Vlamrood(1920)–Hendrik de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Vergelding. (De vrouw): Dusdanig de vertwijfeling Van hen, die mij omgeven - Diergenen, welke ik tevens dwing De Schaduw na te streven: Te zweven in de tooverkring Der droom van dood en leven. (De man): Der weerschijn van uw haar, welks nacht Geen zonneflits verklaart; Uw trotsche vormen, welker dracht Slechts onweersgeur doorvaart, - Wier volle heerlijkheid omlaag In lichte vazen mijmert, - vaag- Ontwaard. (De vrouw): Genoeg. Mijn woord was hol geluid. Genoeg van zulk een leugen. De list, om argelooze buit Kortstondig te verheugen; De zwartste wijn te drinken uit Uw hart, met woeste teugen. [pagina 13] [p. 13] (De man): Genoeg. De diefstal was een ruil. Genoeg. De tijd is daar. 't Geheim wordt geen gewaar. - Verschuil U voor de moordenaar! De val - de kuil. Een peluw-bank Tot baar, om naast elkaar Te bloeden, hartstochts-krank. Een drank Tot slaap - helaas hoe swaar. Vorige Volgende