Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1103] [Niets dat voor die zon beschut.] * Niets dat voor die zon beschut. Geen schuur, geen bergplaats, geen hut. Leeg land. Niets tot menslijk nut. Geen woning. Geen waterput. Geen groef ook van ploeg of eg. Nergens een schepsel bespeurend praat ik in mijzelf; ik zeg veel bitters, hooploos betreurend hoe ik ginds op andre grond nimmer mijn bestemming vond. Nu loop ik een helling rond. Engte, waar ik nauwlijks doorkan. Daar slentert een knaap, zacht neurend. Versregels die ik al ken, anders wellicht slecht verstond. Hun droefheid maakt mijn pijn sterker: Ach, ze noemen mij de boorman. Waarom smijt ik mijn boor weg? Dat ik straks in poelen dreg? Ik, die de beste mijnwerker Uit heel Cartagena ben? Vorige Volgende