Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 179] Nacht * Een monstermaan, langs pluismoerassen glorend, Een zonnekroon, ten tegenkim getorend Met stille slangen, rood in stille vlammen En sterren, scherp de donkre sfeer doorborend. Verstrikt aan sprietenbundels, dobbren dammen, Wier knotsen, puilensmoe, zichzelve vilden, Wier hulzen zich krioelend opentilden Tot kuilen, tussen gulzig ruige schilden; Dan knallen hese vlinders rond bij schoten. Zij talmen toe, met schrik- of lustverstrammen, En tuimlen. 't Vratig diep, getril van tongen Opstuwend, waaierwijd, ontvangt hun sprongen. 't Gesjirp verstomt in greep van vaste klammen, Amechtig morrend wordt weer 't hol gesloten. Vorige Volgende