Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 1056] [Dwars door haar steppen aan 't zwerven,] * Dwars door haar steppen aan 't zwerven, eenzaam, verziekt neergezeten, troost mij weer 't stellige weten dat ik in Spanje wil sterven. Hier lokt nu met milde hoede de herberg, de leeg-vermoede. Maar neen: dit zigeunerpaar. Gebons als van zachte gongen. Ikzelf enig luisteraar. Hunkring en woede, bezongen bij 't stampgedreun der gitaar: bronst, afgunst. Hoe onheilzwaar daarginds mijn omdool. Hoe bloedde begeren, in kramp verwrongen. Diep duister. En blind gestaar. Verhitte hiernamaalsdromen. Gestalten als vlammenstromen. Schoonheids- en wellustfantomen. Zielsgeheim, fel openbaar. Drogbeeld, schrikwekkend volkomen. Waanzin, in kern heilig waar. Herinnring, bij roes van klank: Elvira, geen zeven jaar, maar trots, rijzig, rank. Verwonnen van zo vreemde en zwoele weelde scheen plots ter plaats waar zij speelde heel de armoe van stof en steen met noodlotsluister omsponnen en ruiste 't uit rijkste bronnen als waar 't vuurgezwerm der zonnen [p. 1057] door zwevende nevels heen of door 's hemels leegte, alleen om dit wonder Gods begonnen. Vorige Volgende