De nacht(1920)–Hendrik de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Droomspel. Men stampte rondom zijn verwarring-stichter, Vijand van 't bestaan, op een troon te praal. Men wendde de rij tot een dans bij 't maal En steenigd' een gods-pop ten schandepaal, Waarna ook die plaats werd - lichter, lichter. Al 't linnen ontving het langs gaten. Een hoofd zag verwrongen door 't hoogst gordijn. 't Festijn vierde Duitschlands ellende uitgelaten Met varkens, en taartstuk, met kannen en vaten, Met levend vreemd vocht in hartvormige schaal. 't Was d' eer der legers: hun roffel-taal Aan gene zijde van 't Fransch Kanaal. 't Gold uitmoorden veler kleurlingen-staten, Het zaaien tot honger, verderf of pijn, Langs Kaapland, Oranjerivier en Vaal. Doch rommel vol damping met resten wijn Verspoog men bij 't scheiden op 't eten-zwijn, Waarna ook die plaats werd - lichter, lichter. Al 't linnen schoof dichter. [pagina 18] [p. 18] Van 't zeeravijn riep de zon: ‘Verdwijn!’ Elk spook bleef een evene schijn. - De wijn Verspoog men bij 't scheiden op 't eten-zwijn. Waarna ook die plaats werd - lichter, lichter, En alles werd dichter. Vorige Volgende