De nacht(1920)–Hendrik de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Ramp. Door venster-sterren overhemeld, wemelt Het straatweb, met verkeer dat raatst. En afgrond nevens afgrond kaatst Het vergezicht Vol spoorberg-ruggen. - - - - Voor een botsing vlucht Het volk. Twee vlammenplassen wassen Uit wagenwrakken In gluip-gloor, hoog naar 't somber zwerk gericht. Het aarzelt vaal Met beurtelings verzwakken, Terwijl 't geslicht Plaveisel zucht. Een straal Geslingerd van de grasterrassen Vlaagt neer op 't staal. De spanten krakken, De raderborden slaan ineen En walming zwalpt van 't steen. Vorige Volgende