De nacht(1920)–Hendrik de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Mijn broer. Mijn broer, gij leedt Een einde, waar geen mensch van weet. Vaak ligt gij naast mij, vaag, en ik Begrijp het slecht, en tast en schrik. De weg met iepen liept gij langs. De vogels riepen laat. Iets bangs Vervolgde ons beiden. Toch woudt gij Alleen gaan door de woestenij. Wij sliepen deze nacht weer saam. Uw hart sloeg naast mij. 'k Sprak uw naam En vroeg, waarheen gij gingt. Het antwoord was: ‘.... Te vreeselijk om zich in te verdiepen. Zie: 't Gras Ligt weder dicht met iepen Omkringd’. Vorige Volgende