Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1059] [Rollende wolk, schuine zuil.] * Rollende wolk, schuine zuil. Klagende wind; ijl gehuil. Onder wegstervend goudpaars: rotsvesten, bouwvallen, schaars bewoond: nesten, vuns en vuil, in gleuven en gaten schuil. Wandlaars die voor 't wervelkluwen met grauw-duistre grijparm gruwen. Langs grillige nevelbanken flitst vuurschijnsel. Donders wrokken. Zie nu volk ter bidstond stuwen. Zie vensters vol kleurenspranken lieflijk uit spitsbogen lokken: bakens voor wie 't kwaad wil schuwen. Draaiend in buiteling, schokken klokken met smidshamerklanken: smeken of 't geweld mag luwen. Langs huizen- en heuvelnokken een vlucht van winterse vlokken. Aan 't ijsveld ontstijgen stormen. 't Oud kerkplein siddert. Het hagelt. Nog één vaag terras beklimmen. Een dwaaltuin vol starre vormen. Verbronsde en versteende schimmen. Waar monsters en duivels grimmen ligt Christus, op 't kruis genageld. Vorige Volgende