| |
| |
| |
Negende hoofdstuk
Jaap weet zich te redden, maar vader vindt het te erg. Woning te huur. Heeft moeder ook een geheimpje?
De kast kwam die avond vóór donker klaar en Jaap had nog juist de tijd, om zijn zwerm er in over te zetten. Hij zag er eerst wel een beetje tegen op, want hij had het nog nooit eerder gedaan en op hulp van vader behoefde hij niet te rekenen; die ging al op de loop, als hij maar een bij hoorde zoemen. Maar de meester had Jaap goed uitgelegd, hoe hij doen moest en het bleek genoeg mee te vallen. Hij plaatste de nieuwe kast naast de oude, op de plek waar de korf die dag gestaan had, zette de korf op de raampjes van de broedkamer en gaf er een paar flinke klappen bovenop. Toen viel de hele tros bijen naar beneden, op de raampjes, en Jaap dreef ze met de carbollap in de nieuwe woning. Daarna sloot hij de broedkamer van boven met een kleedje af, een oud stuk vloerkleed, dat precies op maat geknipt was en legde het deksel van de kast er op. De korf legde hij voor de kast en de bijen, die er nog in gebleven waren, vlogen na een poosje vanzelf de kast in, waar ze de koningin hoorden zoemen. Zonder een paar steken in zijn handen kwam Jaap er natuurlijk weer niet af, maar dat was niet erg. Op zijn gezicht konden de bijen niet komen, want hij had vooraf de kap opgezet.
| |
| |
Hij stond er nog even bij te kijken en zag, hoe een paar bijen rustig voor het vlieggat stonden te waaieren met hun vleugeltjes. Dat was een goed teken, daar kon je aan zien, dat alles in orde was: de koningin was binnen en de nieuwe woning stond de bijen aan. Fijn gezicht was dat, die beide kasten naast elkaar!.... Nu begon hij een echte imker te worden!
Hij nam de korf, om die op te bergen. Er zaten al een paar aardige stukjes raat in gebouwd. 't Was een wonder, wat zo'n zwerm op één dag klaar kon krijgen! Twee stukken zaten er nog in, een groter stuk was afgebroken en lag in het gras. Wat een prachtige witte raat was het en wat een mooie zeshoekige celletjes! In elk celletje zat al een eitje, een klein wit streepje, dat rechtop op de celbodem stond. Eigenlijk wel jammer, dat dat nu allemaal voor niets was gebeurd....
Hij stond met de korf in zijn handen. Kijk, dat was nu een mooie lokkorf, waar de meester van verteld had! Als hij die nu ergens in de tuin zette, wie weet, of er niet vanzelf een zwerm in kwam! Maar dat mocht niet, zei de meester. Het was niet helemaal eerlijk, want zo lokte je een andere imker de zwermen af. En iemand die het merkte, kon je de veldwachter op je dak sturen....
Neen hoor, hij deed het niet. Hij mocht tevreden zijn met de mooie grote zwerm, die hij gevangen had!.... Hij legde de korf onderstboven in de bijenstal; morgen zou hij die even terugbrengen. Dat was afgesproken: zodra hij er mee klaar was, de korf terug. Maar nu was het te laat. Het begon al schemerig te worden.
De volgende dag werkte vader aan de tweede nieuwe kast. Hij kwam nog een paar latjes voor de raampjes tekort, maar die haalde Jaap 's avonds weer even bij het nieuwe huis. Ze lagen verspreid in de tuin, het waren nu wel heel duidelijk resten, die de timmerlui niet meer nodig hadden. Toen ontbrak er nog een
| |
| |
plankje voor het deksel en vader meende, dat er op de zolder nog zo'n stukje moest liggen, maar Jaap zocht de hele zolder af en kon het nergens vinden. Toen ging hij maar weer even terug naar het nieuwe huis en vond in de garage twee stukjes, die juist passend zouden zijn. Het kostte hem nu al veel minder moeite, om iets weg te nemen dan de eerste keer met die latjes. Je moest je maar zien te redden in de wereld, dacht hij. Je kon er wel op gaan zitten wachten, tot je geholpen werd, maar zo ging het vlugger. In zulke kleine dingen moest je niet al te precies zijn.... Voor zo'n keertje, wat gaf dat nou?.... Als je maar oppaste, dat geen mens je zag, want dan dachten ze natuurlijk, dat je dat altijd deed.
Jaap snuffelde vrijmoedig het hele huis door, propte een half pak spijkers, dat ergens op de vloer tussen een hoop spaanders en rommel lag, in zijn broekzak en vond buiten, zo maar neergesmeten in de tuin, een stuk asphalt, dat mooi te pas zou komen voor de bekleding van de deksels. En hij kwam veilig thuis met zijn vrachtje. Alleen moest hij in het bos zich even schuil houden in een greppel, omdat er mensen over de weg gingen. En bij huis gooide hij de hele boel gauw in de sloot, omdat moeder bij vader in de tuin stond te praten.
Toen kreeg hij toch wel even een ellendig gevoel, toen hij net moest doen, of hij maar een beetje had lopen rondslenteren en toen moeder zo blij en dankbaar zei: ‘Fijn, hè Jaap, dat die tweede kast nu ook al bijna klaar is! Dat ene plankje zal er ook nog wel komen, hoor!’
Hij werd er verlegen van, want zijn moeder kon hij niet bedriegen. Maar toen hij aan het plannetje dacht, lukte het hem beter, om een onschuldig gezicht te zetten. Het ging immers allemaal om haar! Om haar een nieuwe mantel te kunnen kopen en om haar zorgen te verlichten!.... Dat was toch geen bedriegen?....
| |
| |
Toen ze weg was, haalde hij de spullen uit de sloot en bracht ze bij de bijenstal. Vader keek hem onrustig aan en vroeg aarzelend: ‘Jongen, maak je het niet te bar?’
‘Wel neen, vader!’ zei Jaap lachend. ‘Dat beetje rommel, daar kijken die timmerlui toch niet meer naar om! Ze hadden het allemaal weggegooid....’ Dat was eigenlijk niet helemaal waar, maar waarom zou vader zich zorgen maken? Hij had het immers?....
Maar toen de spijkers voor de dag kwamen, schrok vader echt en hij wou zelfs niet geloven, dat die tussen de spaanders gelegen hadden.
‘Neen, dat is te erg,’ zei hij beslist. ‘Je mag er niet meer heen, Jaap. Het is uit! Man, man, ik zou niet graag willen....’
Hij pakte de spijkers op en bekeek ze.
‘Ik kan ze goed gebruiken, daar niet van,’ zei hij toen. ‘Maar neen, dat moet toch niet....’
En toen, onrustig: ‘Heeft niemand je gezien?’
‘Geen mens,’ zei Jaap.
Nou, toen borg vader ze toch maar op in zijn kistje. Even later zaagde hij een van de plankjes op lengte, spijkerde het vast met de nieuwe spijkers, knipte het asphalt, spijkerde dat op het deksel en ook de tweede kast was klaar. De volgende dag nam hij een paar dubbeltjes uit het potje voor een beetje verf en toen Jaap uit school kwam, stond de kast geschilderd als de twee andere, groen met wit. Hij zette er meteen een kunstzwerm uit zijn oude volk in, dat werd nu tijd. Eerst zocht hij het raam, waar de koningin op liep en zette dat voorzichtig over in de nieuwe kast, daarna nog twee ramen met gesloten broed. Het oude volk kreeg er drie lege ramen voor in de plaats en bleef nu zonder koningin achter, maar dat teelde nu wel een jonge.
Ziezo, nu stonden er drie kasten naast elkaar, nu leek het een
| |
| |
echte fijne bijenstal!.... Maar dat derde volkje, die kunstzwerm, was wel heel erg klein, want alleen de heel jonge bijen bleven bij de oude koningin, de andere vlogen allemaal terug naar het oude volk.
‘Als ik nu nog eens één flinke zwerm ving,’ dacht Jaap, ‘en die met dat kleine volkje kon verenigen tot één flink volk.... Dan had ik drie sterke volken, dàn kreeg ik een flinke partij honing!....’
Maar dat zou wel heel toevallig wezen, als het hem voor de tweede maal in dit jaar nog eens gelukte! Toevallig.... hij kon het woord niet meer horen, of hij moest denken aan wat moeder er van gezegd had....
‘Er bestaat geen toeval. God stuurt de zwermen, waarheen Hij wil,’ zou moeder zeggen. Maar in ieder geval kon hìj er dus niets aan doen. Je moest maar afwachten, of het misschien nog eens lukken wou.... Ofschoon,.... met zo'n lokkorf.... Hij nam de korf, die hij nog steeds niet teruggebracht had, in handen. De raatjes zaten er nog prachtig in. Wat een mooie blanke raatjes!.... Als dàt nou eens lukte, hè, met zo'n lokkorf!.... Was 't niet helemaal eerlijk? Waarom pasten de imkers dan niet beter op hun zwermen?.... Waar zou hij de korf moeten zetten, àls hij het nou eens wilde doen?....
Hij liep de tuin rond en zocht een geschikt plekje. Dáár, onder de heg en een beetje achter die vlierstruik, dat zou niet gek wezen. Daar kwam nooit iemand, alleen de zusjes speelden er soms.... Als hij de korf daar neerzette, geen mens, die er erg in zou hebben.... De bijen natuurlijk wel, die kwamen overal....
Hij liep er een poos over te denken. Doen of niet doen.... Weet je wat, hij zou het aftellen op de knopen van zijn bloes: Doen, niet doen, doen, niet doen!.... Och, wat een onzin!.... Hij liep naar binnen. Vader en moeder zaten in de kamer en
| |
| |
ze zwegen plotseling.
Maar aan vaders gezicht kon hij best zien, waar ze het over gehad hadden. Over hun zorgen natuurlijk. Vader zat weer in de put en moeder had natuurlijk als altijd geprobeerd hem er uit te halen. Waar haalde moeder de kracht vandaan, om je maar iedere keer weer op te kunnen vrolijken?.... Het gebeurde niet vaak, dat het ook haar teveel werd. Maar nu scheen dat toch het geval te wezen!.... Ze zat diep over haar werk gebogen en een traan glinsterde op haar wang. Die schat, die stakker!.... Jaap balde zijn vuisten in
| |
| |
zijn broekzakken. Dat was toch wel zo'n naar gezicht, als je je moeder zag huilen! Dan voelde Jaap zich zo ellendig, dat hem alles niets meer schelen kon.... Hij stond moeder bij het raam te begluren. Wat naaide ze daar toch?.... O, hij wist het al. Ze had een meelzak, een witte linnen zak met grote rode letters, die tornde ze los en daar naaide ze hemdjes van. Hansje en Mien droegen er elk al zo een en als die hemdjes gewassen waren, werden ze op de zolder gedroogd, omdat moeder zich schaamde voor die armelijke hemdjes en niet wilde, dat de buren ze zagen. Geen wonder, dat ze nu ook eens zorgelijk keek en een paar diepe rimpels in het voorhoofd had....
Jaap liep plotseling de kamer uit. Doen of niet doen?.... Hij vroeg het niet meer. Hij pakte de korf en plaatste die onder de heg, boog er de takken wat over en gooide er een beetje stro en gras tegenaan. Zo zag je er bijna niets van. Hier maakte geen mens hem wat om, want niemand zou erg hebben in dit verborgen hoekje. Als nu de bijen maar kwamen!.... Je moest er een bordje bij kunnen zetten: Woning te huur.... Wacht eens, hij moest zien, een beetje honing te krijgen en dat om het vlieggat smeren, daar kwamen ze wel op af! Morgen kon hij wel een beetje uit een van de kasten halen misschien.... Als hij die korf nu nog maar een poosje houden mocht! Als die boerin hem maar vergeten was....
Hij stond er bij te kijken, tot het schemerig begon te worden. Toen slenterde hij langzaam naar huis. Moeder kwam buiten, haalde een handdoek van de lijn, ruimde Hansjes kruiwagentje op en lachte tegen hem.
‘Zo, bijenman!’ zei ze en pakte hem speels bij zijn oor. En van haar zorgen was niets meer te merken, want haar ogen, hoewel nog ernstig, glansden alweer van een geheimzinnige blijdschap. Als je daar nou ooit verstand van kreeg!.... Net, of ze iets
| |
| |
wist, dat haar ondanks alles altijd weer blij maakte! Net of ze ook een geheimpje had!....
Jaap sloeg plotseling zijn armen om haar heen en drukte even zijn hoofd stijf tegen haar arm.
‘Lieverd!’ zei hij en vluchtte verlegen naar binnen.
|
|