Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 412] Goyesca * Driften, elk uit uw duistere hoek Naar dees moordkuil samengedromd Om te voelen dezelfde vloek Waar dit ondier de nek voor kromt - Wat verbergt gij, wanneer gij uw kwaal Als de hel ongeneselijk weet, Uw besmetting met zulk een praal Als de hoer onder 't schandekleed? Zag men ooit een oranjehof Die tot weeldrige bloei ontsproot Aan de stenen, begruisd met stof, Tegen Sierra's, ijzig en dood? Gij, de sparboom gelijk, door de slag Van de donder terneergekrakt Op de rotsmuur, die nacht en dag Naar 't woestbruisende water snakt - Klinkt geen zang om uw dorre tronk Dan 't gekrijs van een gierenvlucht? Heeft uw koorts als enige dronk 't Bloed van deze barbaarse klucht? Na de rampen, die steeds weer d'omkanting Met afschuwlijke plassen bespatten, Na de val van de paarden, de planting Der los-klapprende weerhaak-latten, Blaast het sein; - langs de flanken leekt Het rood van een sombre rivier. De held van het feest, eer hij steekt, Walst en huppelt met wufte zwier. Soms verwacht zijn degen de stier, Vonken spieglend in 't zongelaai. - [p. 413] Steeds hersteld, weer onvolgbaar vlug Staand, bij telkens verstomd lawaai, Wijkt Moreno, de doek in de rug, Raaklings uit, met een wervelzwaai. Vorige Volgende