Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 433] Droomballade * Waar 't water 't ontzaggelijkst plaste Was 't pad met een steenhoop gestremd. Ik wist: hij moest komen. Ik tastte Naar 't wapen. Ik hield het omklemd. Ik voelde mijzelf de verraste: Niet één kwam genaderd, maar drie. Een stem, die hem stilte gelastte. Hij werd begeleid. Maar door wie? Ik hoorde hun schreden verzwakken Waar 't pad in de schuinte verdrinkt. Ik trad uit mijn schuilplaats van takken... Hier ligt hij, ten dode verminkt. ------------------ Wat mogen die lippen verzwijgen, Waar 't bloed over sijpelt en rint? Wat lisplen die slaaprige twijgen Tot hem die dit lichaam straks vindt? ------------------ De winterse buien bedaren. Zij klaren bij 't eerste gekriek. Onooglijke, schuiflende scharen Gaan levend naar 't graf: de fabriek. Het nevelt en dauwt op de lanen, 't Lantaarnlicht verflauwt en verflauwt. De kreet van de smachtende hanen: De kreet naar de morgen, die grauwt. Vorige Volgende