| |
| |
| |
| |
Hoofdstuk II
- Maar jôh! Dat is een bàlzaal!!
- Misschien wordt het dat nog wel eens, lachte Hans tegen Leo. Nu is het alleen nog maar een clublokaal: òns clublokaal. Maar kom, ga binnen! Er is geen mens.
Enigszins bedremmeld overschreed het bestuur van de Hobby Club die Zaterdag de tiende October voor 't eerst de drempel van het clublokaal en voelde zich daar onmiddellijk ‘thuis’. Met een ‘vol verwachting klopt ons hart’ waren de jongens, opeengedrongen als asperges in een blikje, met de lift naar de bovenste verdieping van het eerbiedwaardig oude patriciërshuis gestegen, waar Hans van Zuilen een deur had geopend en de anders zo luidruchtige jongens een ogenblik sprakeloos hadden gestaan. Zoiets prachtigs, zoiets groots hadden ze niet verwacht en weliswaar verlegen, maar tevens blij verrast, waren ze binnengegaan. Daar was hun verlegenheid meteen verdwenen, want de sfeer van het clublokaal deed hun van begin af aan weldadig vertrouwd en gezellig aan. Dat vond zijn oorzaak in de aparte vorm er van. Het was maar niet zo'n kale rechthoekige kast, zo'n onaantrekkelijke ‘pijpela’ als je in de meeste kantoorgebouwen aantrof, neen, het had ‘cachet’, het had een eigen karakter, er aan verleend door de eigenaardige bouwtrant.
- Als je dat op een tekening van Anton Pieck zag, zei Leo op de zoldering wijzend, zou je niet geloven, dat zoiets in werkelijkheid bestond.
- Neen hè? zei Hans. Ik dacht wel, dat jullie die zoldering zoudt bewonderen. ‘Eeuwen kijk op U neer’, dat geldt ook hier, al zijn het er geen veertig, maar twee. Overigens: wat is het hier een zwijnenpan, hè? We zullen een driedubbele grote schoonmaak moeten houden. Ik ga even naar beneden om de nodige spullen te halen. Jullie weet je wel zoet te houden, kijk maar wat rond, misschien ontdek je nog een verborgen schat.
| |
| |
Toen Hans weg was, wandelden de vijf overgeblevenen op hun gemak door het nieuwe clublokaal, alles nauwkeurig in ogenschouw nemend. Tot twee meter hoog, de helft van de totale hoogte, reikten muren, die eens wit waren geweest, maar nu schuil gingen onder een grijs behang van stof en spinnewebben. Een tapijt van aaneengekoekt vuil bedekte de vloer, die uit gebeitste eikenhouten planken bleek te bestaan, toen Leo in een vlaag van ‘balzaal’-enthousiasme enkele zwierige Weense-wals-passen draaide en daarbij het tapijt over een brede strook openscheurde. Achter de vier grote ramen vermoedden de jongens een schilderachtige uitzicht op de Herengracht, dat nu echter door een korst van onbekende samenstelling op het glas aan het oog onttrokken werd. Maar al was het clublokaal één massief blok vuil, smeer, stof en spinnewebben geweest, de geestdriftige bewondering van de jongelui zou er niet onder geleden hebben. Ze hadden het vuil losgebikt en er uit gesleept, zo lang voortzwoegend tot er evenveel ruimte was geweest als nu. En wat waren ze blij met die ruimte, die kolossale ruimte! Wat echter de kroon spande en het lokaal zo'n attractief aanzien gaf, was de overkapping er van. Waar aan de bovenkant de muren eindigden, begon namelijk de binnenbetimmering van het grote zadeldak, die overbrugd werd door vier reusachtige, geknikte draagbalken van zwaar eikenhout, waarop een zoldering van rood-bruine planken rustte. Die zoldering was de vloer van het lang-gerekte hok, dat zich tot aan de nok van het dak uitstrekte en o.a. de motor van de lift herbergde. Van het geheel, de twee meter hoge, schuine dakkanten, de zwart-bruine, berookte draagbalken en de eiken zoldering, ging een eigenaardige bekoring uit, die de jongens wel konden aanvoelen maar niet konden analyseren. Was 't het schilderachtige, het antieke, de kleurcombinatie, de vorm van de balken die het 'm deed? Ze wisten het niet, maar waren eenstemmig in hun lof.
Hans bleef lang weg, maar toen hij terugkwam, stapte hij uit een lift vol met emmers, bezems, boenders, dweilen, stoffers, blikken, sponzen, zeemleren lappen, stofdoeken en andere huishoudelijke instrumenten, die hij snel uitlaadde om nog een vrachtje te halen: een stofzuiger met verlengsnoeren, een groot blik boenwas, twee trapleren, enkele boenblokken, wrijflappen en poetsdoeken, twee grote kwasten en een reuzen-emmer met witkalk. Een derde reis naar beneden voltooide de schoonmaak-uitrusting met twee ragebollen, die te lang waren om in de lift vervoerd te worden.
| |
| |
- Nu zullen we methodisch te werk moeten gaan, verklaarde Hans, want anders loopt de zaak in het honderd. We moeten eerst de zoldering en dan de muren stofvrij maken. Is dat gebeurd, dan kunnen we de vloeren van het ergste vuil ontdoen en daarna de ramen lappen. Vervolgens gaan we muren witten, waarna we de vloer een extra beurt moeten geven. Nadat hij van het dweilen is opgedroogd, zetten we hem in de was en gaan we boenen tot hij glimt als een spiegel. Ik heb de werkster een interview afgenomen en heb me, zij het dan theoretisch, de voornaamste grondslagen van de schoonmaaktechniek, laten bijbrengen en weet, dank zij mijn kennis van het hooghaarlemmerdaiks, wat het nut is van een ragebol, een zwabber, een boender en hoe je een stofdoek van een wrijflap en een poetsdoek kunt onderscheiden. Maar daar zijn we nog niet aan toe, we moeten eerst maar eens een paar emmers water gaan halen, dan kan Tjark meteen zijn toekomstig laboratorium bewonderen.
Gewapend met emmers volgden de jongens Hans, die hen naar ‘de ruimte van 3 bij 5 meter’ bracht, die door een dunne muur van het clublokaal was gescheiden en aan de tuinkant van het huis lag. Tjark wreef van plezier zijn handen, toen hij het lichte, ruime vertrek binnentrad. Het was beter onderhouden dan het clublokaal en minder vuil. De muren waren helder wit en de grote ramen, die over weelderige boompartijen uitkeken, lieten het daglicht ongehinderd binnenstromen. Er was een stenen aanrecht met een water- en een gaskraan. Wat hem echter verwonderde, was de aanwezigheid van een ouderwetse schouw, ingelegd met grappige tegeltjes van Delfts blauw.
- Die prentenverzameling daar, zei Tjark, zal me heel wat half vergiftigde longen kunnen besparen. Want wat in geen enkel lab mag ontbreken en wat ik thuis zo miste, een zuurkast, is hier in oorsprong aanwezig. Een kleine verbouwing en ik kan zonder gevaar die experimenten uitvoeren, waarbij zich vergiftige, bijtende of traan-verwekkende dampen ontwikkelen. Hans, weet jij soms of die schoorsteen trekt?
- Ik denk het wel, antwoordde Hans, omdat hij een hoog, zelfstandig rookkanaal heeft.
- Prachtig! zei Tjark. Dan zal het een ideaal lab worden, reken maar van yes. Maar wat heb jij, Fred? Het lijkt wel of je verliefd bent op die muur!
- Dat ben ik ook. 'n Eén-steens-muur, hè? Als we er mettertijd
| |
[pagina t.o. 28]
[p. t.o. 28] | |
De veldslag tegen het stof.... pag. 29
| |
| |
eens twee stenen uithaalden, weet je dan wat we krijgen? Nou??
- Een schat, een dot, een engel van een bioscoopcabine! spotte Leo.
- Precies! zei Fred. Want als de vader van Hans en de chef van ons laboratorium het goed vinden, is dàt de ideale oplossing: een projectiecabine in de lengterichting van de zaal en daarvan gescheiden door een dunne muur.
- Tegen het einde van de middag, zei Hans, komt mijn vader boven. Dan kun je het hem meteen vragen. Maar nu moeten we aan de slag, heren! Wapen u met dweilen en bezems, doordrenk u met de op schoonmaak beluste geest onzer vrouwelijke voorvaderen!! De slag tegen het stof gaat beginnen!!!
De veldslag tegen het stof duurde van twee uur tot half zes. De buit bedroeg negen asketels vol met stof en vuil, een resultaat, waarop de jongens niet weinig trots waren. De vloer was ‘om van te eten’, de vers-gewitte muren begonnen al drogende het ideaal van ‘Persil-wit’ te benaderen, de ruiten toonden onverzwakt de herfstkleuren van de massale iepen, terwijl de eikenhouten draagbalken, ontdaan van hun draperie van spinnewebben, het lokaal indrukwekkender dan ooit overspanden. Maar om dat te bereiken, hadden de jongens dan ook moeten werken als paarden: ze hadden als acrobaten op hoge trapleren gebalanceerd om de spinnen en de hen omringende antennestelsels een roemloos einde te doen vinden in de haardos der ragebollen, ze hadden als ware zonen van het land van Rembrandt met lustige zwieren de verfkwast gehanteerd, hadden met niet minder ware doodsverachting, diepe afgronden trotserend, de buitenkant van de ramen gelapt, hadden gepoetst, gestoft, gedweild, gebezemd en geboend, kortom: ze hadden een schoonmaaktalent getoond dat menig huisvrouw hen kon benijden. Het enige wat de jongens nog restte, was het in de was zetten en uitwrijven van de houten vloer, maar dat moest tot de volgende morgen worden uitgesteld, omdat de vloer nog nat was.
Onder het werk hadden de jongens uitvoerig met elkaar besproken hoe ze het clublokaal zouden inrichten en toen tegen kwart voor zes mijnheer Van Zuilen een kijkje kwam nemen, wisten ze precies wat hun de volgende dagen te doen stond. Nadat Hans hen aan zijn vader had voorgesteld, zeiden ze mijnheer Van Zuilen hartelijk dank voor de welwillendheid, waarmee deze de zolderverdieping tot hun beschikking
| |
| |
had gesteld, en beloofden het lokaal in goede staat te houden. Dit beleefde en spontane gebaar vond weerklank in het hart van Hans' vader, hetgeen bleek uit het antwoord, dat hij gaf op hun vragen.
- Jullie bent geen kinderen meer en daarom zullen we praten als man tegenover man. Zoals ik altijd met belangstelling de ontwikkeling van een nieuwe onderneming of handelszaak, zelfs als het een eventuele concurrent betrof, heb gevolgd, met evenveel, zo niet nog meer interesse zal ik de groei van jullie club gadeslaan. Je zult, alvorens je doel te bereiken, veel moeilijkheden moeten overwinnen en daarom zal ik 't je zo gemakkelijk mogelijk maken. Ten aanzien van deze zolderverdieping zal ik je de grootst mogelijke vrijheid en zelfstandigheid verlenen, een kwestie van vertrouwen, dat jullie je waardig moet betonen. Je jonge schouders zullen een zware verantwoordelijkheid moeten dragen. Daarin moet jullie je kracht tonen, moet je sterk zijn.... als mannen. Je begrijpt, wat ik daarmede bedoel. Meer hoef ik daarover niet te zeggen, jullie eergevoel doet de rest....
- Wat jullie vragen betreft, het volgende. Ik verwacht van je dat jullie mijn kantoor geen overlast zult aandoen. Op je eigen etage ben je vrij in je doen en laten, in de vestibule en in het trappenhuis daarentegen moet je je aan dezelfde regels houden als mijn jongste bediende. Dat betekent: niet fluiten, luid spreken of op andere wijze lawaai maken; alleen dan van de lift gebruik maken, wanneer niemand anders er op wacht; snel uitstappen en de liftdeur goed dichtdrukken; aan de voordeur goed je voeten vegen, niet hollen en niet met deuren slaan; kortom, je gedragen als een goed-gemanierde jongste bediende die promotie wil maken. Op je eigen verdieping mag dat alles wel, daar mag je, - en dit als antwoord op de vraag van Van der Sluis - zo veel lawaai met versterkers e.d. maken als je wilt. Op de tweede verdieping, direct onder jullie, zijn namelijk de monsterkamers, waar het personeel niet licht door een mopje muziek in de war zal raken. Dank zij de solide opvattingen van onze achttiende eeuwse bouwmeesters zullen de luidruchtige uitingen van de Hobby Club niet tot in de kantoorlokalen op parterre en eerste verdieping doordringen. En om te voorkomen, dat bij het openen van de deur van het clublokaal een golf van geluid door het trappenhuis spoelt, zal ik op het trapportaal een tweede deur laten aanbrengen, zodat we een soort van acoustische sluis krijgen.
- Zolang jullie clubkas magertjes is, ging mijnheer Van
| |
| |
Zuilen voort, betaal ik het gas- en electriciteitsverbruik. Ik laat het aan jullie over het tijdstip vas te stellen, waarna je dat zelf kunt betalen. Op de centrale verwarmingspijpen zal ik een radiator laten aansluiten. Deze moet, uitgezonderd bij strenge vorst, na afloop van een club-bijeenkomst dichtgedraaid worden. Jullie moet zelf een fietsenrek timmeren; zo dadelijk zal ik jullie in de kelder de plaats voor dat rek aanwijzen. Hier heb ik drie sleutels voor jullie: één van de voordeur, een Lips-sleutel, één van jullie clublokaal en één van het aanstaande laboratorium. Je moet zelf maar uitmaken, wie de sleutels onder zijn beheer neemt. Het voornaamste is, dat je de voordeur altijd goed op slot doet. Over die stenen-kwestie zal ik onzen metselaar raadplegen. Daar hoor je dan nog wel van. Nu is er nog één ding, dat ik je op het hart moet drukken: betracht de grootste voorzichtigheid wat vuur betreft! Ik laat het aan jullie over maatregelen te nemen om het brandgevaar tot het uiterste te beperken. Het vele houtwerk van kap en zoldering is zeer brandbaar!
Toen mijnheer Van Zuilen een kwartier later in de fietsenkelder met een ferme handdruk afscheid van de jongens nam en hun een ‘veel succes’ toewenste, voelden dezen zich trots en gelukkig. Trots omdat een ervaren zakenman als mijnheer Van Zuilen, een man met een brede kijk op het leven, vertrouwen stelde in hen en hun onderneming. Gelukkig, omdat de Hobby Club nu een eigen tehuis had. ‘Een prijs uit de loterij’ had Fred het clublokaal genoemd en dàt was 't.
* * *
- Dat zijn nog eens actieve clubleden! zei Fred de volgende morgen tegen Leo en wees op Poldervaart en Veerman, die zwaar trappend kwamen aanrijden en wier fietsen waren beladen met stoelen, koffers en tassen. De jongens hadden de vorige middag afgesproken alles mee te nemen, wat voor de meubilering van het clublokaal en voor de uitrusting van de club van nut kon zijn. Toen ze na een reisje met de lift in het clublokaal de buit inspecteerden, bleek deze boven verwachting te zijn. Wat ze niet allemaal bij elkaar gescharreld hadden! Acht stoelen, een bende gereedschap, tientallen meters snoer, tal van doosjes met spijkers en schroeven, honderden radio-onderdelen, stekkers, zekeringen en ander electrotechnisch materiaal, foto's en platen, de stapel werd steeds groter en nog waren alle tassen en koffers niet uitgepakt.
Niet zonder moeite had het bestuur een tientje bij elkaar
| |
| |
gekregen, waarvoor Leo de vorige avond bij Aurora loodkabel, lampen, fittingen, schakelaars en stopcontacten had gekocht. De eerste werkzaamheden van deze clubbijeenkomst waren dan ook het onder leiding van Hans van Zuilen aanleggen van een goede verlichtingsinstallatie. Er was bij Aurora een ‘extra-aanbieding’ geweest van melkglazen ballons, waarvan Leo had geprofiteerd door er vier stuks van te kopen. De lampen waren Philips Bi-Arlita 100 watt met inwendig gematteerde ballon. Schakelaars en stopcontacten zagen er in hoge mate ‘smakelijk’ uit. Zij waren geperst uit wit bakeliet; de viervoudige stopcontacten hadden de vorm van een platte vierkante doos met afgeronde hoeken en randen. Dank zij deze mooie nieuwe spullen en de nauwgezetheid, waarmee de jonge electriciens te werk gingen, was na twee uur van ingespannen arbeid het clublokaal voorzien van een verlichtingsinstallatie, die àf was. Aan de vier eiken draagbalken hingen de melkglazen ballons, op vier punten aan de wanden prijkten de stopcontacten, de leidingen waren zo veel mogelijk aan het oog onttrokken en op de plaatsen, waar de loodkabel langs de muren leidde, was deze wit geverfd. 's Avonds zou 't bestuur bijeenkomen om het effect van het verlichtingssysteem te beoordelen.
Na het aanleggen van de electrische leidingen kwam het timmeren van twee werkbanken aan de orde. Hans had voor vurenhouten balken en planken gezorgd, die, op maat gezaagd en geschaafd en aaneengevoegd door een menigte spijkers en schroeven, twee zware, stevige werkbanken opleverden. Uren lang was het daveren der hamers en het gieren der zagen niet van de lucht. Het zaagsel stoof naar alle kanten, de krullen rolden over de vloer en de jongens vonden het heerlijk, genoten van het besef, dat nu de knutselmachine van de Hobby Club eerst recht op vol toerental draaide. Het aantal PK's zou na de propaganda-avond nog belangrijk opgevoerd kunnen worden. En als de machine dan even gesmeerd liep als nu, kon het bestuur van de Hobby Club niet anders dan tevreden zijn over de gang van zaken.
Toen tegen vijven ook dit karwei achter de rug was en de jongens op hun gemak een sigaretje rookten, lieten Fred en Leo de foto's zien, die ze van hun eigen verzameling ter versiering van het clublokaal hadden meegebracht. Het waren glanzende 18 × 24 cm vergrotingen, opnamen uit bekende Amerikaanse films, portretten van favoriete sterren als Myrna Loy, Clark Gable, Errol Flynn, Olivia de Havilland en Spencer
| |
| |
Tracy, en van de beroemde regisseurs Frank Capra, Fritz Lang, Alfred Hitchcock en Cecil B. de Mille, werkfoto's waarop de uitgebreide technische staf, cameramen, regisseur, lichttechnici, geluidsingenieurs, script-girl, acteurs temidden van de vele décors, schijnwerpers, geluidscamera's, microfoons en andere benodigdheden waren afgebeeld.
De foto's van Leo, reclamefoto's van de grote radiofabrieken, toonden het inwendige van de nieuwste ontvangers en zenders, gramofoonopname-apparaten, omroepstudio's en contrôlekamers, zendmasten en zendlampen. Poldervaart had een reusachtig grote wereldkaart van Philips meegebracht, waarop alle kortegolfzenders en een tijdschaal waren aangegeven. Bij het opplakken van de foto's merkten de jongens hoe moeilijk het was en hoeveel goede smaak het vereiste om een groot aantal foto's zó over de muur te verdelen, dat een decoratief geheel werd verkregen Door de foto's trapvormige figuren te laten vormen, slaagden ze daar ten slotte in.
Wat zag het er nu gezellig uit! Toch was dit nog maar het begin en de jongens beraadslaagden, hoe ze het lokaal verder zouden inrichten. Oh, ze hadden nog zo veel nodig: stoelen tafels, nog op zijn minst vier werkbanken, eenvoudige, maar lange zitbanken als zitplaats voor het publiek op de propaganda-avond, rekken, kastjes en hangplanken voor het opbergen van onderdelen, materialen en gereedschap en wat al niet meer! Het meeste moesten ze zelf timmeren; dat was niks, maar hoe kregen ze dat alles klaar vóór de propaganda-avond, die ze op de aanstaande Zaterdag gesteld hadden? Hard werken en geen tijd verkletsen! luidde het parool en voor ze naar huis gingen om te eten, zaagden ze nog wat planken voor een werkbank. Onder het werk praatten ze honderd-uit, zo boordevol zaten ze met plannen en ideeën. Alles draaide nu om de propaganda-avond, waarvoor Fred een affiche had getekend, die hij 's avonds zou meebrengen. Leo vroeg zijn vrinden, of dezen hem 's avonds van huis wilden komen halen, opdat hij zijn versterker, gramofoon en luidspreker kon meenemen naar de Herengracht. Aard- en antenneleiding waren weliswaar nog niet aanwezig, maar Leo en ook de anderen waren zo benieuwd naar de acoustiek van hun clublokaal, dat ze een beetje ‘brom’ die avond wel voor lief wilden nemen. Met 'n ‘Dus om acht uur in de Beethovenstraat!’ namen ze afscheid van elkaar.
Zo gezegd, zo gedaan! Om half negen die Zondagavond draaide Leo een knopje om en een vloedgolf van helder-wit
| |
| |
diffuus licht stortte zich uit in het clublokaal, in één slag alle duisternis wegspoelend. Een uur later draaide Leo een tweede knop om en ditmaal barstte een stortvloed van klanken over het lokaal los. De acoustiek van het clublokaal bleek puik te zijn voor het weergeven van gramofoonplaten, hetgeen vooral te danken was aan de vorm van overkapping. Mede door de uitstekende kwaliteit van Leo's balansversterker klonk het geluid glashelder, misschien wel iets te helder, een tikje scherp zelfs, een gevolg van het geringe absorptievermogen van de muren, maar door de aanwezigheid van een groter aantal personen zou dit euvel vanzelf verdwijnen. De afmetingen van het lokaal gaven een nagalm, die kort genoeg was om geen storende echo te veroorzaken en lang genoeg om hinderlijk resoneren en andere vervormde bijgeluiden te voorkomen. Verplaatsing van de luidspreker zou de geluidskwaliteit wellicht nog verbeteren.
- Jammer dat we geen bal aan onze propaganda-avond kunnen vastknopen, zei Leo met een dood-ernstig gezicht. Dan bonden we wrijflappen om de schoenen der danslustigen, draaiden we, aan één stuk door, de wildste swing-platen en kregen we gratis onze vloer uitgewreven! Vooropgesteld, dat we de zaak van te voren in de was zetten natuurlijk!
- Da's waar ook! zeiden de anderen. We moeten de vloer nog oppoetsen!
- Dat kunnen we het beste uitstellen tot enkele uren voor de propaganda-avond, raadde Hans zijn vrinden aan. Een dansavond eens in de maand, met een stel aardige meisjes, en een gezellige mop muziek.... hmmm, dat lijkt me niet gek, wat jullie?
- Toekomstmuziek, antwoordde Leo, die echter gespeeld zal worden. Het lokaal leent er zich uitstekend voor, we hebben een perfecte dansvloer en wanneer onze grote versterker af is, zullen we over muziek niet te klagen hebben. Meisjes.. wat denk jullie, zouden we nog wel eens meisjes-leden krijgen?
De jongens keken elkaar aan en lachten, schaterden het uit.
- Ofschoon statuut nummer 4 het schone geslacht van het lidmaatschap uitsluit, zei Fred, zou een stel aardige, en vooral knappe meisjes ons van veel nut kunnen zijn. De film bv., daar hebben we een paar vrouwelijke sterren voor nodig.
- Over film gesproken, hoe staat het eigenlijk met de propagandafilm? vroeg Tjark.
- Och, wat zal ik je zeggen, antwoordde Fred, d'r dolen
| |
| |
enkele geschikte ideeën in mijn hoofd rond, maar die hebben elkaar nog niet gevonden. Zodra dat het geval is, en dat zal niet meer lang op zich laten wachten, neem ik een middag huisarrest, klad een halve blocnote vol en kom ik 's avonds met een scenario aanzetten.
- Zeg, zei Poldervaart ineens, weet je wat we moesten doen om nog meer foto's te krijgen? Een brief sturen aan Philips, daarin van onze club vertellen en vragen om foto's of reclameplaten. Desnoods hetzelfde grapje uithalen bij fabrieken als Stork en Heemaf. Doen??
- Natuurlijk, zei secretaris Fred, we riskeren er niet anders mee dan een paar postzegels. Morgen zal ik op de schrijfmachine van mijn vader een paar keurige briefjes tikken.
- Om nog eens op onze propaganda-avond terug te komen, zei Leo tegen Fred, het lijkt toch het beste ‘Toegang boven 14 jaar’ op de affiche te zetten. Niet dat de inhoud van jouw films dat nodig maakt, maar als we het niet doen, krijgen we een invasie van dat kleine grut uit de eerste klas, waar we, voorlopig althans, toch niks aan hebben. Ik zal morgenochtend in de pauze den baas even aanklampen om te vragen of we onze affiche op het aankondigingenbord mogen hangen. Morgen en overmorgen moesten we vooruit werken wat huiswerk betreft, dan kunnen we Woensdagmiddag in één stuk doorgaan aan de voorbereidingen van onze avond. Er valt nog zo veel te doen.... Wat doe jij met je lab, Tjark?
- Ik was van plan een bakfiets te huren om daarmee de hele santekraam, en dat is nogal zo het een en ander, in twee of drie ritjes hier naar toe te brengen. Ik zal van de opstelling van chemicaliën en glaswerk een goede ‘show’ maken, ik zal voor een indrukwekkende destilleeropstelling zorgen en zal als chemicus-goochelaar ons publiek op een serie verrassende en suggestieve scheikundeproefjes vergasten; enig geknal en gevaarloos vuurwerk is bij mijn programma inbegrepen.
- En een gloedvolle speech, niet te vergeten, zei Leo. En dat geldt voor ons allemaal: we moeten zo overtuigend te werk gaan, dat er voor onze bezoekers niet meer aan te ontkomen valt lid te worden, willen ze voor de rest van hun leven niet door gewetenswroeging gekweld worden. Hoeveel zouden zich opgeven.... hoeveel? Liggen jullie 's avonds in bed ook soms zo heerlijk te dromen en te fantaseren over onze club? Dan wordt ons clublokaal een luchtkasteel van glas, staal en beton, met radio- en televisiezenders, uitgestrekte
| |
| |
‘research’-laboratoria, filmstudio's en vliegtuigbouwhallen, hoogspanningsinstallaties, sterrenkijkers, electrische centrales, modelspoorwegen enz. enz. enz. Om je dood te lachen, als je nagaat dat onze kas zegge en schrijve 47 cent bevat en ons ledental het cijfer nul nog niet heeft overschreden.
- En toch zou ik voor geen geld van de wereld willen ruilen met dat luchthobbyclubkasteel, zei Tjark, want dit bouwen aan de toekomst, dit werken aan de verwezenlijking van een ideaal, heel dit opwindende, speculatieve gedoe: Wat is er heerlijkers denkbaar....?
|
|