De nacht(1920)–Hendrik de Vries– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Verdwaald. De bladerval ontrust het park, de stad Verheldert van de maan; eentonig spat Het laatst gesijpel op 't plat slijk der wegen. Omheinde tuinen en verpuinde stegen! De wijzers tergen 't scherp getuur, genaderd Aan 't weerziensuur. De toren, brons-dooraderd, Slaat galm. Een voorspel. Antwoord, zonder telbaar Toon-reeksen. Steeds weer muren. Onherstelbaar Verdwaald! Steeds helt het ruig hout heen in veen. De poort is onbereikbaar. - Overscheen Een glimp de diepten, zoo onthulde 't water De vorschen, die verhoopt met zwak geschater De biezen vullen. - Op de dijkweg trekt Een spoortrein, onvermoeibaar, schril-doorvlekt. Vorige Volgende