'Wie kan dat toch zijn, die stroper,' zat Gijs zich af te vragen. 'Niet iemand uit de buurt, dat weet ik haast wel zeker... Waarschijnlijk iemand uit een ander dorp, die er achter gekomen is, dat hier veel wild zit en een oude boswachter. Maar het zal hem opbreken, wacht maar! Die boswachter is nog zo min niet!'
'De notaris was zo kwaad,' vertelde Jaap. 'Hij zei tegen Opa: je wordt te oud. Daar schrok Opa van, geloof ik!'
'Geen wonder,' zei Vader. 'Dat was lelijk gezegd, hoor! Het zou erg naar zijn voor de boswachter, als hij ontslagen werd!'
'Hij wordt niet ontslagen,' zei Gijs. 'Ik ken zijn baas, die knorrepot, langer dan vandaag. Een grote mond, maar een heel klein hartje, zo is de notaris. Hij was natuurlijk kwaad, omdat die haas zo had liggen lijden in de strik. Het is ook een verschrikkelijk wreed bedrijf, die stroperij. Daar moet je oog voor krijgen, vroeger dacht ik daar ook niet bij na...'
Het werd een poosje stil. Ze dachten er allen aan, dat Gijs vroeger, heel vroeger, ook gestroopt had.
'Is het dáárom verboden?' wou Moeder weten. 'Omdat het zo wreed is?'
'Het is ook diefstal,' zei Vader.
'Diefstal? Het wild is toch eigenlijk van niemand,' dacht Moeder.
'Het wild in het bos is van de notaris,' legde