Verzamelde gedichten(1993)–Hendrik de Vries– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 174] Sterrenwerelden [p. 175] Tweekleurig verlichte wildernis * Gebroken pluimplantknoesten. - IJzerzanden roesten In branding, onder schuimrandbaren, roofdierwoesten, Wier aanvangsbulderingen 't wolkenleger tergen, Wier einden 't land met steelse rimpeling ontmergen. Door 't rag der schemer breekt opnieuw de dubble dag. Eén sneeuwgoudbloei bestert van kloof tot spits de bergen. De heemlen jubelen hun groet, hun vlammenvlag. De rosse zon en de safieren, gelijktijdig De kam der kim verlatend, spiegelen en wanken In 't meir, en sprankelen tweezijdig op de flanken Van zwavel, kwarts en kiezel. Sabelbossen blanken. Gedierten: wollen wormen. Vuurvliegkringen dringen Om kokers, waar een zwarte stekelvacht uit voortschuift. 't Zijn torens, van wier dubbelpunt een rustloos koord wuift, Wier voet, gespoord met raspen, schijnbaar tegenstrijdig In stuwing, geulen kerft, rechtlijnig evenwijdig. Vergroeide zakken, die elkander kracht ontzuigen. Gedeeltlijk onder stortingen bedolven, buigen Hun wortelen, de rotsen traag tot mortel zagend. Spiralen scherpen tussen zwaargeladen kolven Hun assen, zich als kranken tegen banken schragend. Weeklagend knerpen ballen, die van alle kanten Zich met hun snavels knippend in de hoogte werpen, En op hun snavelspitsen bij hun val zich planten. Vorige Volgende