| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk III
PROPAGANDA-AVOND
Hobby Club
*
Zaterdag 17 October des avonds om 7.30 uur is iedere H.B.S.-er van 14 jaar af welkom op de propaganda - avond van de onlangs opgerichte
HOBBY CLUB
Radio, electriciteit, fotografie, film, scheikunde: Elke technische Hobby kun je in deze club naar hartelust beoefenen.
Gaat Zaterdagavond allen naar het clublokaal op de Herengracht, waar een interessant programma geboden zal worden.
Het bestuur van de Hobby Club
De gehele week had de op het aankondigingenbord opgehangen affiche van de Hobby Club de algemene aandacht getrokken. In de pauze van Dinsdagmorgen waren de leerlingen der H.B.S. in de hall van de school samengedromd, hadden elkaar verdrongen om de tekst te kunnen lezen en hadden, druk gebarend en in levendige bewoordingen, commentaren geleverd, die het bestuur van de Hobby Club tevreden deden glimlachen. Zelfs de leraren, die, anders altijd zo haastig waren vanwege hun kopje koffie, hadden hun ongeduld een ogenblik kunnen bedwingen en waren blijven staan. Dit alles wekte verwachtingen bij het bestuur, waarin het niet teleurgesteld werd, want op de bewuste Zaterdagavond moest Veerman, die als
| |
| |
liftboy fungeerde, een tijd lang onafgebroken op en neer gaan om alle jonge gasten op tijd te kunnen boven brengen.
Het bestuur had op de vrije middagen hard gewerkt en het resultaat was, dat menig bezoeker, wanneer hij het clublokaal binnentrad, een kreet van verrassing slaakte. Badend in een witte gloed stonden op de spiegelende houten vloer zes lange zitbanken, omringd door een keurcollectie van technische apparaten op zware werkbanken en een groot aantal brillante foto's aan de smetteloos witte muren. Uit een luidspreker in één van de hoeken parelde een melodieuze stroom van zoete Hawaï-muziek, glas-helder van toon. Op een hoge houten standaard stond Freds smalfilmprojector, de lens gericht op het mat-glanzende parelscherm. Naast de projector had Leo zijn installatie opgesteld: de grote, licht-blauw gelakte balansversterker, uitgerust met zes blinkende Amerikaanse lampen, kanjers van transformatoren en smoorspoelen, een milli-ampèremeter en pijlvormige draaiknopjes op aluminium schaaltjes; de gramofoon met de lichte en soepele Rothermell-Brush-kristal-pick-up en een stapel platen. Er was nog een tweede projector, die niet voor films, maar voor het vertonen van lantaarnplaatjes bestemd was. Dit apparaat was afkomstig van Taco Speekhout, ‘dat jong met die pracht van een Leica’, die de uitnodiging van de Hobby Club om bestuurslid te worden, met dankbaar enthousiasme had aangenomen. Hij had gevraagd of hij op de propaganda-avond zijn kleurenfoto's op diapositieven mocht vertonen. De anderen hadden onmiddellijk daarin toegestemd, uit ervaring wetend hoe weinig jongens bekend waren met de werkelijk verbluffende mogelijkheden der moderne kleurenfotografie en hoeveel indruk het projecteren van de resultaten daarvan op ieder zou maken.
In de radioamateurs-‘stand’ hadden Poldervaart en Veerman een serie ontvangtoestellen tentoongesteld, w.o. een kristalontvanger in een lucifersdoosje met als bijschrift ‘de kleinste ontvanger ter wereld’ en een gevoelige super-heterodyne-kortegolf-ontvanger, voorzien van ‘de wereld in huis’. Electriciteit, fotografie en film waren eveneens vertegenwoordigd op de tentoonstellingstafels: Freds filmuitrusting, bestaande uit de Ciné Kodak 8-filmcamera met diverse kleurenfilters, zonnekap, blikken dozen met films, plakpers, viewer, statief en panoramakop; Taco's Leica, de droom van zo menig fotograaf, ontwikkeltank, kleinbeeld-vergrotingsapparaat, electrische belichtingsmeter en andere optische hulpmiddelen; en
| |
| |
enkele staaltjes van technische knutselwerkjes van Hans van Zuilen zoals een morse-schrijfapparaat, een electrisch alarmtoestel en een zeer ingenieus geconstrueerde automatische booglamp.
Bij één werkbank leek het of de daarbij behorende knutselaar zijn werkzaamheden onverwachts had moeten onderbreken. Naast een nog niet geheel voltooid gramofoonopname-apparaat stond, en dat nog wel op zijn kant, het chassis van een in aanbouw zijnde omroepontvanger, omringd door rolletjes montagedraad, isolatiekous, harssoldeer, tangetjes, schroevendraaiers, soldeerbout, vijl, doosjes met condensatortjes, weerstanden, bouten, moeren, lampvoeten, soldeerlipjes en andere onderdelen, montagemateriaal en gereedschap. Een bouwtekening en een principeschema completeerden het technisch stilleven, dat de modern-aangelegde jongens deed watertanden.
In kleine groepjes wandelden de bezoekers door het clublokaal, door tal van vragen en geestdriftige uitroepen tonend hoeveel belangstelling zij voor het tentoongestelde hadden. Het grootste opzien wekte evenwel het scheikundig laboratorium en dat was ook geen wonder, omdat Tjark precies wist hoe hij zijn medeleerlingen kon imponeren. Ook het bestuur had eenvoudigweg paf gestaan, toen Tjark, die elke hulp van de hand had gewezen en alles zelf had gedaan, na drie ritjes met een volgeladen bakfiets en twee middagen van onafgebroken zwoegen, zijn vrinden had verzocht het heiligdom der Chemie binnen te treden. Aan zijn uitnodiging gevolg gevend, waren zij even diep onder de indruk gekomen als nu de bezoekers en ook zij hadden een diepe bewondering gevoeld voor den jongen, die met bescheiden middelen zijn liefhebberij had weten uit te breiden tot een hobby van zo groot formaat.
Omgeven door een waas van geheimzinnigheid en bestraald door het koud blauwig wit licht van een daglichtlamp stonden daar binnen de muren van het laboratorium de vreemdsoortigste glazen apparaten opgesteld, waarin borrelend gekleurde vloeistoffen en dampen circuleerden. De etiketten der vele honderden potjes en flesjes met chemicaliën droegen mystiek aandoende opschriften als, NH4OH O.1 N, H2SO4 96%, Na2S2O3 en C15H31COOH, sommige voorzien van een grijnzend doodshoofd, alle gesteld in de geheime code der scheikundigen. Op houten rekjes lagen de meest wonderlijk gevormde producten der glasblazerijen: dikbuikige kookkolven
| |
| |
en dunhalzige Erlenmeyers, wijde kristalliseerschalen en ranke pipetten, sierlijke schei-trechters en dun-wandige bekerglazen, met fijne streepjes gecalibreerde buretten en maatcylinders, horlogeglazen, vultrechters, weegflesjes, destilleerkolven, reageerbuizen en nog tal van andere glazen instrumenten. De jongens keken hun ogen uit: een uiterst gevoelige microbalans in een glazen kast, een oude Zeiss-microscoop, een waterstraalluchtpomp en een zwavelwaterstof-Kipp, porceleinen smeltkroezen en mortieren, diverse branders en statieven met tal van klemmen. Iedere bezoeker werd er door gepakt, door de mysterieuze sfeer, die hier hing en die nog versterkt werd door een eigenaardige, ietwat zoetige maar verder ondefinieerbare geur.
- Dit hier is een inrichting om door gefractionneerde destillatie twee dooreengemengde vloeistoffen van elkaar te scheiden, legde Tjark uit en wees op een kolf met een rode vloeistof, die verwarmd werd door de puntig blauwe gasvlam van een koperen Bunzen-brander en via een verticaal opgestelde spijkeropzet, een glazen buis met puntige glazen steeltjes aan de binnenkant, en een schuin aflopende koelerbuis waardoor leidingwater stroomde, met een tweede kolf in verbinding stond, waarin drupje voor drupje een heldere vloeistof lekte.
De rode vloeistof is een mengsel van twee vloeistoffen met verschillend kookpunt, die ik van elkaar scheid door de ene ‘over te destilleren’, terwijl de damp van de andere door haar lager kookpunt in de verticale spijkeropzet condenseert en terugloopt naar de oorspronkelijke kolf. Wat jullie misschien merkwaardig zult vinden: wanneer de vloeistoffen geheel van elkaar gescheiden zijn, zullen beide waterhelder, dus kleurloos zijn. Het mengsel bevat nl. een rode kleurstof, de indicator phenolphtaleïne, die onder bepaalde omstandigheden van rood naar kleurloos omslaat. Straks moet jullie je maar eens van dit wonder overtuigen. Hier sta....
- Zeg, willen jullie naar het clublokaal gaan? De voorstelling gaat beginnen! kwam Leo waarschuwen en fluisterde tegen Tjark: - Weet je wie ook gekomen is? Verburg! En er zijn 46 jongens! Wat 'n hoop, hè?
Het geroezemoes in de zaal verstomde, toen Leo even later het geïmproviseerde podium betrad en zijn blik over de lange met jongens gevulde rijen liet gaan. Onder doodse stilte nam hij het woord, heette zijn toehoorders hartelijk welkom en lichtte hen in korte, heldere zinnen in over doel en opzet van
| |
| |
de Hobby Club, waarbij hij vermeed in détails te treden.
- Mede namens de rest van het bestuur, zo besloot hij zijn inleidende toespraak, dank ik jullie allen voor jullie aanwezigheid, die ons, en daar ben ik zeker van, in staat zal stellen veel van onze, zo niet al onze plannen te verwezenlijken. In grove lijnen weet jullie nu wat de bedoeling is van onze club. Ik hoop niet alleen dat ons programma in ieders smaak zal vallen, maar tevens dat het beantwoorden zal aan zijn doel: jullie er van te overtuigen, dat een hobby heel wat meer kan zijn dan zo-maar-een-liefhebberijtje, jullie duidelijk te maken met welk doel wij de Hobby Club hebben opgericht. En wanneer dat het geval is, dan is het ogenblik gekomen om al onze plannen tot in bijzonderheden bekend te maken, dan is het tijdstip daar om jullie uit te nodigen als lid tot de Hobby Club toe te treden. Maar eerst zullen de leden van het bestuur jullie van hun hobby vertellen en laten zien en horen, wat zij er mee bereikt hebben. Fred Vermeer, secretaris van de Hobby Club en leider van de filmafdeling, opent de rij van sprekers en zal enkele door hemzelf opgenomen films laten zien. Ik geef het woord aan Fred Vermeer....
- Toen ik vijf jaar was en mijn ouders een dag op reis waren, zo begon Fred, was ik uitbesteed bij een destijds nog ongetrouwden oom, die veel hield van kinderen maar er weinig slag van had ze te vermaken. Wat deed hij na ettelijke mislukte pogingen om zijn neefje aangenaam bezig te houden? Hij nam mij mee naar de bioscoop, naar Cinema Royal, waar een Wild-West-film draaide. Vechtlustige cowboys.. woeste paarden.... fel gekleurde liefdesavonturen.... moderne paedagogen zouden hun voorhoofd fronsen, maar ik dank daaraan het geluk van mijn hobby. Al het speelgoed, alle prentenboeken waren vergeten: voor mij bestond er nadien niets anders dan de bioscoop. Mijn vader was daar minder mee ingenomen, want zoonlief praatte en zeurde over niets anders dan over die prachtige bioscoop. En daar hij me nog veel te klein vond voor de bioscoop en toch van het gezeur af wilde wezen, liet hij me door Sinterklaas een kinderbioscoopje, een blikken projector met een kaars en een handslinger uit de Franse Bazar, cadeau doen. Het zeuren hield op, ik speelde met mijn bioscoopje, ging er geheel in op en draaide mijn films zo vaak, dat films en projector versleten en kapot raakten.
- Met m'n zevende verjaardag kreeg ik een nieuw, een beter filmapparaat, weliswaar nog met een handslinger maar met een sterke electrische lamp. Op vrije middagen gaf ik
| |
| |
filmvoorstellingen voor ooms, tantes, neefjes, nichtjes en vrindjes; achteraf bekeken een gevaarlijke liefhebberij, want tientallen meters hoogst brandbare celluloïd-film lagen over de grond verspreid en één vonk uit de sigaren der zwaarsmokende ooms zou voldoende geweest zijn om het hele huis in lichten laaie te zetten. Gelukkig is dat nooit gebeurd. Zoals andere jongens boeken kregen, kreeg ik films; zoals Doornroosje oftewel De schone slaapster in 6 delen en De vrolijke spuitgasten met Stan Laurel en Oliver Hardy. Een enkele keer mocht ik mee naar de echte bioscoop en eens zag ik bij een bezoek van de Koningin een auto van Polygoon met op het dak daarvan een man met een grote driepoot met daarop een geheimzinnig zwart toestel; een man.... die filmde.
- Deze laatste gebeurtenis veroorzaakte een ommekeer in mijn leven. Was het voordien mijn hartewens geweest bioscoopoperateur te worden, nu wilde ik cameraman worden.... en dat wil ik nog. Mijn oom, die goeie beste oom, schonk me op mijn elfde jaar een echte goede filmcamera, de Cine Kodak 8, die ik nu nog gebruik. Een jaar daarop volgde een projector, oom betaalde de films tot ik ze zelf kon bekostigen, ik filmde wat los en vast zat, verknoeide veel materiaal door mislukte opnamen, maar volgens het beproefde recept ‘Al doende leert men’ kreeg ik de grondslagen van de filmtechniek toch zo langzamerhand onder de knie. Volleerd ben ik allesbehalve en daarom moet je de twee films, die ik nu ga vertonen niet vergelijken met de rolprenten van de bioscoop, die door een staf van deskundigen met de meest geperfectionneerde, technische apparaten zijn opgenomen. Bovendien maak ik gebruik van 8mm-smalfilm, welker prestaties verre ten achter staan bij die van de 35-mm-normaalfilm. Wat je nu te zien krijgt, zijn amateurfilms, opgenomen met bescheiden middelen.
Het zaallicht flapte uit en Fred startte zijn projector, die zoemend een helder gekleurd beeld op het parelscherm wierp: bruine, drogende vissersnetten tegen een azuurblauwe hemel, waartegen zich in fel-witte letters de begintekst aftekende:
URK
Experimentele kleurenfilm
door Fred Vermeer
| |
| |
De begeleidende muziek, die Fred en Leo speciaal voor de films hadden uitgezocht, liet hierbij een krachtige volksmelodie horen, die na enkele maten overging in een vriendelijk speels melodietje, dat goed bij het beeld paste: de boottocht over de kabbelende golfjes van het IJsselmeer en de aankomst in de schilderachtige Urker haven. Het was een kort, maar prachtig filmpje, dat, vlot gemonteerd, een kleurrijk beeld gaf van het zo merkwaardige eiland met zijn pittoreske huisjes, bewoners en klederdrachten. Voor verreweg de meesten der toeschouwers was een dergelijke amateursfilm in kleuren een noviteit en dank zij de goede belichtingstechniek van Fred kwamen de prachtige kleuren goed tot haar recht. Close ups van bruingebrande en gerimpelde koppen van stoere vissers, van vrouwen aan de was en kinderen in hun spel werden afgewisseld door opnamen van bruingeteerde huisjes, vissersboten, pittoreske straatjes en geveltjes en wijde vergezichten van de vuurtoren over zee en eiland. Er weerklonk dan ook een luid applaus, toen wegtrekkende aanlegsteigers met tot afscheid wuivende vissersvrouwen het einde van de film aangaven.
- Het vorige jaar, zei Fred als toelichting van zijn volgende film, heb ik een trektocht door Zwitserland gemaakt, waarbij ik in jeugdherbergen heb overnacht. De hele maand Augustus zwierf ik rond in het kanton Wallis, dat aan Italië grenst en Zermatt als touristisch centrum heeft. Van deze avontuurlijke tocht, alsmede van trekken in buitenlandse jeugdherbergen in 't algemeen, hoop ik jullie mettertijd wat meer te vertellen. Nu zal ik alleen het laatste deel vertonen van de uit drie delen bestaande film, die ik van mijn reis heb opgenomen. Je moet dan weten, dat na een reeks goed geslaagde bergtochten een hartstochtelijk verlangen in me opkwam om de 4000-meter-grens eens te overschrijden, m.a.w.: om een vierduizender te beklimmen. Diverse pogingen daartoe mislukten wegens slecht weer en toen het een week lang vrijwel onafgebroken geregend had en ik nog maar drie dagen in 't vooruitzicht had, smolt mijn hoop als sneeuw voor de zon. Ik zat toen in Saas Fee, een idyllisch alpendorpje ten noordoosten van Zermatt en maakte daar kennis met een jong verloofd paartje, Zwitsers, dat de Strahlhorn, een 4191 meter hoge ijsreus tussen Saas Fee en Zermatt, wilde beklimmen. Ze vroegen of ik meeging, een uitnodiging, die ik maar al te graag aannam, en ter voorbereiding van de tocht sloegen we proviand in, bestudeerden we kaarten en gidsen en maakten we
| |
| |
rugzakken, gletschertouwen en piekels in orde. Wonder boven wonder bracht de volgende dag stralende zonneschijn en wolkenloze hemel. 's Middags vertrokken we en bereikten na een heerlijke klauterpartij de Brittannia-hütte, die op 3020 meter hoogte temidden van uitgestrekte gletschers is gelegen. In deze berghut aten en sliepen we. 's Nachts om één uur werden we gewekt. We kleedden ons vanwege de strenge vorst daarboven dik aan, namen een stevig ontbijt, of souper, hoe je 't noemen wilt, en gingen om twee uur, onderling door touwen verbonden, op weg. Het was een maanloze nacht, maar het licht van de flonkerende sterren wierp een zwak blauw schijnsel over de besneeuwde gletschers. We volgden het spoor van een groep alpinisten, die, begeleid door gidsen en bijgelicht door lantaarntjes, voor ons uit gingen. Na een vrij zware tocht over de woeste ijsmassa's bereikten we de 3800 meter hoog gelegen Adlerpas, waar het laatste deel van mijn film begint....
Het zaallicht doofde uit, de muziek zette in en op het doek verscheen een beeld van de Adlerpas, blijkbaar opgenomen met behulp van een zelfontspanner, want daar zat Fred, bijna onherkenbaar door zijn windjack en zijn zwarte sneeuwbril, een hardgekookt eitje te pellen; terwijl het Zwitserse meisje op een Metabrander theewater kookte en de jongen zijn gezicht invette. Sneeuw en ijs omringden hen en achter een diepe afgrond opende zich een groots vergezicht van gletschers en bergtoppen. In langzaam voorbijschuivende beelden ontrolde zich het ganse hooggebergte-panorama, aanvankelijk overheerst door een edel-gevormde pyramyde van rots en ijs, de Matterhorn, Koning der Bergen, aanvoerder der heirlegers van gletschers, wier zilveren mantels glansden in de gouden morgenzon. Maar de Matterhorn schoof voorbij en links in het beeld doemde de kolossale Breithorn op met zijn scherp getande rotskam, die loodrecht oprees uit de steil afbrokkelende ijsmassa's. De Breithorn werd gevolgd door de wit-besneeuwde koepels van de Pollux, Castor en Lyskamm, weldra overstemd door de monumentale Monte Rosa-groep met haar spitse ijspieken. Ten slotte werd de Strahlhorn zichtbaar, de in een ijspantser gehulde reus, die het drietal nu ging beklimmen.
Voetje voor voetje ging het omhoog langs de nog stijfbevroren sneeuwhelling, die gedurig in steilte toenam, zodat het na verloop van tijd noodzakelijk was met het ijshouweel treedjes in de harde sneeuwkorst uit te hakken. De helling bleek over te gaan in een smalle steil aflopende rotskam, de
| |
| |
Grat, die in wijde slingeringen naar de top voerde. Met de grootste voorzichtigheid werkten de jongelui zich daarlangs omhoog, klauterende met handen en voeten, een dankbaar gebruik makend van pieksels en touwen. Aan weerszijden onder hen, honderden meters diep, glinsterde het ijs der gletschers, maar zij duizelden niet, zelfs niet bij de zwaarste en gevaarlijkste passages. Bijzonder spannend waren de laatste meters tot de top, die slechts met de uiterste krachtsinspanning overwonnen konden worden. Maar eindelijk stonden zij dan toch op het hoogste punt, de smalle, langgerekte top, bijna 4200 meter boven de zeespiegel, waar het leek of de gehele wereld zich aan hun voeten uitstrekte en het uitzicht over ontelbare toppen, dalen en gletschers meer dan 100 km. ver reikte. Er woei echter zo'n snijdend gure wind daarboven en de steile afgronden waren zo duizelingwekkend diep, dat een lang verblijf op de beijsde top gevaarlijk was. Ja, het was er zo koud, dat sommige opnamen trilden doordat Fred, ondanks statief, truien en handschoenen, had staan bibberen. Dus ging het in snel tempo omlaag, terug naar de Adlerpas.. Vandaar daalde het drietal langs een uiterst steile sneeuwhelling af naar de Findelengletscher, gebruik makend van de treedjes, die andere alpinisten in het ijs hadden gehakt. Desondanks bleef het een zwaar karwei, zodat ze blij waren, toen ze de gletscher bereikt hadden. Maar nog waren de moeilijkheden niet voorbij; nu moesten ze zich een weg banen door een waar labyrint van ijs, doorkloofd door tal van diepe gletscherspleten, die ze met een fikse sprong moesten overbruggen. Na nog tal van avonturen beleefd te hebben kwam het drietal via lariksbossen en alpenweiden in het dal van Zermatt. Zeventien uur na hun vertrek uit de Brittannia-hütte bereikten zij de Zermatter jeugdherberg. Onder moeilijke omstandigheden had Fred goed werk verricht en toen een wegvagende Zwitserse vlag het einde van de film aangaf, werd Fred geestdriftig toegejuicht.
Hij dankte voor het applaus en verzekerde zijn toehoorders, dat de film nog heel wat beter geweest zou zijn, indien hij deze tocht met de Hobby Club had gemaakt, hetgeen zijn geacht auditorium gerust als een voorspelling mocht opvatten....
Tot slot van zijn voordracht sprak Fred over de plaats, die het filmen in de Hobby Club zou innemen. Hij toonde het inwendige van zijn camera, legde de werking er van uit, vertelde het een en ander over de kunst en techniek van het filmen, kondigde het opnemen van een propagandafilm aan en
| |
| |
overwoog het maken van een schoolfilm ter gelegenheid van het vijftig-jarig bestaan van de school in de volgende zomer. Hij besprak de vele mogelijkheden, die samenwerking tussen film-, fotografie-, electriciteits- en scheikundemaniakken zou bieden, toonde aan dat jongens met aanleg voor tekenen, toneelspelen en verhalen schrijven zich bij het filmen nuttig konden maken en wekte zijn toehoorders op zich bij de Hobby Club aan te sluiten.
De volgende spreker was Hans van Zuilen. Onder een gezellig babbeltje over electriciteit als hobby peuterde hij een oud zaklantaarnbatterijtje uit elkaar en haalde er de koolstaven uit. Om twee daarvan wond hij een stuk ijzerdraad, waarover hij een doorboorde rubber ‘kurk’ had geschoven. De rechte uiteinden van de ijzerdraadjes bevestigde hij met enkele schroeven op een plankje, nadat hij in één der draden een flinke lus had gelegd. De schroeven verbond hij vervolgens met een snoer. Toen hij daarmee klaar was, - het hele karwei had nog geen tien minuten geduurd, - zei hij, dat hij van bijna waardeloos materiaal een lamp gemaakt had, die in lichtsterkte en helderheid een normale gloeilamp verre overtrof. Om dit te bewijzen, verzocht hij één van de jongens het licht op één lamp na uit te draaien, duwde de stekker van het snoer in de contra-stekker van een tweede snoer, dat via een electrisch kacheltje op een stopcontact was aangesloten, pakte één van de gummistoppen beet en drukte de ene koolstaaf tegen de ander. Een spetterend geluid werd hoorbaar, enkele vonkjes spritsten rond en de tegen elkaar gedrukte uiteinden der koolstaven werden rood-gloeiend. Toen verwijderde hij die uiteinden enkele millimeters van elkaar, een felle lichtboog overspande de wit-gloeiende koolspitsen en de aldus ontstane booglamp straalde een verblindend licht uit, dat spierwit van kleur was. Kreten van verrassing stegen op uit de rijen der toeschouwers, die niet verwacht hadden, dat zulk een simpel apparaatje zo'n overweldigende lichtkracht zou hebben. De muren waren ééns zo wit en de puntvorm van de lichtbron veroorzaakte scherp begrensde slagschaduwen daarop.
Op verbluffend simpele wijze had Hans aangetoond, hoe attractief het resultaat kon zijn van eenvoudige knutselarbeid met eenvoudige middelen. Ook zijn volgende proeven gaven daar blijk van. Zo demonstreerde hij zijn telegraaftoestel, dat uit een seinsleutel en een schrijftoestel, alle door hem zelf vervaardigd, bestond, en vertelde hoe hierin o.m. sigarenkistjes, onderdelen uit oude wekkers, garenklosjes, een kapotte vul- | |
| |
pen, elastiekjes en serpentine waren verwerkt. Hij wond de veer van een uurwerk op en begon te sleutelen op de seinsleutel. Uit het schrijfapparaat kroop een papierlint, waarop als door een magisch bestuurde hand punten en strepen waren geschreven. Na zijn toehoorders een huistelefoon, een electriseerapparaat, een motor, een alarmtoestel en een electrisch geheim slot te hebben getoond, vertelde hij van zijn jongste experiment: een inrichting voor beeldtelegrafie. Maar daarvoor had hij de hulp van radio- en scheikundemaniakken nodig, die hij zonder twijfel zou vinden.... in de Hobby Club. Aldus op het terrein van de club geland weidde Hans uit over de genoegens, die jongens met belangstelling voor electriciteit in de Hobby Club te wachten stond.
Na Hans was de beurt aan Tjark, die zijn publiek al dadelijk op een serie daverende knallen vergastte door in een mortier wat kaliumchloraat met zwavel te stampen. Toen de toehoorders half verdoofd waren, stak hij de brand in een grote bus met Bengaals vuur van eigen fabrikaat en veranderde zodoende het clublokaal in een zee van rood licht. Plotseling leek het of een wit-ziedende bliksemstraal de vuur-rode gloed doorkliefde: Tjark had enkele meters magnesiumband ontstoken. Toen de toehoorders, die eigenlijk geen toehoorders meer genoemd konden worden omdat zij half verdoofd waren, toen de toeschouwers, die eigenlijk geen toeschouwers meer genoemd konden worden omdat zij half verblind waren, toen, om neutraal te blijven, de aanwezigen naar lucht hapten om van de emoties te bekomen, leek het of het clublokaal in één gigantische peredrup (zijnde het enkelvoud van peredrups) was veranderd, want alles geurde en smaakte doordringend sterk naar peredrups: Tjark had een wolk amylacetaat door de zaal gestoven.
Vervolgens ontpopte hij zich als goochelaar: een ondoorzichtig bruine en een blauwe vloeistof bij elkaar in één kolfje, even schudden, hokus, pokus, pilatus pas en het mengsel werd waterhelder. Een rode vloeistof er bij: het bleef waterhelder. Een waterheldere vloeistof er bij: het werd purperrood. Een gele vloeistof er bij: het werd blauw. Een blauwe vloeistof er bij: het werd geel. Een gele vloeistof er bij: het werd.. neen, het mengsel werd niet blauw, maar begon te bruisen en te koken en schuimde over de rand van de kolf. Tjark nam van twee flesjes de glazen stoppen, drukte die tegen elkaar en onmiddellijk steeg een dichte rookwolk op. Fijne, witte vlokjes dwarrelden omlaag: salmiak, ontstaan uit ammonia en zout- | |
| |
zuur. Als in een non-stop revue met 1001 taferelen ging het voort: Tjark pakte een fles met olijven, viste er met zijn zakmes eentje uit en sneed daar een schilfer af, die hij in een grote bak met water gooide. Onder snijdend sissen en oorverdovend knallen, af en toe grote vlammen uitschietend, schoot het over het wateroppervlak. Wanneer het tegen de kant botste en afgeremd werd, bruiste en borrelde het water alsof het onder heftige schokken kookte en volgde er een hevige explosie, een vlam en een knal, waarop het stukje ‘olijf’ in andere richting over het water schoot. Nadat dit opwindend sensationele schouwspel enige tijd had voortgeduurd, vond er zo'n hevige explosie plaats, dat het schilfertje in een wijde boog door de zaal vloog. Tjark rende het achterna, pakte het snel in een doek en wierp het terug in de pot met.... bolletjes natrium in petroleum.
Geen variété-artist had meer succes kunnen oogsten dan Tjark. De schijnbare nonchalance, waarmee hij te werk ging, zijn wonderbaarlijke handigheid en de droge, maar tevens oergeestige wijze, waarop hij van zijn hobby vertelde: dit alles, tezamen met de zinsbegoochelende, chemische toverkunsten, bracht het publiek in verrukking. Met dat al klonk door zijn voordracht toch een serieuze ondertoon, die met klem pleitte voor het er op nahouden van een hobby. Het deed er niet toe welke hobby; àls je maar een hobby had, daar ging het om. Maar je moest er wat voor over hebben om het hoogste geluk van de hobby deelachtig te worden. Hijzelf bv. had zich drie jaren lang snoep, ijsco's, roken, bioscopen en alle mogelijke andere pretjes en uitgangetjes ontzegd om al zijn zakgeld aan de uitrusting van zijn laboratorium te kunnen besteden.
Aan het slotnummer van zijn programma gekomen vulde Tjark een tien-literse stopfles met water, waarin hij onder voortdurend roeren verscheidene zoet-geurende vloeistoffen uitgoot. Met een hevel bracht hij de troebel-bruin-paarse inhoud van de stopfles over in een vijftigtal glazen, die Hans van de cantine van het kantoor had geleend. Tijdens dit overschenken vertelde hij, hoe het in zijn prille jeugd altijd zijn ideaal was geweest nog eens limonade te drinken, die uit enkele verschillend gekleurde lagen bestond. Na jarenlange experimenten was hij er in geslaagd zijn ideaal te verwezenlijken en waarlijk, toen de toeschouwers met aandacht de glazen bekeken, zagen zij hoe zich in de glazen drie lagen vloeistof van elkaar afscheidden: een rode, een melkachtig witte en een blauwe laag. Weldra vormden de rijen glazen één langgerekte
| |
| |
vaderlandse driekleur, hetgeen aan het publiek een stormachtig gejuich ontlokte.
Tjarks toverdrank smaakte voortreffelijk en had niet alleen drie kleuren, maar ook drie verschillende smaken: de rode laag smaakte naar peredrups, de witte naar amandelen en de blauwe hield het midden tussen gember en mandarijn. De jongens moesten het magisch brouwsel voorzichtig drinken, daar de lagen zich anders dooreen mengden en de smaak in die van dropwater veranderde. Voor het geval er extra dorstige kelen waren, die niet met één glas konden volstaan, had Tjark nog een tweede toverdrank in petto gehouden. Toen hij dit bekend maakte, meldden zich vijf liefhebbers aan. Tjark nam vijf glazen mee naar zijn lab om ze, zoals hij zei, ‘schoon te maken’, keerde met vijf vrijwel schone glazen terug, nam een kolf gevuld met gewoon leidingwater en goot daarmee de glazen vol. Tot grote verbazing van de toeschouwers vulde het eerste glas zich met gele limonade, het tweede met rode, het derde met groene, het vierde met paarse, het vijfde met oranje limonade en dat alles met gewoon water in ‘vrijwel’ schone glazen. ‘Vrijwel’, want Tjark verklaarde naderhand, dat op de bodem der glazen wat wit poeder had gezeten, dat met water verschillende kleuren limonade had opgeleverd.
Tijdens de pauze, waarin gezellige muziek werd gedraaid en de jongens onder het genot van een door het bestuur gepresenteerde sigaret genoeglijk keuvelend rondwandelden, bleek uit de gesprekken hoe geestdriftig de algemene opinie was. Uitdrukkingen als ‘Geweldig, hè?’, ‘Reuze leuk, zeg!’, ‘Mieters in één woord,’ ‘Net op onze school, wat een bof!’ en ‘Moordclub, vin-je-niet?’ waren niet van de lucht en het zag er naar uit dat zeer veel jongens zich als lid zouden opgeven.
- Mijn eerste hobby, opende Taco Speekhout de rij van sprekers na de pauze, was het verzamelen van.. nee, niet van postzegels of sigarenbandjes, maar van lege zeeppoeder-pakjes. Rare liefhebberij! zul je zeggen. Toch niet, want uit de pakjes knipte ik ‘waardebonnen’, die ik met waar engelengeduld opspaarde. Ik was daarbij aan vele verleidingen blootgesteld, omdat 50 bonnen recht gaven op een indianenboek van Karl May, 100 stuks op een stoommachine en 250 op een paar rolschaatsen. Dat ik al die verlokkende aanbiedingen kon weerstaan, kwam doordat je voor 500 bonnen een fotografietoestel, een echt fototoestel, kreeg. 500 bonnen, dat betekende 500 pakjes zeeppoeder! En we gebruikten er op zijn hoogst twee per week! Volgens Bartjens moest ik vijf jaar sparen! Dat
| |
| |
duurde me te lang en ik zon op andere middelen. Pogingen om door extra vuile handen en voeten het verbruik van zeeppoeder te mijnen huize te doen stijgen, mislukten. Toen ging ik als een welbespraakte handelsreiziger alle tantes af en wist door mooi-klinkende praatjes de meesten van hen te overreden òns merk zeeppoeder te gebruiken. Een nieuw merk zeeppoeder, even goed en een halve stuiver goedkoper, dreigde mijn reclame-campagne in de war te sturen. Een winkeljuffrouw trachtte het in mijn bijzijn m'n moeder aan te smeren. Ik kon 'r d'r ogen wel uitkrabben. Maar ik bedacht me en verkondigde wijsgerig, dat het zo goedkoop was dat het vast en zeker het weefsel aantastte. Bij m'n tantes beweerde ik hetzelfde.... en met succes. Toen ik negen jaar was, kon ik 500 bonnetjes naar de zeeppoedermaatschappij sturen. Na een week, die ondanks de twee jaar sparen, een eeuwigheid leek, ontving ik een Kodak Browny box-camera.
- Zoveel moeite ik voor mijn ordinaire ‘zeepkistje’, zoals mijn box in de familiekring werd genoemd, had moeten doen, zo gemakkelijk kwam ik aan dat juweeltje op camera-gebied, de Leica, met de Contax de beste kleinbeeld-camera. Toen ik veertien was en in familie- en kennissenkring al een zekere reputatie genoot als portretfotograaf, maar dat als éénoog in het land van blinden, kwam een achterneef van me tengevolge van een auto-ongeluk om het leven. Ik had hem nauwelijks gekend, maar ik wist, dat hij persfotograaf was in Nijmegen. Daar hij ongetrouwd was, kwamen zijn bezittingen aan zijn ouders en zijn moeder meende in de geest van den overledene te handelen door zijn fotografische uitrusting in handen te geven van dat familielid, dat evenals haar gestorven zoon opging in de fotografie. Ik was de enige in de familie, die een foto-hobby had en kreeg: een Leica met behalve de gewone f.2. lens een groothoek- en een telelens, een Leitz vergrotingsapparaat, diverse kleurenfilters, een electrische belichtingsmeter, een daglicht-ontwikkeltank, een glanspers, porceleinen schalen, glaswerk, films, chemicaliën, handboeken, een statief met panoramakop, een gesynchroniseerde bliksemlichtlamp, kortom: de complete uitrusting van den modernen persfotograaf.
Taco verklaarde, dat hij zijn best deed om de nagedachtenis van zijn gestorven achterneef in ere te houden door zo goed en zo serieus mogelijk te fotograferen. Hij vertelde van zijn loopbaan als amateur-fotograaf, van het kiekjes maken met de box tot aan de kleuropnamen met de Leica, en trachtte zijn
| |
| |
toehoorders duidelijk te maken waarom hij de fotografie zo'n warm hart toedroeg.
In de fotografie vond je kunst en techniek op ideale wijze verenigd: als hobby bevredigde het niet alleen je belangstelling voor techniek, maar tevens je gevoel voor schoonheid. Hiervoor was geen kennis van droge formules, van wis-, natuur- en scheikunde nodig, - je ogen, verstand, smaak, fantasie en gevoel: die deden 't 'm! Fotografie was meer dan ‘zo-maar-een-plaatje-maken’, fotografie was een voortdurend zoeken naar volmaakte schoonheid, een voortdurend experimenteren met lijn- en vormwerking, met lichtval en compositie, met lichtcontrasten en andere interessante problemen, die deels technisch, deels kunstzinnig van aard waren, fotografie was een hobby, waarin je je ganse persoonlijkheid kon leggen.
Wat was heerlijker dan er met je camera op uit te trekken, op zoek naar schoonheid in mooie plekjes van de natuur, in schilderachtige stadsgezichten, in mensen en dieren? Wat was er heerlijker dan in een snapshot 'n flits van heel het bruisende leven-om-je-heen te vangen en als een vonk van levenslust voor altijd gloeiend te houden? Wat was er heerlijker dan de herinnering aan huis en hof, aan uitstapjes en vacanties, aan familieleden, vrinden en kennissen, de herinnering aan alles wat je dierbaar is, in de ware zin des woords ‘levendig’ te houden? Niets; volgens Taco kon geen hobby zo'n volmaakt genot bieden als de fotografie. Waar je vroeger als ongeduldige stadsmens haastig voorbijging, bleef je als fotograaf een poosje staan. Het doel daarvan was een goede foto, maar het middel, het alles goed in ogenschouw nemen, gaf de grootste vreugde. En dan het genoegen van zelf ontwikkelen, afdrukken en vergroten niet te vergeten: getuige te zijn van het wonder, dat op een smetteloos blank vel papier als door een toverhand gepenseelde lijnen en tinten zichtbaar werden, die natuurgetrouw weergaven wat je gefotografeerd had. Hoe trots en gelukkig voelde je je niet met de brillante vergrotingen? Trots als elke mens, die scheppend werk heeft verricht; gelukkig, omdat je weer een stapje nader was gekomen tot je ideaal: heer en meester over stof en licht, een goed fotograaf te zijn!
- Fotografie hoeft niet duur te zijn, zoals velen ten onrechte menen! betoogde Taco. Aan materiaal en chemicaliën voor ontwikkelen en fixeren kost één kleurenopname je nog geen kwartje. Vergroten, zelf vergroten, is ook niet duur.
| |
| |
Een vergroting van 13 bij 18 centimeter kost je een dubbeltje. Zo zie je hoe zelfs afwerking van films, afdrukken en vergrotingen de moeite loont. En dat niet alleen: je kunt er meer tijd en zorg aan besteden dan een fotograaf, hetgeen vooral bij vergroten betere resultaten oplevert. Je kunt volgens je eigen smaak te werk gaan en dan: wat geeft er meer voldoening dan het besef, dat je foto's in alle opzichten eigen werk zijn? Eigen werk: daar gaat niets boven!
Taco deelde mee, dat hij de complete uitrusting van zijn donkere-kamer ter beschikking stelde van de club en haar leden. Hij wilde niets liever dan dat alle leden van de Hobby Club, die in het bezit waren van een fototoestel, naast hun oorspronkelijke hobby met succes en enthousiasme de amateurfotografie zouden beoefenen, en verzekerde zijn toehoorders dat hij, om dit doel te bereiken, alles zou doen wat binnen zijn vermogen lag.
De kroon op Taco's boeiende verhandeling vormde de projectie van kleurenfoto's op diapositieven, lantaarnplaatjes. Slechts weinig jongens waren bekend met de verbluffende mogelijkheden der moderne kleurenfotografie, die zonder technische moeilijkheden opnamen in natuurlijke kleuren mogelijk maakte. Toen Taco dan ook zijn kleurenfoto's vertoonde, stond het publiek eenvoudig pàf! Wat een zuivere kleurenpracht, wat een fijne tekening en wat een mooie plastiek! Bloembollenvelden.... herfstlandschappen met een brand van rode, gele en bruine bladeren.... groentemarkt met rode, witte en groene kolen, kroppen sla, gele komkommers en andere groenten.... tere meisjeskopjes met een gulden omlijsting van blonde haren.... zonsondergang aan zee: het silhouet van een schelpenvisser met paard en kar tegen de purperen watervlakte, waarboven de bloedrode zonnebal zweefde.... boomgaarden in witte en rose bloesempracht.... ja, zelfs een regenboog vertoonde zich in zijn spectrale kleuren op het projectiescherm. De laatste opname was het merkwaardigste: het Muntplein bij avond: de fascinerende lijnen der neonlichtreclames, bont weerspiegeld door het glimmend-natte asfalt en links daarvan het ranke profil van het sierlijke Munttorentje, dat zich nog net zichtbaar aftekende tegen het zwartblauw van de avondhemel.
De kleurenfilms waren prachtig geweest, maar de kleurenfoto's, om die te karakteriseren: daartoe schoten alle woorden te kort. Taco had het pleit gewonnen. Hij werd overstelpt met complimentjes en bestormd met vragen en toen deze beant- | |
| |
woord waren, nam hij bij het licht van twee schijnwerpers met overspanningslampen een serie foto's van publiek en sprekers.
De sensaties waren niet van de lucht, want plotseling bulderde een stem door de luidspreker: Hullo, hullo, this is Tokio calling, bringing you a Programme of Japanese folksongs! waarop een voor westerse oren vals klinkende potjes-en-pannetjesmuziek inzette, die een schrille huilerige vrouwenstem begeleidde. Poldervaart had zijn kortegolfontvanger ingeschakeld, die via een geïmproviseerde antenne, een koperdraadje tussen de eiken steunbalken, draadloze klanken uit het zo ver verwijderde Japan oppikte en deze door tussenkomst van Leo's balansversterker ten gehore bracht. ‘Tjprrrr’, ratelde een sneltelegrafiezender, ‘Tuutuutet tuutet tetuutetet’, ‘piepep piepep piepiepepie’ en ‘tetetet taataatetaa tetaatet’ tjilpten enkele scheepszenders in koor, toen hij met de fijnregelknop de afstemcondensator naar de 25-meter-band draaide. ‘.... and don't forget: Super Milk Cream is the ideal food for your baby!’ klonk een sympathieke meisjesstem uit de luidspreker, gevolgd door een verbijsterende vloed van jazz-klanken en een heldere mannenstem: This is the CBS, the Columbia Broadcasting System from Senectady, United States of America!’ Langzaam draaide Poldervaart verder: meeslepende swing-music van Tommy Dorsey, uitgezonden door de NBC, de National Broadcasting Corporation in New York.... majestueuze symfonische klanken van het Philadelphia Symphony Orchestra onder leiding van Leopold Stokowski.... Pittsburg.... Chicago.... Boston: alle stuwden zij hun radiogolven over de grote haringvijver naar het clublokaal op de Herengracht in Amsterdam.
Tussen 21 en 19 meter meldden zich de radio-amateurs aan, die zich van doodgewone mensen alleen daarin onderscheidden, dat zij er een radio-hobby op nahielden en met door henzelf gebouwde zend- en ontvangapparaten draadloos contact onderhielden met amateurs in andere steden, andere landen en zelfs andere werelddelen. De 20-meter-band, bij uitstek geschikt voor lange-afstands-verkeer, herbergde een hele volksstam van deze zendmaniakken, die meest met telegrafie, maar ook met telefonie werkten. Poldervaart tracteerde het publiek eerst op een gesprek tussen een amateur in Glasgow, Schotland en één in Indianapolis in de Verenigde Staten, dat natuurlijk over radio, radio en nog eens radio ging. Daarna volgden de jonge gasten, voorzover zij het nogal radde Engels
| |
| |
konden volgen, de conversatie tussen een amateur in Winnipeg, Canada en een tweede in Auckland.... Nieuw Zeeland, bijna 20.000 kilometer van Holland. Toen Poldervaart vertelde, dat ook dit binnen het bereik van de Hobby Club lag, dat ook haar stem binnen afzienbare tijd door de aether zou golven, keek zijn gehoor hem verbaasd aan. Meende hij dat in volle ernst, zou dat werkelijk mogelijk zijn? Welzeker: binnen een jaar, zo voorspelde Poldervaart, zou de Hobby Club zijn eigen kortegolfzenders bouwen. Hijzelf en Leo waren al ijverig bezig er de voor het zendexamen benodigde kennis van radiotechniek in te stampen. De club zou daarin een cursus geven, niet alleen techniek, maar tevens morse seinen en opnemen. Elk lid kon aan die cursus deelnemen, elk lid kon aldus zendamateur worden.
Ter kennismaking met de Hollandse zendamateurs stemde Poldervaart zijn ontvanger af op de 80-meter-band, waar enkele interessante babbeltjes waren te beluisteren. De amateur PAoSK in Meppel vertelde zijn collega PAoRM in Leiden van zijn jongste experimenten met frequentiemodulatie en wisselde zijn verhaal af met een serie hoogst merkwaardige geluidsproeven. De jonge radiomaniakken onder het publiek genoten van het met radiotermen doorspekte relaas en luisterden met gespannen aandacht. Toen de draadloze conversatie te technisch en daardoor onbegrijpelijk werd, draaide Poldervaart een streepje verder: ON4KK te Kortrijk in België richtte in sappig Vlaams een algemene oproep tot Hollandse en Vlaamse amateurs, die werd beantwoord door PAoWK in Amsterdam. Er ontspon zich een interessant gesprek over metingen van modulatiediepte met kathodestraalbuizen, dat Poldervaart tot zijn spijt moest afbreken, omdat het zo zoetjes aan al vrij laat werd op de avond. Fluks liet hij nog enkele zendamateurs op de 40-meter-band horen, meest Engelsen en Fransen, en eindigde zijn demonstratie met een uitzending, die op suggestieve wijze het tijdsverschil op aarde aantoonde. ‘Voor! hoog! zij! neer!!’ golfde onder hevige fading-verschijnselen een stem uit de luidspreker. Met vragende blik keken de aanwezigen Poldervaart aan.
- Wij gaan zowat naar bed, hè? zei deze. Welnu, wat je daar hoort, is een uitzending van.... ochtendgymnastiek van de Nirom te Batavia, uitgezonden door zender PMA in Bandoeng....
Poldervaart vertelde nog het een en ander over de wereld van de korte golf, liet daarbij een simpel éénlampstoestelletje
| |
| |
zien, waarmee hij op koptelefoon meermalen Amerika, Indië en zelfs de zwakke zender van Nairobi in Afrika had ontvangen en maakte daarna plaats voor Veerman, die over de bouw van eenvoudige omroepontvangers sprak.
Leo zou de grote slotredevoering houden en daarin alle plannen van de Hobby Club volledig bekend maken. Hij had zijn speech zorgvuldig voorbereid om na alle boeiende voordrachten en technische sensaties aan het slot van de avond toch nog voor een climax te kunnen zorgen. Tevens had hij voor dit doel als een goed strateeg, een aantal reserves achtergehouden, te beginnen met de balansversterker. Deze had hij tot nog toe op halve kracht laten spelen; nu was het ogenblik daar om de sluizen van het geluid geheel te openen en de volle energie van 15 watts over het lokaal uit te storten, nu kon hij laten horen, waartoe de moderne balansversterker in staat was.
Overdonderend!! was de eerste indruk van het publiek, toen een machtig trompet- en bazuingeschal, begeleid door dofdreunende paukenslagen en zwaar-gonzende contrabassen door de zaal bulderde. Ondanks zijn kracht als van een woedende orkaan was de kwaliteit van het geluid verrassend goed: de bassen klonken gaaf en donzig, de hogere registers zuiver en helder. Dit laatste bleek vooral, toen Leo de finale van het virtuoze vioolconcert van Brahms draaide, waarbij alle instrumenten van het negentig man tellende symfonie-orkest volledig tot hun recht kwamen en de solo-violist door zijn brillante spel en geraffineerd-kunstige techniek zelfs den meest verstokten jazz-enthousiast deed verstommen. De volgende opname was van een geheel ander genre: swing music, een opname van Benny Goodmann and his orchestra, waarin op hun beurt de bewonderaars van klassiek moesten erkennen, dat mannen als Goodman en Gene Krupa meesterlijke instrumentalisten waren. De laatste plaat vertegenwoordigde het lichtere repertoire der klassieke componisten: de Bloemenwals uit de Suite Casse-Noisettes van Tsjaikowski, één alles voortstuwende golving van meeslepende strijkersklanken, waar doorheen de speelse tonen der houtblazers en de ruisende accoorden der harpen klaterden.
- Jongens van de Hobby Club! als ik jullie bij wijze van voorschot ten minste al zo noemen mag, sprak Leo. Wanneer ik als kind in de vacanties fietstochtjes op de Veluwe maakte, werd mijn blik altijd getrokken naar dat deel van de horizon, waar een menigte dunne spitsen omhoog stak. Daar
| |
| |
lag, zoals mijn vader me vertelde, rijkszendstation Kootwijk: voor mij de geheimzinnigste plek op aarde. Wat ik voor onmogelijk gehouden had, gebeurde: ik mocht het bezoeken, als negenjarige mocht ik doordringen in het heiligdom der radiogolven. In Kootwijk, temidden van de reusachtige zenders, werd mijn radiohobby geboren. Kort daarop begon ik op de gebruikelijke wijze mijn loopbaan als radioamateur: ik prutste een kristalontvangertje in elkaar. Kristalletje, dierbaar klein kristalletje! Jou zal ik nooit vergeten, jou zal ik mijn eerste gedicht wijden, mocht ik het ooit in mijn hoofd krijgen de dichtkunst te gaan beoefenen, want jij was het, die me inwijdde in het wonder der draadloze, jij was het, die zowel ontroering als belangstelling in me wekte door uit het niets klanken te toveren, die me de volle, diepe bekoring van het radioamateurisme hielpen ontdekken. Want jij, klein kristalletje, wees me op het onschatbare voorrecht van den radioamateur: van de muziek, van de ontvangst te kunnen genieten als beloning voor zijn arbeid. Alleen den radioamateur, die met moeite zijn toestellen in elkaar knutselt, kan daardoor de ware voldoening van het wonder der radio ten deel vallen. Toen al begreep ik dat.
- Sindsdien ben ik mijn radiohobby trouw gebleven. Jij, kristalletje, spoorde me daartoe aan. Jouw stem was een fluisterstemmetje, je gaf maar twee, op zijn hoogst drie stations, soms door elkaar nog wel, maar juist in die onvolmaaktheid school wellicht je grootste verdienste, je grootste kracht. Dat immers zette me er toe aan een beter, krachtiger en gevoeliger toestel te bouwen. Eén-, twee- en drie-lampstoestellen volgden elkaar op, de gramofoon en korte golf deden hun intrede in mijn zolderkamertje. Heel de wereld lag binnen mijn bereik: mijn toestelletje nam me over bergen en dalen, over oceanen en woestijnen mee naar verre landen, aetherreizen, waarop ik een flinke dosis talenkennis opdeed. En dat niet alleen: dank zij de radio leerde ik de klassieke muziek waarderen en genieten.
- Wat ik in de radio zo bewonder zijn al haar onbegrensde mogelijkheden. De radio is even veelzijdig als veelbelovend met haar talrijke actuele, artistieke, culturele en technische uitingen; het karakter van de radio is zoals wij zo graag ons eigen leven zien: rijk, gaaf en verrassend. Nieuws, lezingen, hoorspelen, reportages, muziek en amusement brengt ons de radio als omroep, interessante en leerzame experimenten als hobby.
| |
| |
Na deze landing op het vliegveld ‘Hobby’ verklaarde Leo, dat de Hobby Club haar ontstaan dankte aan één der aanwezigen: mijnheer Verburg. Deze was hoogstverbaasd en moest enige tijd zijn voorhoofd fronsen eer hem een licht opging en hij het verband begreep. Om de rest van de aanwezigen de samenhang tussen mijnheer Verburg en de Hobby Club duidelijk te maken, vertelde Leo van de natuurkundeles en van de bezielende woorden van mijnheer Verburg en gaf daaraan in korte trekken weer, hoe via de boekhoudles de oprichtingsvergadering en de bereidwilligheid van den vader van Hans van Zuilen uit het woordje ‘samenwerking’ de Hobby Club was gegroeid. Ten slotte bood hij namens het bestuur van de Club mijnheer Verburg het erelidmaatschap aan, waarop de leraar opstond en sprak:
- Ik had niet verwacht, dat mijn woorden zo'n onmiddellijke uitwerking zouden hebben. Het is voor een leraar altijd prettig om te merken, dat hij niet geheel en àl voor de banken praat. En wat het erelidmaatschap betreft: het zal me een groot, een zeer groot genoegen zijn deel uit te maken van jullie veelbelovende club. Want dit kan ik jullie zeggen: de opzet van deze avond is mijns inziens zo geslaagd en getuigt van zoveel ernst, dat ik jullie zonder aarzelen een grote toekomst durf voorspellen. Jullie ‘idee’ is in één woord schitterend en naar jullie optreden te oordelen geloof ik dat jullie 't klaar zult spelen. Ik zal jullie zoveel helpen als in mijn vermogen ligt. Om te beginnen zal ik Maandagmiddag van vier tot half zes een ‘natuurkunde-practicum’ instellen, een les die wel op het gymnasium bêta, maar niet op de H.B.S. bestaat, maar die, vooral voor jullie, nuttig en interessant zal zijn. Leden van de Hobby Club kunnen daaraan deelnemen. Indien de directeur er geen bezwaar tegen heeft, vindt de cursus plaats in het scheikundepracticum-lokaal; de amanuensis zal assistentie verlenen. Ik zal een uitgebreide serie proeven op het gebied van warmte, geluid, licht en electriciteit opstellen, die jullie bij je hobbies van veel nut kan zijn. Mochten er te veel deelnemers zijn, dan stel ik een tweede middag beschikbaar. Liefhebbers, die - en dat als voorwaarde - lid van de Hobby Club zijn, verwacht ik Maandag over een week in het scheikundepracticum-lokaal....
Met een hartelijk applaus dankte zowel bestuur als publiek mijnheer Verburg voor zijn prachtig aanbod, dat de attractie van het lidmaatschap niet weinig verhoogde. Leo zette daarop zijn redevoering voort en sprak over de organisatie van de
| |
| |
club, de contributie, de indeling in verschillende technische groepen en de onderverdeling daarvan. Hij las het reglement voor, gaf een korte toelichting daarop en behandelde vervolgens het programma der werkzaamheden.
- Om de samenwerking tussen de diverse groepen zo groot mogelijk te maken, om een bepaald doel en om een bepaald tijdstip voor ogen te hebben, kozen we als vast aanknopingspunt de as.s Kerstfuif van onze school, temeer omdat daar vertegenwoordigers van andere scholen komen, hetgeen van groot propagandistisch belang kan zijn. Op dit jaarlijks terugkerend hoogtepunt van ons schoolleven moet de Hobby Club tonen wat zij waard is.
- Het hoofdobject van de radio-afdeling in de komende maanden zal dan ook zijn: een uitgebreide versterkerinstallatie, bestaande uit: twee gramofoons met motor en pick-up, twee microfoons, een 25 watt balansversterker en één of twee krachtluidsprekers. De microfoons zullen wij zelf maken; experimenten zullen uitwijzen welk type het beste voldoet: een band-, een electro-dynamische, een kristal- of een marmerblok-Reisz-microfoon. De versterker wordt een krachtpatser: 25 watt output, kwikdampgelijkrichter, 500 volt gelijkstroomhoogspanning, vier voorversterkerlampen w.o. twee duotriodes voor een electronenmixer, twee pushpull-geschakelde straalbundel-eindlampen; uitgerust met effectieve en regelbare contrast-expansie en -compressie, tegenkoppeling extra-basversterking, het laatste met een resonantiefilter; voorzien van een meng- en fade-inrichting voor twee ‘mikes’ en pick-ups, van een timbre-regeling, een wisselstroom-milli-ampère-meter voor amplitudo-contrôle en een uitgangstransformator met verschillende aanpassingen om de versterker zowel voor ‘public address’ (zoals op de schoolfuif) als voor gramofoonopname te kunnen gebruiken. Door de zo goedkope Amerikaanse lampen toe te passen en zelf de plaatstroomtransformator en afvlaksmoorspoel te wikkelen, zullen we de kosten er van betrekkelijk laag kunnen houden. Als resultaat van uitgebreide en hoogst belangwekkende proefnemingen en tal van middagen van knutselen en monteren zal onze installatie op de Kerstfuif een ‘klinkend’ bewijs vormen van de technische prestaties van de Hobby Club.
- Ook de electriciteitsafdeling onder leiding van Hans van Zuilen zal dan een ‘stralende’ en ‘schitterende’ proeve van haar bekwaamheid afleggen: een installatie voor toneelverlichting, bestaande uit drie booglampen met ‘hoge-intensiteit’- | |
| |
koolspitsen, gemonteerd op kogelgewrichten en voorzien van draaibare kleurenschijven, verstelbare reflectors met zilverspiegel en regelbare weerstanden. Voor onze filmafdeling, die een propagandafilm voor en van de club gaat opnemen, construeert de afdeling Electriciteit een studio-verlichtingsinstallatie met in alle richtingen draaibare overspanningslampen met reflectors, verwisselbare diffusiefilters en statieven, met schakelborden en serie-parallelschakelaars. De geluidstechnici van onze radioafdeling zorgen voor een gramofoonopname-apparaat en voor microfoons, die in combinatie met de versterkerinstallatie onze propagandafilm ‘sprekend’ zullen maken.
- En niet alleen de radio- en electriciteitsafdeling, maar ook de filmafdeling, onder leiding van Fred Vermeer, zal ‘een licht werpen’ op de activiteit van de Hobby Club, want op de schoolfuif gaat de première van de propagandafilm. Alle clubleden en alle hobbies spelen daarin een rol, het opnemen er van zal niet alleen interessant, maar tevens leuk en gezellig zijn. Aan de hand van een pakkend verhaaltje zal de film een beeld geven van hoe wij in de Hobby Club alles zelf doen, alles zelf maken, hoe, op technisch gebied, ons niets te dol is, hoe wij, door samenwerking, het schijnbaar onmogelijke kunnen verwezenlijken. ‘Alles maken we zelf!’, ‘Ons is niets te dol!’ en ‘Samenwerking, vóór alles samenwerking!’: dat zijn de leuzen van onze club!!
Stelselmatig ontvouwde Leo de vele plannen: de technische cursussen, de bibliotheek, de wenselijkheid van het beschikbaar stellen van onderdelen, het schrijven, drukken en uitgeven van een krant, de avonden en middagen waarop de club haar bijeenkomsten zou houden, de vergaderingen en bestuursverkiezingen, de rechten en verplichtingen der leden, de propaganda, de stok-achter-de-deur van drie maanden schorsing bij achteruitgang op school (hierbij zat mijnheer Verburg als teken van instemming verwoed met zijn hoofd te knikken), de verschillende mogelijkheden om geld te verdienen en de contributie; alles liet hij de revue passeren.
- De contributie, één gulden per maand, is nogal hoog, maar je begrijpt dat voor de verwezenlijking van onze plannen veel geld nodig is. Mocht iemand lid willen worden zonder dat hij zoveel kan betalen omdat het inkomen van zijn vader geen extra uitgaven toelaat, dan kan dat, geheel kosteloos. Je hoeft je er niet voor te schamen om je in dat geval tot het bestuur te wenden en kunt er van op aan, dat dit onder-ons, dat wil zeggen onder het bestuur, blijft. Onder ons
| |
| |
jongens mag het immers niets uitmaken of de een z'n vader toevallig wat minder verdient dan de ander.
- We beschikken over voldoende technische middelen om voor het nodige amusement te zorgen. Eens per maand houden we een gezellige avond, waarop we leuke gehuurde films vertonen, vrolijke voordrachten houden, muziek maken en eventueel dansen. Elk lid neemt een natje of een droogje, en eventueel een vriend.... of een vriendinnetje mee.
- Nu ik aan het slot van mijn redevoering en daarmee aan het slot van deze avond ben gekomen, zou ik kunnen vragen: wie wil lid worden? Het lijkt me echter beter, dat je de zaak eens rustig overdenkt en met je ouders bespreekt en daarom nodig ik hen, die lid willen worden, uit op de volgende clubbijeenkomst, Woensdagmiddag 21 October a.s. om drie uur. Neem dan voor één maand contributie en alle technische spullen, die je ter beschikking van de club wilt stellen, mee.
- Houd jullie niet allen van experimenteren? Welnu, een experiment vol van leven en avontuur, het spannendste, interessantste experiment van jullie jongensleven wacht jullie: het experiment, dat Hobby Club heet. En daarom: treedt toe als lid! Zo gauw als 't kan!! Want dan behoor je tot de pioniers....’
|
|