechanisch, worden weergegeven, die op verschillende apparaten en verschillende motoren worden afgedraaid. Gramofoonmotor en camera- of projectormotor lopen nooit geheel constant. Bij een gramofoonplaat bv. wordt de motor door de buitenste groeven van de plaat en vooral door de zware passages meer afgeremd dan door de binnenste groeven. Bovendien is het lastig de gramofoon en projector precies tegelijk te starten, temeer daar de film op één spoel en het geluid op vier plaatkanten zit. Toch willen we proberen tot een bevredigende nasynchronisatie te komen en wel op de volgende manier:
- We beginnen met onze motoren, de gramofoonmotor en de projectormotor op een bepaalde snelheid in te stellen, een snelheid, die we later altijd kunnen terugvinden. Dit is mogelijk dank zij de stroboscoop, een eenvoudig rond kartonnen schijfje met daarop in regelmatige afwisseling witte en zwarte stralen. Als de stroboscoop met een bepaalde snelheid ronddraait en belicht wordt door een electrische lamp, lijkt het of hij stilstaat. Door de 50 perioden van het lichtnet gaat de lamp 50 maal per seconde aan en uit, maar door de traagheid van ons oog merken we daar niets van. Als de stroboscoop met een bepaalde snelheid ronddraait, verspringt zo'n zwarte straal net naar de plaats van de volgende in de tijd, waarin het donker is. Daardoor lijkt het of die stralen stil blijven staan. Is de snelheid wat te groot, dan draaien de stralen langzaam mee; is de snelheid te klein, dan draaien ze
| |
| |
terug. We zullen op beide motoren een stroboscoop aanbrengen en als beide schijven bij 't draaien stilstaan, dan kunnen we met het na-synchroniseren beginnen. Dit houdt natuurlijk niet in, dat de twee motoren een even groot toerental hebben. Waar het om gaat, is dat we zo allebei op een bepaalde, altijd terug te vinden snelheid kunnen instellen.
- Het begin van de film is de fanfare. De projector staat klaar en de film is zover doorgedraaid, dat het zwarte aanloopstuk van de film net voor de lens eindigt. Op de laatste noot van de fanfare schakel ik de projector in; het marcheren van de jongens valt dan samen met de mars op de plaat. Bijna aan het einde van de eerste plaat, die vijf minuten duurt, zien we op het projectiedoek een wit kruisje en even later een wit balletje. Zodra we het kruisje zien, zetten we de tweede pick-up op de zuiver-cirkelvormige buitenste groef van de tweede plaat. Op 't moment van 't balletje duwen we de pick-up uit die cirkelvormige groef naar binnen, dus in de gewone groef, waarin het geluid van de tweede plaat is vastgelegd. Aan het einde van deze plaat worden we weer gewaarschuwd door een kruisje en een balletje en komt de derde plaat, de achterzijde van de eerste, aan de beurt. Onze film duurt ruim 18 minuten, zodat we met twee 30-centimeter platen met dus vier kanten van 5 minuten makkelijk uitkomen.
- Op deze platen wordt alles opgenomen: de muziek, de dialogen en de bijgeluiden. Terwijl we bij de opname de film projecteren, moeten we gramofoonplaten copiëren, dialogen uitspreken en bijgeluiden produceren. Begrijp je hoe moeilijk dat is en hoeveel we moeten repeteren om dit tot een goed einde te brengen? Laten we daarom Zaterdag en Zondag repeteren, misschien kunnen we dan Zondagmiddag de opnamen maken.
- Nu moeten we ons eerst bezighouden met de begeleidende muziek. De muziekliefhebbers moeten onder het afdraaien van de films opschrijven, wat volgens hen 't beste bij een bepaalde scène past. De resultaten daarvan moeten we dan met elkaar vergelijken. Dick weet een methode om aan klassieke gramofoonplaten te komen. Zijn vader heeft een collega, die muziekrecensent is en geregeld over nieuwe opnamen schrijft. Die heeft een bende platen en leent ze altijd uit als het voor een goed doel is. Boffen we even?
De na-synchronisatie eiste een grondige voorbereiding en daaraan werd de rest van die Woensdagavond gewijd. Velen hadden een hard hoofd in het welslagen van zo'n ingewikkelde
| |
| |
en moeilijke onderneming, maar de leden van de opname-staf lieten zich daardoor niet ontmoedigen; ze klemden de tanden op elkaar en dachten: we moeten en zullen dat karweitje opknappen!
* * *
Zondagmiddag 4.12 uur: de generale repetitie was voorbij, het grote ogenblik was aangebroken. Binnen enkele minuten zou heel het ingewikkelde raderwerk van de na-synchronisatie in beweging komen. Een laatste inspectie!
- Alles klaar? Niets vergeten? Staat ieder op zijn post? Kent ieder zijn taak? Heeft elke spreker zijn tekst? Liggen alle platen op volgorde? Kloppen alle microfoon- en pick-up-verbindingen? Is alles geaard? Draaien de motoren op het juiste toerental? Liggen de geluids-imitatie-instruménten klaar? Moet nog iemand zijn neus snuiten? Dan moet hij het nu doen, direct kan het niet meer! Alles en iedereen klaar? Ja? Dan maar beginnen! Een.... twee.... drie!!!
De rode lamp vlamde aan, de opname-pick-up en één van de gewone kristal-pick-ups werden opgezet en in de koptelefoons van de opname-staf weerklonken de beginfanfares van ‘Music from the Movies’ gespeeld door Louis Levy. Op het moment dat de fanfares eindigden en overgingen in de mars stak Leo zijn hand omhoog en startte Fred zijn filmprojector.
De opname-staf bestond uit vijf jongens: Leo, die de centrale leiding had, Poldervaart en Wijngaart aan het opname-apparaat en twee anderen voor het afdraaien van gramofoonplaten. De omvangrijke installatie stond opgesteld op twee werkbanken. Links waren twee gramofoons met kristal-pick-ups en twee stapels gramofoonplaten. De platen lagen op volgorde; de groeven, die er van gedraaid moesten worden, waren aangegeven door een krijtstreep. Beide motoren draaiden en één van de jongens hield de pick-up al boven de plaat om ‘Music from the Movies’ op het juiste moment in de volgende plaat te doen overgaan.
Leo kwam bijna handen te kort om de vele draaiknoppen van de versterker te bedienen. Hij regelde alle binnenkomende en uitgaande geluiden: de twee gramofoons, de twee microfoons en de opname-pick-up. Bovendien moest hij de contrast- en de toon-regeling bedienen en de milli-ampèremeter in de gaten houden om te voorkomen, dat de naald van de snij-pick-up te grote uitslagen zou maken, waardoor twee opeenvolgende groeven in elkaar zouden lopen. Dank zij z'n technische ‘feeling’ voor dergelijke manoevres en de vele repetities,
| |
| |
speelde Leo het klaar met de acht draaiknoppen de geluiden der microfoons en pick-ups zo door elkaar te mengen en te regelen, dat ze in de juiste sterkteverhouding de snij-pick-up bereikten.
Rechts van Leo bedienden Poldervaart en Wijngaart het opname-apparaat met de zware Saja-synchroon-motor. Op de as van de motor en over de opnameplaat was een klauw, een soort wormwiel geklemd en daarin grepen de tanden van een tandrad, dat aan het einde van een schroefstang, een as met schroefdraad, vastzat. Op deze schroefstang rustte via een ingegroefde klem de opname-pick-up, de snijkop. Draaide nu de motor, dan draaide het wormwiel, dan draaide heel langzaam de schroefstang en bewoog de snij-kop heel geleidelijk naar de as van de plaat, waardoor de snij-naald een zuivere, spiraalvormige groef sneed. Als opname-materiaal werden Pyral-platen gebruikt, een zinken schijf, die aan twee kanten met een nitro-cellulose-emulsie bedekt was. Terwijl Poldervaart tijdens het opnemen met een sterke loupe het verloop van de groef controleerde, veegde Wijngaart de spaan, die uit de plaat gesneden werd, met een kwastje weg.
Fred had van mijnheer van Zuilen toestemming gekregen een aantal stenen uit de muur tussen het laboratorium en het clublokaal weg te breken. Het lab gebruikte hij nu als projectiecabine en dat was een enorme vooruitgang, vooral omdat het geratel van zijn projector nu niet meer in het clublokaal hoorbaar was. Zonder de geluiddichte glazen ruitjes in de openingen van de muur zou de na-synchronisatie in 't geheel niet mogelijk zijn geweest. Het clublokaal was zwak verlicht, zodat de verschillende sprekers tegelijkertijd het filmbeeld konden zien en hun op papier geschreven tekst konden lezen. De sprekers zaten in een halve kring om de ene microfoon, terwijl de andere microfoon was opgesteld bij een tweetal werkbanken, waaromheen zich veertien jongens met alle mogelijke gereedschappen hadden geschaard. Hun taak was het produceren van de bijgeluiden.
Na de fanfares had Fred zijn projector ingeschakeld; meteen op volle gang. Na de begintekst en de mars werden tegelijkertijd de eerste scène en een volgende gramofoonplaat ingefaded. Toen Jan op het projectiedoek zijn boeken dichtklapte, sloeg één van de jongens op de werkbank met de microfoon een stapel boeken dicht en zei Tom in de andere microfoon, terwijl hij nauwkeurig zijn eigen lipbewegingen op het witte doek volgde:
| |
| |
- Hèhè.... (zuchtend).... eindelijk klaar! Nu de radio, nu 's kijken of we die versterker een beetje kunnen opknappen....
De ‘pancake-turners’, de pannekoek-omdraaiers, zoals de jongens, die de gramofoonplaten opzetten, in navolging van de Amerikaanse omroepstudio's genoemd werden, de pancake-turners zetten nu een stok-oude versleten gramofoonplaat op, die bovendien met een naald zonder punt zou worden afgedraaid. Op het doek was Jan bezig enkele veranderingen in zijn versterker aan te brengen: de geluids-achtergrond werd gevormd door muziek, mompelen en af en toe 't geluid van een kniptang. Daar werd op de werkbank een motor gestart.. Jan ging een plaat draaien, ja, nu de oude, versleten plaat met de naald zonder punt! Bijna moest Leo lachen, toen hij de schorre, brokkelige muziek in de koptelefoon hoorde, maar de ernst van de zaak weerhield hem daarvan: dit was immers een prima geluidseffect! Dit demonstreerde over-duidelijk hoe slecht Jans versterker was.
De scène, waarin Jan steeds weer zijn versterker omkeerde om er het een en ander aan te veranderen, werd muzikaal geïllustreerd door de Bolero van Ravel, die uitstekend paste bij Jans telkens herhaalde maar steeds vruchteloze pogingen. Af en toe zuchtte Tom eens diep in de microfoon of sprak hij enkele woorden, waaruit Jans teleurstelling bleek. Leo zat voortdurend aan de knoppen te draaien, want steeds werd de Bolero afgewisseld met de versleten gramofoonplaat. Harder, feller en bijtender werd de muziek van Ravel, hier uiting gevend aan de toenemende wanhoop en woede van Jan over de weerbarstigheid van zijn versterker. De muziek naderde een climax en brak toen onverwachts bij een serie harde, rhythmische trommelslagen af: er werd op de deur geklopt, en op de film kwam het dienstmeisje binnen. ‘Er is iemand van je school.... een zekere Karel’ zei één van de meisjes met een Amsterdams accent. ‘Wat scheelt er aan?’ vroeg de stem van Karel, waarop de stem van Jan zuchtend antwoordde: ‘Ach, dat kreng.... 't wil maar niet!’
Leo glunderde ondanks zijn druk gemanoeuvreer aan de regelknoppen. Die ploeterende Jan met het eentonig gestamp van de Bolero, en daardoorheen af en toe de schorre jazzplaat, Jans toenemende woede met de in een muzikale woede uitbarstende instrumenten, dan het kloppen, de doodse stilte, het platte accent van het dienstmeisje, de nuchtere stem van Karel.... een staaltje van regie en een juweeltje van een
| |
| |
geluidsdécor! Wacht.... daar kwam weer een plaat, de gloednieuwe versie van de versleten jazzmop.... zo, precies op tijd en nu.... Even keek Leo in het draaiboek en wel in de kolom ‘Na-synchronisatie’. O ja, Jan, die verwonderd ‘Jôh, hoe lap je 'm dat’ uitroept. Nu goed opletten, muziek infaden.... uitfaden.... microfoon I opdraaien.... Karel, die met geestdrift van de Hobby Club vertelt en daardoorheen flitsen van het verenigingsleven. ‘l'Apprentie Sorcier’ van Paul Dukas, prima muzikale achtergrond was dat toch.... paste eigenlijk nog beter bij stampende en wentelende machines. Typisch idee, dat de opname-staf de eerste was, die de Hobby Club-film als geluidsfilm hoorde.... floep, daar kwam het kruisje in 't beeld.... 't balletje: de eerste opname was afgelopen!
De spanning was gebroken en ieder haalde verlicht adem. Nu kon Leo de clubleden verrassen. Hij zette de zo juist opgenomen plaat op en draaide deze met een geknikte naald, een zg. sleepnaald af. Het klonk als een echo, die een heel lange reis had gemaakt; alle geluiden keerden terug als goede, oude bekenden, vooral voor de verschillende sprekers.
Toen deze sensatie voorbij was, spoelde Fred de film een meter terug, een nieuwe Pyral-plaat werd op het plateau van het opname-apparaat gelegd, voor de tweede maal weerklonk ‘Alles en iedereen klaar? Ja? Dan maar beginnen! Een.... twee.... drie!!!
Fred startte de projector; op 't moment, dat het balletje in het beeld verscheen, duwde Poldervaart de snij-pick-up, die eerst in een zuiver cirkelvormige groef had gedraaid, naar binnen. Jan in het clublokaal: daarbij kwamen de geluidenmakers in actie. Ze sloegen, het filmbeeld geen ogenblik uit het oog verliezend, met hamers, lieten vlak voor de microfoon de electrische boor gieren, zaagden, dat het een lust was.... om te horen; kortom, zij produceerden alle geluiden, die bij het technisch knutselen te pas konden komen.
Het aantal sprekers nam toe en toen de clubleden Jan met de goede geluidskwaliteit van zijn overgebouwde versterker gelukwensten, leek het wel een verjaardagsfuifje. Kostelijk waren de ietwat geaffecteerde stemmen van de blasé-vrinden Wim en Bob. Je kon gewoonweg horen, hoe ze zich verveelden. Maar Jan bracht leven in de brouwerij: hij zette een Hawaï-plaat op, die een onstuimige, parelende melodie liet horen. ‘Waar 'k die versterker gekocht heb? Denk je dat ik millionnair ben? Ik heb hem zelf gemaakt, dank zij de Hobby
| |
| |
Club’. Welk een jeugdig enthousiasme ging er toch uit van die frisse, pittige stem van Tom! De derde opname begon met het bezoek van Bob en Wim aan de Hobby Club en daarna kwam de familie-scène ten huize van Wim. De jongens hadden borden, lepels en vorken meegebracht en daarmee bootsten ze tafel-geluiden na. Nu kwam Joosje voor de microfoon. Haar stem was geen verrassing meer voor Leo, zo dikwijls had hij al opgemerkt hoe helder en sympathiek die klonk. Met hoeveel vuur protesteerde zij tegen Wims bewering, dat in de Hobby Club alleen technische krachten, en dus geen meisjes gebruikt konden worden, eindigend met de vraag: ‘Waarom zouden meisjes met een hobby geen lid mogen worden?’
Joosjes pleidooi in de Hobby Club, waar zij de rechten van haar en andere meisjes met hobbies verdedigde, was zo fel en hartstochtelijk, dat Leo handen vol werk had om de geluidspieken binnen de toelaatbare grenzen te houden. Joosje sprak zo overtuigend, dat het hem moeite kostte zijn aandacht bij de zuiver technische kant van de zaak te houden. Haar moeder was in haar jonge jaren niet voor niets toneelspeelster geweest.
De vierde opname verliep even vlot als de voorgaande. Steeds werden nieuwe platen opgezet, draaide Leo aan de regelknoppen, schokten de filmbeelden door de projector en sneedt de opname-pick-up meters spaan uit de nitro-cellulose-emulsie. Luchttrillingen, stroompjes, klanken en oscillaties, steeds weer van verschillend karakter, volgden elkaar op. Zweetdruppels parelden op de voorhoofden van de opname-staf, vlugge vingers volgden nog snellere gedachten en regelden de contrôleknoppen, ogen blikten beurtelings naar de filmbeelden en naar het draaiboek, electronen reisden met razende vaart door honderden leidingen, weerstanden, spoelen en condensatoren en brachten de wijzer van de milli-ampèremeter in trillende beweging. Motoren zoemden, plateaux tolden rond, stembanden trilden, zagen snerpten, boren gierden: een wirwar van klanken en beelden, van luchtdeeltjes en electronen, frequenties en lichtflikkeringen, muzieknoten en woorden en geluiden, een technisch avontuur zonder weerga, eindigend in de overweldigend majestueuze bazuin- en trompetfanfares van Beethovens vijfde symphonie, één machtige jubel van strijdende klanken!
De laatste schakel was gereed, het reuzen-werk was voltooid. Klaar was de propagandafilm van de Hobby Club, geheel bedacht, geschreven, ontworpen, gespeeld, opgenomen en
| |
| |
vervaardigd door jongens, doodgewone jongens, die de wijze woorden van hun natuurkundeleraar ter harte hadden genomen en hun hobbies hadden verenigd tot dit waarlijk grootse resultaat!!
|
|